Lycopodium
Over Lycopodium
Wolfsklauw, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit L. Watson.
Dit zijn altijdgroene planten met een opgaande, 1m of meer, kruipende of klimmende stengels.
Hun vaatvorm is zeer eenvoudig opgebouwd. Ze bezitten kleine, schub- of naaldvormige bladeren. Aan de onderzijde zitten gaffelachtige en vertakte wortels.
Aan het eind van de stengel dragen de bladeren een soort sporangium. Ze bevatten talrijke sporen die pas na 6-7 jaar kiemen en een embryo geven.
Het is een wijd verspreide familie die gevonden wordt in de beide tropische zones en gematigde streken.
Bij ons waren ze algemeen in veenlanden.
Ze variëren enorm onder verschillende klimatologische omstandigheden wat een probleem is om tot het totaal aantal soorten te komen. Sommigen schatten het aantal op meer dan 400 terwijl anderen op 40 komen.
Lycopodiaceae, wolfsklauwfamilie.
Historie.
Wolfsklauw is een van de oudste plantensoorten ter wereld. In de voorwereldlijke periode was het een hoofdbestanddeel van de vegetatie en kwam voor in statige vormen. In het Devon en Steenkool treden geschubde bomen op, Lepidodendron en Ulodendron, die tot 10 m hoog waren en waarvan de stammen een meter in omvang haalden. Opvallend is hun uitbreiding in de dikte door een cambium laag. Hun takken waren bezet met smalle bladeren die in spiralen om de stam stonden. Op de stammen kwamen eigenaardige littekens voor ten gevolge van de afvallende bladeren. De zegelboom, Sigillaria, kwam voor in steenkoolformatie en was zuilvormig, meestal onvertakt en kon toch 25m halen en 1-2 m dik worden. Zo waren er verschillende vormen, de Sigillariostrobus was weer aarvormig. Er zijn zo’n 80 soorten gevonden in de steenkooltijd, zo’n 300 000 000 jaar geleden. Van deze soorten zijn in het Carboon onder meer steenkool en gas gevormd.
Toen waren het nog boomvormen van 30m, maar de nu hier inlands groeiende wolfsklauwen zijn lage, groenblijvende en kruipende plantjes met maar een beperkte lengte.
Soorten.
=Lycopodium annotinum, L.(van het laatste jaar) blijft ook in de winter groen, 5-10 cm hoog met een kruipende, tot meer dan 1 m lange hoofdstengel.
De onvruchtbare bladeren staan in spiralen, zijn hard en hebben een stekelige punt.
De vruchtbare bladeren met aren verschijnen in augustus en september en staan alleen aan de einden van de zijtakken.
Komt voor op vochtige, zure grond langs de rand van het bos en tussen de heide in noordelijke streken van N. Halfrond.
Naam.
Stekende wolfsklauw, Fries stikelige wolvepoat, Duits Schlangen-Brlapp, Sprossende Brlapp, Wald-Brlapp, Engels stiff clubmoss, interrupted clubmoss, Frans lycopode feuilles de genvrier, lycopode rameaux dյn an.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Lycopodium clavatum, L. ( knotsvormig, sporenstand)
Deze heeft een zeer lange, kruipende stengel die soms wel een meter lang is en weinig geworteld, met vele vertakkingen die een weinig boven de grond uitkomen maar al gauw weer gaan kruipen. De takken kruisen elkaar en vormen een groen netwerk over de grond, vandaar de Zweedse naam matte grass. Omdat de stengeltjes slangsgewijs in elkaar gedraaid zijn en van deze plant wel vloermatten gemaakt werden, vandaar slangenmos.
Onvruchtbare bladen staan in spiralen en zijn lijnvormig, naar binnen gedraaid, en eindigen in een puntige haar. Die geeft de plant dan ook een grijsgroene kleur, hoewel die verder helder groen is. Aren zijn gesteeld en staan met 2 of 3 bij elkaar, bebladerd, eirond en een paar cm lang.
Groeit op de vochtige heide en in dennenbossen in Eurazië. Door zijn grote verspreiding zijn er diverse subspecies en var; Lycopodium clavatum subsp. clavatum, Lycopodium clavatum subsp. clavatum var. clavatum (Europa, Azië, N. Amerika) Lycopodium clavatum subsp. clavatum var. aristatum (van een kafnaald voorzien) (Mexico, Cariben, Centraal Amerika, noordelijk Z. Amerika en N. Argentinië, Lycopodium clavatum subsp. clavatum var. asiaticum (uit Azië) (Japan, noordoost China) Lycopodium clavatum subsp. clavatum var. borbonicum (uit ile Bourbon, nu Runion) (centraal en zuid Afrika), Lycopodium clavatum subsp. clavatum var. kiboanum (bergen van tropisch Afrika), Lycopodium clavatum subsp. contiguum (doorgaan) (zuidelijk centraal Amerika en noordelijk Z. Amerika (Lycopodium contiguum)
Het is de grootste van onze inlandse wolfsklauwen. Het wordt gebruikt bij blaasziektes en de sporen als strooipoeder bij wondjes van kinderen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De tweede soort van mos heet hier te lande gewoonlijk wolfsklauwen of klauwmos en daarvan hebben we de Griekse en Latijnse naam Lycopodion en Pes lupi gemaakt, hoewel dat tegenwoordig vele het Muscus terrestris, dat is aardmos, noemen. Het heeft die naam gekregen omdat op het eind van haar takjes kleine witte puntjes als klauwtjes staan die veel op de klauwen van de wolven lijkenծ.’
Lycopodium, van het Griekse lykos: een wolf, en pous: een voet, het ruige uiterlijk en de uiteinden van de stengels die aan klauwtjes of een dierlijke voet doet denken. Wolfspoot of wolfsklauw, Duits Wolfsklauwe en Engels wolfճ claw, Franse pied de loup, lycopode officinal.
Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Barlap, Guriklekraut, Scilkraut en Harscar.’
In de 16de eeuw werd het gewas bij Bock als Beerlapp vermeld, Baratapli, nu Barlapp, waar lappo: hand, voet of poten betekent en vandaar berenklauw. In Zwitserland als Baratapa of Wolfstope. Harschar bij Bock, Haarschaar,
Dodonaeus ‘In Hoogduitsland heet het ook Teuffels klauwen.’
Naar de vorm in Engels ground pine, buck grass, buckhorn moss, stagճ horn moss, naar de geweiachtige vertakkingen, fox tail, Duits Lowenfus, Loewenfuss, Schlangenmos of Teufelsklauen Naar de gaffelig vertakte delen met de voet van kraaien en vandaar Kreienfoot, Krahnharծ, Kreinfot, Kroapfute, Kroatritt, Kroasuass, Krahnhaxծ. Op de bosgrond kruipt het als een slang en vandaar slangengras, Otternwurzel, Schlangengras, Schlangenmoos, Stangamoos, Narschar, Natternkraut en in Zwitserland Schlangamies, in Oberharz ook Drachenschwanz.
Dodonaeus (d) ‘In vele apotheken plag ze zeer kwalijk Spica Celtica te heten en noch kwalijker, ja met een bijster grote dwaling in plaats van de echte Spica Celtica in de bereiding van vele geneesmengsels gedaan te worden. Lobel noemt het Muscus clavatus, Pes leoninus en zegt dat ze van Cordus kwalijk Chamaepeuce genoemd wordt.’
L. clavatum: met een knots, clava, uitgevoerd naar de vorm van de spoorhouders, was bij de apotheken wel bekend als Muscus clavatus, vandaar Engels club-moss, Duits Kolbenmos. Of de plant selago die Plinius in zijn natuurgeschiedenis beschrijft en die naar hem door de Gallische druden met toverachtige riten verzameld werden een Lycopodium soort is (Lycopodium selago?) is, is niet zeker. Ook later toen de planten beter beschreven werden kwam het nog voor als mos wat uit zijn betekenis Muscus terrestris of aardmos blijkt bij Bock, Matthiola en Dodonaeus. H. Bock beschrijft de Beerlap onder het ‘Gurtelkraut’ en rekent het onder de mossen.
(e) Het in de apotheek gebruikte sporenmeel wordt Alpenmehl, Bergschwefel, Droegpulver, Erdschwefel, Frattmehl, Frieselmehl, Hexenmehl, Hexenstupp, Kramehl, Krahstupp, Klopfpulver, Nudelstupp, Nixmehl, Nikopodգhum, Planzenschwefel, Taplimehl, Trockenpulver, Waldstaub en Wurmmehl genoemd, bij ontsteking bliksemt het, Blitzpulver, Pudertapli, Poeschpulver, Streumehl, Steinpulver, Zigeunerkraut, verder Follachchubel, Jagerkraut, Kohlerkraut en Kosen of Kothe, Mursemau, Murzemau, Saukraut, Sausanne.
Dodonaeus (f) Ԛe is hier te lande berenklauwen en van sommige wijnkruid genoemdծ
Weingrien bij Bock, Weingrun, Weinkraut (vroeger tot het zuiveren van wijn gebruikt)
(g) Verder. In bijgeloof komt voor in Bohmerwald Truttenfuss, Drudenmehl, Drudenfuss (Drude=heks, druden voet het in elkaar gedraaide dubbele driehoek) Drudenkraut, ook veel Hexenkraut, Duwelsranken. Kruttenfuss, het is een Gertel, Waldgurtel, Gurtelraut en St. Johannesgurtel, Neungleich of Neunheil bij Bock.
Backengras, Backerdaas en Ofenwisch wijzen op het gebruik van het omkeren in de bakoven.
In vele plaatsen van Zwitserland werd het op de houten emmers (Folla of Siena) gedaan of daardoor de melk te laten lopen en te zuiveren, vandaar Follaschubel, Milchmies, Sienamies, Sienaschrut, Milchmies.
Het Zappelkrautich als onrust over de deur gehangen kruid, Unruhe, Seilkraut,
Naar de draaiende vorm van de sporangien Nudlmies.
Medisch tegen de blaas en krampen als Seichkraut, Gramkraut; krampkruid, Krampfchrut, Harnkraut, Krampschrut, Lauskraut en Flohkraut als afkooksel tegen ongedierte gebruikt. In Itali licopodia, Franse mousse massue.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Aardmos dat we wolfsklauwen noemen laat de plas rijzen en zoals Hiëronymus Tragus verhaalt breekt of vermorzelt het de stenen van de blaas of nieren en leidt ze uit het lijf.
Dat mos gestoten en in wijn gekookt en op de voeten gelegd verzoet de jichtige of flerecijnachtige smarten er van.
Ook heeft dit mos een ander gebruik en nuttigheid zoals dezelfde Tragus betuigt, te weten dat het de wijn die begint te trekken en taai te worden of te bederven wederom goed maken en op zijn oude stand brengen kan als het in de ton of vat gehangen wordt.’
Tegen het eind van augustus worden de sporendoosjes rijp en barsten open waarna de lichtgele sporen kunnen ontsnappen. In de 16de eeuw werd voor het eerst melding gemaakt over het medische gebruik van de sporen.
Die olierijke en waterafstotende sporen, Semen Lycopodi, werden in de apotheek wel gebruikt om er pillen mee in te hullen die dan niet vochtig werden en als opdrogend middel tegen smetten bij kleine kinderen gebruikt. Ook bij lichte ontvellingen werd dit middel gebruikt die daarom wel smet- of stuifpoeder genoemd.
Wolfsklauwen bezitten licht giftige alkaloïden. In Noordelijke streken werden ze zo wel gebruikt om er een prikkelende zalf van te maken. Een afkooksel of aftreksel werd gebruikt als braakmiddel.
De pijnbladige wolfsklauw werd wel gebruikt in noordelijke streken, in plaats van aluin, om kleuren op het doek te bevestigen.
Vooral de grote wolfklauw levert het zogenaamde heksenmeel, Duitse Hexenmehl, Blitz-, Streu- of Moospulver, dat zijn de sporen van de plant die aluminium houdend zijn. Door die aan te steken ontstaan er kleine ontploffinkjes wat gebruikt werd om er vuurwerk van te maken. Magiërs bereikten er een speciaal effect mee op het toneel, een bliksemeffect, bliksemmeel. Voor de ogen van het publiek werd het onzichtbare poeder in brand gestoken en ontstak zo als een vuurvlam in de lucht. In Duitsland heet dit zo Hexenmehl omdat het zich brandend als een duivelachtig blauwachtige bliksemslinger op het toneel openbaarde.
Het behoort tot de planten die de bliksem aantrekken, mag dus niet in huis komen, is ook gevaarlijk omdat de ganzen, eenden en kippen niet gaan broeden, de jonge dieren kunnen dan ook niet uit de eieren komen.
Een afkooksel van de gehele plant werd wel gebruikt als afvoerend en plas drijvend middel. In de vorm van een emulsiemix werd het poeder bij het volk in blaaszwakte eetlepelsgewijze gebruikt, 15 tot 20 gram op 1275 gram water.
De kruipende stengels van Lycopodium clavatum L. en Lycopodium complanatum, L. (effen) werden vaak voor kerstmis en kerkversiering gebruikt.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Lycopodium complanatum, L. (afgevlakt) (=Diphasiastrum complanatum) met tegenoverstaande, in 4 lange rijen staande en tegen de stam gedrukte bladeren.
De kleine wolfsklauw lijkt op de grote wolfsklauw, maar heeft geen witte haren aan de top van de stengels. De sporen staan op dunner bebladerde stengels aan de top. De bladen staan stijf tegen de stengel aangedrukt. Aren staan op lange los bebladerde stelen. Vruchtbare bladen zijn kort toegespitst. De stengels kruipen in hoofdzaak onderaards.
Naam.
Kleine of vlakke wolfsklauw, Harschar bij Bock, Hertesspankraut, Hirschweigkraut, wilder Sadebaum, Wald Sevenkraut bij Bock, Zypressen-Barlapp, Waldcypress in O. Pruisen, zie Juniperus sabina, Engels groundcedar.
Uit C. Lindman.
Lycopodium selago, (gezicht en genezend) L. (=Huperzia selago) groeit eerst omhoog en na een tijdje wordt het meer kruipend. Een stengel komt er uit de voet die twee of driemaal vertakt is tot het een bosje vormt die plat is aan de top. De takjes zijn zeer ruw en dik bekleed met elkaar overlappende bladeren, glanzend helder groen
Bladen staan in 8 rijen en zijn lijn/lancetvormig en gaafrandig.
De vruchten komen niet in katjesachtige aren, maar staan in de oksels van de bladeren van de bovenste stengels. Die zijn meestal 8-18cm hoog, soms meer.
Komt voor op de heide in Noordelijke gebieden.
Naam.
Dennenwolfsklauw, Engels fir club moss, upright fir moss, ground-pine en running-pine, Duits Dehnkraut of Tannenbarlap.
Duitse namen zijn verder; Lauskraut in Tirol, Maschlaber in O. Pruisen, Purgierbarlap, Maschleber, Mursemau, Myrman en Betalpen.
Gebruik.
Het is het oude mos van de Highlanders. Selago is de oude naam van een of andere succulente plant en ontving de naam van het Keltisch sel: gezicht, en jach: genezend, omdat het goed was tegen oogklachten. Het werd gemaakt tot een irriterende zalf die gewreven werd op de oogleden. Het moet wel voorzichtig gebruikt worden want te grote dosis veroorzaakt duizeligheid en kan blaren op de huid trekken. Linnaeus merkt op dat het bij de Zweden gebruikt werd om wormen te doden.
De naam heksenkrans, -kruid, Duits Truttenfus en Drudenkraut, omdat de voort kruipende takjes vaak kringvormig groeien. Hier kwamen de heksen ‘s nachts dansen. De druden waren bij de Kelten de hoogste in stand, ze waren de priesters, leraren, artsen en voorzeggers met grote voorrechten. Die gebruikten een plant, selago genoemd, bij de behandeling van oogziektes en beschermde vooral tegen onaardse creaturen en zwarte magie.
Net als de mistel werd die met grote zorgvuldigheid verzameld. Geen ijzeren gereedschap mag dit kruid beroeren, ook de blote hand is die eer onwaardig, die moet in een bijzonder omhulling hebben, een 'magus’ Die bekleding moest gewijd zijn en door een geheiligd persoon heimelijk met de linkerhand weggenomen worden. Het kruid mocht alleen door een wit geklede priester met ontblote voeten verzameld worden die in helder water gewassen moest zijn. Voordat hij de plant plukte moest hij een offer van brood en wijn brengen, dan werd de plant van de plaats, waar ze groeide, in een nieuwe en schone doek weggedragen. Het werd een godsgave genoemd, Davydd: de onderwerper, in moderne Wells is het ‘Tras Duw’, wat Gods genade betekent. De plant werd ook als talisman aangezien die de bezitter tegen alle onheil schutte.
Op het eiland Sain, in de Loire, werd het kruid gesneden door een non van de Druïden als ze het mos nodig hadden voor de altaren van Ceridwen of dat hun krijgers erom vroegen om hun pijlen te vergiftigen. Ze moet ijzer mijden want als dit het mos raakt komt er zeker heibel. De selago werd gevonden en er werd een cirkel boven getrokken, dan haalde ze het mos er uit met de top van de pink, haar hand was bedekt met een kleed die nog nooit gebruikt was.
Door het christendom verloren de druïden hun aanzien en kwamen ze zo in de roep van toverij en zo werden ook de bomen waaronder ze in oude tijd hun oordeel uitgesproken hadden heksenbomen. Zo werden ook de planten waarmee ze hun heling volbrachten tot heksenkruiden. Anderen vatten het woord trud op als heks en zien daarin een oud Germaans woord.
In Zweden werden er kransen van gemaakt die op feestdagen gedragen werden. Zo’n gebruik was er ook in Duitsland waar het gedragen werd op de hoeden met primula’s en gentianen, zo ook in Engeland.
Folklore.
In oude tijd nagelde men de plant tegen heksen aan staldeuren en in de vorm van een krans onder de naam unruhe: onrust (omdat de krans door zijn gelijke dikte zeer licht is en steeds beweegt) in slaapkamers. De onrust hangt echter roerloos als een heks de kamer betreedt.
Men droeg het als gordel om het lijf als afweermiddel van vermoeidheid.
Leuke dingen gebeuren er bij de Slowaken. Het is vergeefse moeite om uit te zoeken hoe die plant als de beste verdediger van het recht werd en tot een goed slot in processen bij het Slowaaks volk kwam. De gedaagde, als die ’an causam attractus,’naar het gerecht gaat, hoeft maar een stuk Barlapp onder zijn kleed te dragen zodat een goede uitspraak met grote waarschijnlijkheid volgt, zelfs als de pissigste verdedigingsrede van goed betaalde advocaten en zelfs als die Doctor juris utriusque gehouden werd. Maar, merkwaardiger wijze helpt de plant ook tot snelle en goede verkoop van ossen en koeien als de verkoper op weg naar de markt een stukje van dit kruid bij zich steekt.
Toen de boeren nog in elk huis een chemisch laboratorium hadden en uit rogge brandewijn destilleerden, toen wreef men elke ketel met deze plant in zodat er echt veel brandewijn gedestilleerd werd. In kroegen had men over de deur een stuk van dit kruid zodat veel mensen binnengelokt werden.
Trouwlustige meisjes droegen de plant ingenaaid in hun kleed zodat ze vele dansers kregen. Op zonderlinge wijze zou de Ҏetata Ӡ(Niet vader)de conceptie onmogelijk maken en vandaar de naam. Dat dit niet geheel waar is heeft menig lichtgelovig meisje ondervonden. Waar veel volk, jong of oud, bijeen is en als iemand voor z’n plezier een stuk Netata ongemerkt tussen de mensen gooit zal die merken dat ertussen die vreugde plotseling strijd ontstaat, ruzie en dergelijke waar de veroorzaker van die dissonantie maken moet dat hij weg komt. Wie Netata bij zich draagt, daar hebben de boze geesten en zelfs de duivel geen toegang.
In Galicië dient de Tannen-Barlapp (L. selago) als abortief. Naar het geloof van de Slowaakse meisjes maakt de Keulen-Barlapp (L. clavatum) die conceptie onmogelijk, ze noemen het daarom Netata= niet vader. In de Oekraïne omgorden de vrouwen zich bij overmatige menstruatie met een gordel ervan. In de Lunenburger heide beschermen de sporen van het in januari verzamelde ‘Krainfut,’(+Krahenfuss, Barlapp) de kleine kinderen voor krampen. Om lidkrampen te verdrijvend schuift men in Toggenburg een bosje Barlapp in de laarzen of legt het in bed tegen de voeten. Deze twee laatste gebruiken voeren wel op het geloof terug van de toverachtige eigenschappen van de wolfsklauw, de kramp is meestal aangehekst. De mening dat wolfsklauw bozen toverij onwerkzaam maakt schijnt van Slavisch afkomst te zijn en is opvallend dat het in het Bohemer woud aangetroffen wordt. Net zo dragen de schaapsherders in Walachei in de hoed graag een twijg als middel tegen betovering. In de Harz hangt men kransen van wolfsklauw, ook Hexenkraut genoemd, over de deuren. Zo’n krans, ‘Unruhe beweegt zich steeds (door luchtbewegingen) als een heks binnen komt, ander staat hij stil. De Kujawen in Polen geloven vast dat de wolfsklauw de bliksem aantrekt en willen hem daarom niet in hun huizen. Merkwaardig dat het ook voor de jongen van kippen, ganzen en eenden gevaarlijk zou zijn, die dieren kruipen niet uit het ei als er zich zo’n tak in huis bevindt. Uit hetzelfde geloof komt voor dat men hetzelfde zegt van in de omgeving van West Pruisen van de keukenschel, Pulsatilla en in Poitou van de sleutelbloem, Primula. In het eiland Iglau houdt men het voor een ‘Irrkraut ‘wie er na zonsopgang op stapt gaat verloren en verliest de weg. In andere gebieden wordt de varen als Irrkraut aangezien of christoffelkruid.
Surinaamse folklore.
Lycopodium heet daar pratie lobbie: scheidt liefde. Hebt u een aantrekkelijke buurvrouw, zorg voor een echtscheiding. Zet deze plant als iedereen slaapt, Գ nachts, waarbij je niet gezien mag worden, in de kamer van de buurvrouw. Je neemt een loden spijker en wikkelt daar de snorharen van een tijger omheen, zonder tijger, en verstop dit geheel achter het huis op een onopvallende plaats. Het eerste wat er nu gaat gebeuren is dat de buren ruzie krijgen en er binnen de kortste keren echtscheiding volgt. Succes gegarandeerd als je er maar voor zorgt dat je de buurvrouw op tijd opvangt.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl