Hippomane
Over Hippomane
Manzanilla boom, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik
Uit P. Turpin.
Dit is een giftige en tropische boom.
1 soort die verwant is aan Sapium.
Euphorbiaceae, wolfsmelkfamilie.
Hippomane mancinella, L. (Spaans Mancinella, van manzana appel, van Matius, Romeinse schrijver van een kookhandeling) glimmende bladen zijn eenvoudig en staan afwisselend.
Groenachtige bloemen in aren.
De rijpe vrucht is groengeel en lijkt op onze appel.
Een vrij grote boom met dikke grijze gladde stam en talrijke uitgespreide takken als onze appelboom, 15m.
Het is een melksap voerende boom uit kusten van Midden en Z. Amerika. Is beschreven in 1690.
Het staan onder de boom veroorzaakt blaren. Het branden van de boom kan blindheid veroorzaken als de rook in de ogen komt. De vrucht kan ook fataal zijn als het gegeten wordt. Vele bomen dragen een waarschuwingsteken en andere hebben een rode X op de stam om gevaar aan te duiden. In de Cariben werd het sap op pijlpunten gedoopt om tegenstanders te doden, ook de watervoorziening van hun vijanden. Als een soort marteling bonden ze hun vijanden aan de boom en lieten hem verder daar.
Een apart gezicht is dat het een wit melksap uitgeeft tijdens regen.
Naam, etymologie.
Hippomane, van Grieks hippomanes, hippo: paard, mania: dolmakend of paarden-mania, een naam geleend van Theophrastus. Paarden worden door het te eten woedend bronstig.
Dolboom, manzanillaboom, hippomane of mancenieljeboom heet in het Engels manchineel, manzanillo tree, in Duits Manzanillobaum, Manschinellenbumen, Frans mancenillier, van Spaans manzanilla; kleine appel, nu manzanilla de la muerte, lleine doodsappel.
De boom en zijn delen bevatten sterke toxinen. Geeft een wit melksap af tijdens regen en als je er dan onderstaat kan je blaren op de huid krijgen. Het verbranden van de boom veroorzaakt blindheid als de rook in de ogen komt. De vrucht kan ook fataal zijn als die gegeten wordt. Vele bomen dragen een waarschuwingsteken of een X op de stam als zijnde gevaarlijk. Vanwege de snelle groei en rijke bladerdos zou het een prima laanboom zijn maar in de Antillen is de aanbouw verboden omdat de kleine appels vergiftig zijn. Men meent dat de daar groeiende Bignonia leucoxylon L. het beste tegenvergif hiervoor zou zijn.
(164) 'Na de beschrijving van de geslachten van Tithymalus of wolfsmelk moeten we iets van het Hippomanes uit verschillende oude schrijvers verhalen en tezamen brengen en dat alleen omdat de Grieken van het landschap Arcadië uit deze Tithymalus of het geslacht van wolfsmelk de Hippomane plegen te nemen of te verzamelen zo Theophrastus betuigt in zijn 9de boek van de beschrijving der kruiden en zo hij daar ook schrijft het beste Hippomane werd in hetzelfde landschap van Arcadië omtrent de stad Tegea gemaakt en was in zijn tijden meest gezocht en voor het krachtigste gehouden. Maar andere oude schrijvers spreken er verschillend van, nochtans ze bekennen allen dat het een vergiftig ding is en geschikt om er kwaad mee te doen en om in toverijen en in verboden of ongoddelijke kunsten te gebruiken.
De poet Theocritus betuigt in zijn Pharmaceutria dat Hippomane een gewas is waardoor de paarden dol gemaakt worden en schrijft op de volgende manier:
Arcadië brengt voort Hippomane met hopen;
Wat de paarden dol langs het gebergte doet lopen.’
Vergilius en Tibullus, beide Latijnse poten hebben het Hippomane voor geen kruid of ander aards gewas gehouden, maar voor een vergiftig en dodelijk slijm of schuim wat uit het geslacht van de merries vloeit of traant wanneer ze heet, lopig of met ritsigheid bevangen zijn en bijna dol zijn door grote lust en begeerte die ze hebben om besprongen te worden. De woorden van Vergilius in het 3de boek van zijn Georgica of landinning luiden aldus:
‘Dan mag ge het aanzien van de door hun gemaakte vloeden
Een taai vergiftig slijm dat dikwijls wordt verzameld
Van menig kwade vrouw om ons te dol te maken,
Van onze landlieden met recht Hippomane genoemd.’
Tibullus in de vierde Elegia van zijn 2de boek beschrijft het met diergelijke woorden:
‘Hippomane dat plag de merries te ontvloeien.
Wanneer de liefdesbrand hun oor lust dol laat worden.’
Met welke woorden Virgilius te kennen geeft, zo Servius de uitlegger van Virgilius schrijft dat de herders of landlieden dat slijmerig nat of taaie vochtigheid met recht en met een eigen naam Hippomane genoemd hebben, gemerkt dat het woord Hippomane in het Grieks niets anders betekent dan of men paarden dolheid zei of paarden dol makend ding, maar dat het kruid of dat ander gewas wat Theocritus en voor hem Theophrastus Hippomane noemen met onrecht en geenszins met zulke goede redenen als het ander Hippomane genoemd mag wezen al is het dat het misschien enige kracht had om de paarden zo dol te maken als of hun de voor vermelde ritsigheid en hete begeerte aangekomen was.
Aristoteles beschrijft ook in het 18de kapittel van het 6de boek van de beschrijving van de dieren dat Hippomane een vochtigheid is die van de hete merries vloeit of traant en zegt aldus: 'De merries komen in tijden dat ze lust hebben om besprongen te worden meer bijeen en zijn veel liever tezamen dan tevoren en schudden of roeren hun staarten vaker dan tevoren en veranderen hun stem of briesen anders dan ze plegen en bovendien zo ziet men uit hun geslacht dan een zekere vochtigheid vloeien of druipen dat enigszins op het zaad lijkt, maar veel dunner dan hetgeen dat de hengsten van zich schieten. Deze vochtigheid wordt van sommige Hippomane genoemd en niet hetgeen dat aan de eerst geborene veulentjes plag te hangen. Aldus schrijft hij in dat voor vermelde kapittel, nochtans vindt men dat hij in het 22ste kapittel van hetzelfde boek anders geschreven heeft, te weten dat hetgeen dat aan de nieuw ter wereld komende of geworpen veulentjes hangt ook een Hippomane is en zo genoemd wordt want hij schrijft er aldus van: ԡls de merrie geworpen of gebaard heeft dan plag ze haar nageboorte of secondine straks op te eten of in te zwelgen en meteen ook hetgeen dat aan het voorhoofd van het eerst geboren veulentjes vast is en Hippomane heet wat van grootte noch kleiner dan een kleine vijg is en breedachtig in het aanzien en rond als een bolletje, zwart van kleur en als iemand dat er aftrekt voor de merrie dat opeten of opzwelgen kan en dat de merrie te ruiken geeft dan zal de merrie opstaan en zeer beroerd, ja dol worden als ze die reuk in de neus heeft en zal kermen.
Plinius schrijft insgelijks van ditzelfde ding in het 42ste kapittel van zijn 8ste boek, te weten dat de paarden wanneer ze net geboren worden een zeker ding met zich brengen dat zeer geschikt is om de liefde te laten komen wat Hippomane genoemd wordt en aan het voorhoofd van de jonge veulentjes vast is en zo groot als een droge vijg en zwart van kleur wat van de moeder terstond nadat ze gebaard heeft er afgerukt en opgegeten wordt en dat wanneer iemand dat haar onttrok dat ze het veulen niet aan haar memmen of borsten zou willen laten komen om het te zuigen te geven. Nochtans schrijft hij van een ander Hippomane in het 11de kapittel van zijn 28ste boek, te weten dat het een vergif of slijmerige vochtigheid is die de merries ontloopt of ontdruipt wanneer ze besprongen zijn geweest.
Julius Solinus Polyphistor schrijft van hetzelfde Hippomane ook in het 47ste kapittel van zijn boek namelijk dat als de merries baren dan ook een ding ter wereld brengen wat grote macht heeft om verliefd te laten worden en dat de vers geboren veulentjes dat aan hun voorhoofd vast hebben en ros of bruin van kleur is en de gedaante als vijgen, in het Grieks Hippomane genoemd, en als hun dat straks ontnomen is zal de moeder haar jong geenszins aan haar borsten laten komen om te zuigen.
Columella betuigt dat Hippomane een vergiftig ding is wat zo’n kracht heeft dat het de mensen die dat ingenomen hebben zo dol en verliefd maakt dat ze dezelfde dolheid schijnen te hebben die men aan de lopige of ritsige paarden ziet. Dan hij geeft ons geenszins te kennen wat dat voor een ding dat mag wezen en waarvan dat het gemaakt, geplukt, genomen of gehaald mag worden.
Van dezelfde krachten van Hippomane schrijft Plinius noch een wonderbaarlijke zaak in zijn 28ste boek, te weten dat het zo vergiftig of geschikt is om de paarden door liefde dol te laten worden dat het eens gebeurd is dat er in Olympia een merrie van koper gemaakt werd en bij het koper daar de gedaante van die voor vermelde merrie van gegoten werd dit voorschreven Hippomane gedaan en vermengd werd dat in dat gegoten beeld naar zijn krachten zo behouden en merkelijk betoond heeft dat de hengsten die er in de buurt kwamen en de reuk van die koperen merrie of tenminste van dat Hippomane in de neus hadden geheel dol en van liefde verwoed en gans beroerd geworden zijn.
Van hetzelfde vermaant Pausanias ook in zijn 5de boek wanneer hij verhaalt van de offeranden of giften die de heidenen in Griekenland aan hun God Jupiter Olympius plegen te geven en onder andere de giften van Phormis Menalius en hoe dat hij twee paarden ter eren van de voor vermelde Jupiter heeft laten stellen op een plaats van het landschap Olympia binnen het gewest wat ze Altis noemen en zegt aldus: ԩn de zijde van het eerste paard zijn er sommige woorden in gesneden geweest, doch niet in gedicht of rijm gesteld, namelijk deze volgende: ‘Phormis heeft dit hier laten stellen die van Menalius in Arcadië was maar nu te Syracuse woont’, Voorts zo zeggen sommige dat toen dit paard gegoten werd er Hippomane bij gedaan werd en dat door list en arglistigheid van een tovenaar of Magus zodat diegene die dat zouden komen te zien dat allen voor een wonderwerk zouden aanschouwen. Want er zijn in dat gewest van Altis vele andere paarden gesteld geweest die van grootte en gedaante of schoonheid dit paard te boven gaan en voorts ook zo schijnt het lelijker te wezen omdat zijn staart gekort of afgesneden is, nochtans ziet men dat de hengsten die er in de buurt komen en niet alleen in de lente of voorjaar, maar ook alle tijden van het jaar verhit plegen te worden. Zelfs komen ze met geweld binnen die plaats Altis gelopen en breken de touwen of maken die los daar ze mee vast waren of dat ze hun berijders ontvloden en sprongen op dat paard met zoծ dolheid en hitte alsof ze een levend en zeer mooie ritsige merrie voor haddenծ Dit zijn de woorden van Pausanias die van mij hier als ook die van de andere voor vermelde schrijvers voortgebracht zijn vanwege de oorzaak en gedachte aan het Hippomanes dat van Theophrastus vermaand is als een ding wat uit de soorten van Tithymallen of wolfsmelk bereid plag te worden.
Gebruik.
Het gewas is op de meeste plaatsen uitgeroeid omdat men de boom hoogst schadelijke werkingen toeschrijft. Symbool voor een hypocriet.
Het melksap is zeer bijtend en veroorzaakt blaren op de huid, zou innerlijk zeer verderfelijk werken. De vruchten zijn ook voor dieren oneetbaar.
Van de vergiftigheid doen allerlei fantastische verhalen de ronde, onder andere dat reeds de nabijheid schadelijk zou werken, slaapverwekkend en zelfs de eeuwige slaap kon brengen. Het vertoeven hieronder zou blindheid, duizeling en flauwte veroorzaken, een fabel, hoewel men met stormen en regenvlagen op zijn hoede moet zijn voor het sap dat van de gekneusde bladeren druppelt.
Met het melksap vergiftigen de inboorlingen hun pijlen. Bij het vellen van de boom verkoolt men allereerst de bast om niet door het uitspringende melksap verwond te worden, ofschoon sommige personen immuun schijnen te zijn. Door Meyerbeer ‘s opera is de gifboom algemeen bekend geworden.
Een extract uit de bladeren werd gebruikt in de artsenij.
Het scherpe sap werd gebruikt als bijtmiddel, vooral tegen syfilitische ziekten.
Het hout is bruin en wit gevlamd en geschikt voor fraai huisraad.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/