Lawsonia
Over Lawsonia
Henna, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit R. Wight.
Lawsonia, is zo genoemd naar Isaac Lawton, auteur van A voyage to Carolina in 1505.
Een geslacht van struiken soms zelfs boomachtig en kan tot 7m. komen.
1 variabele soort is bekend in dit geslacht.
Lythraceae, kattenstaartfamilie, hennafamilie.
Lawsonia inermis, L. (ongewapend) grote struik of kleine boom van 2-6m, veel vertakt.
Ovale/lancetvormige Ligustrum-achtige bladen die tegenover gesteld staan, glanzend, elliptisch en breed lancetvormig, 1.5-5cm lang en 0.5-2cm breed, toegespitst met ingedrukte nerven.
Soms wat vierzijdige en zelfs wel eens wat doornige takken. Donkere bast.
Trossen van kleine, geel/witte en heerlijk geurende bloemen met rode meeldraden aan de top van de twijgen. De bloemen staan in trossen als een druiventros.
Kleine bruine vruchten van 4-8mm met een 40 zaden.
Is beschreven in 1732.
Mogelijk is de plant afkomstig uit India, maar komt al sinds oeroude tijden in de Oriënt en Afrika voor.
Naam, etymologie.
Hennabloem of khenna, Egyptian privet.
(Dodonaeus) (a) ‘In het Grieks heet Ligustrum Phillyrea en geenszins Cypros zoals sommige menen. Want de Cyprus is een heester die in de landen die oostelijk gelegen zijn meest groeit net zoals Ligustrum in de landen die in het Westen liggen meestal en gewoonlijk groeit. Wel is het waar dat ze zeer op elkaar lijken van gedaante zoals hun beider beschrijving uitwijzen kan, maar daarin verschillen ze nochtans, als Bellonius betuigt; te weten dat het Ligustrum of ons tegenwoordig mondhout zijn bladeren Գ winters verliest en de Cyprus die altijd behoudt en ճ winters en ճ zomers groen blijft en voorts ook zo zijn de bladeren van Cyprus geschikt om het haar ros te maken, als Dioscorides betuigt en als Bellonius er noch meer toe zegt dat ze geschikt zijn om geel te verven en daartegen zijn de bladeren van Ligustrum of mondhout niet nuttig om daarmede hetzij in geel, hetzij in enige andere kleur te verven. Daarom heeft Plinius in het 10de kapittel van zijn 24ste boek kwalijk geschreven dat Ligustrum en Cyprus, die in de Oriënt groeit, dezelfde bomen zijn wat hij nochtans niet uit zichzelf en zijn eigen mening geeft, maar alleen naar de mening van sommige andere schijnt geschreven te hebben, want in het 12de kapittel van het voor vermelde 24ste boek zegt hij er aldus van: ‘sommige zijn van mening dat de Cyprus dezelfde boom is die men in Italië Ligustrum noemt.’
De beste Cyprus groeit in Canopus en Ascalon, zegt Dioscorides. Canopus is een stad van Egypte die in oude tijden zeer bekend was op die manier dat een van de zeven monden waarmee de rivier de Nijl in de Middellandse zee vloeit naar die stad zijnen toenaam Canopicum ostium Nili behouden heeft. Ascalon is een stad van de Filistijnen wat een deel van Syrië is.
Plinius zegt ook dat er in Egypte een boom is die Cyprus heet met bladeren als die van Ziziphus en met zaad als koriander en met witte welriekende bloemen. In het Grieks heet het Cypros en in het Latijn ook Cypros of Cyprus, te weten die soort met smallere bladeren eigenlijk Cyprus en de andere met bredere bladeren Cyprus latiore folio.’
De Grieken noemden deze plant copher, kopher of kupros (uit Grieks vertaald is het een boom die in Cyprus groeit) In Hooglied 1: 14 komt het woord kophur voor: ‘Mijn geliefde is mij een tros van hennabloemen wat uit u opsprui,’ 4: 13, Mijn liefste is mij een tros van Cyprus in de wijngaarden van Engedi... kostelijke vruchten, hennabloemen en nardusplanten.’ Volgens de ouden was de cyprus een zekere plant of welriekende vrucht, of een gom als een bloeiende druiventak. De henna zou de cyprus of kypros van de ouden zijn. Henna wordt ook wel cypresbloem genoemd en is een van de eerste parfums geweest. De bloeiende druiventak, zoals Hiëronymus verhaalt, komt overeen met zijn bloeiwijze en de hennabloem zou ook alleen maar te Engaddi voorkomen. Vanwege zijn geur werd het met Ligustrum vergeleken.
Dodonaeus (b) ‘Dit gewas is de alcanna of henne van de Arabieren en wordt tegenwoordig ook van de Turken henne genoemd. Prosper Alpinus noemt het Ligustrum Aegypticum, dan de Egyptenaars zelf noemen het elhanne en ook tamarhendi. Avicenna noemt ze alcanna en de Turkse naam is ook kenne of kena, de Indiaanse naam schijnt ook inna of chiona te wezen. Alpinus houdt het voor het echt Ligustrum seu Cypros Dioscoridis omdat men in Egypte onze gewone Ligustrum niet vindt en de elhanne groeit alleen in Egypte, tien mijlen boven Alexandri. Het poeder van de bladeren noemen ze archenda.’
Als cosmetisch preparaat wordt henna al sinds onheuglijke tijden gebruikt, wat de mummies ons bewijzen.
Uit de wortel komt de alkanna of alhenna als geneesmiddel in de handel, dat samen met het blad als een verf verkocht wordt. Deze verfstof wordt sinds de oudste tijden door de oosterse vrouwen gebruikt om nagels en haar donkerrood te verven, ook de voetzolen en binnenkant van de handen naar het heet om de huid sterker te maken. Het lijkt toch niet alleen als schoonheidsmiddel gebruikt te zijn door de Oosterse ladyճ, maar meer als teken van waardigheid, slaven mogen het niet gebruiken. Waarschijnlijk werd het gebruikt om jonge vrouwen te beschilderen als een deel van sociale viering en feestelijke gelegenheden. Zoծ gebruik komt voort vanaf de bronstijd is O. Middellands Zeegebied. De vroegste teksten spreken over henna in context met huwelijk om hun aanstaande te ontmoeten, vruchtbare ceremonies komen van de Ugarisch legende van Baal en Anath. Waarin verwezen wordt naar vrouwen die zichzelf verven met henna als ze hun man gaan ontmoeten, en Anath versiert zichzelf met henna om de overwinning van de vijanden van Baal te vieren. Muurtekeningen te Akrotiri (bij de uitbarsting van Thera in 1680 v. Chr.) laten vrouwen zien die met henna geverfd zijn op hun nagels, palmen en zolen, in een tablet bevindt zich de henna bruidsbeschrijving van Ugarit. Vele afbeeldingen van jonge vrouwen zijn er die dateren tussen 1500 en 500 v. Chr. langs de M. Zeekustlijn hebben opgestoken handen met tekeningen van henna. Deze vroege verbinding tussen jonge, vruchtbare vrouwen en henna schijnt het origine te zijn van de nacht van, night of the henna, die nu wereldwijd wordt gehouden, daar waar ze het meest groeit, Joden, Moslims, Christelijke en Zoroaster' s vieren hun huwelijk, een vaak de bruidegom, met henna.
De mannen verfden er hun baarden mee evenals de Arabieren de manen van hun paarden. Ook werd het gebruikt om er zijde en leer mee te verven. De verf werd elke week of de twee weken vernieuwd. Het gebruik van henna als cosmetisch middel werd wel toegepast tijdens hun verblijf in Egypte. Waarschijnlijk werd het kleuren van de nagels, haar en huid als iets heidens beschouwd door de Joodse leiders. Daarop duidt het feit dat de wet van Leviticus zegt dat gevangen vrouwen die zo versierd waren hun haar moesten afscheren, hun huid en nagels schonen voor ze met een Israliet konden trouwen. Bijvoorbeeld zegt Deuteronomium 21: 11-12 ԕen gij ziet onder de gevangenen een vrouw, schoon van gestalte, zodat gij behagen in haar hebt en haar tot vrouw wilt nemen, dan zult gij haar in uw huis brengen; zij zal haar hoofdhaar afscheren, haar nagels knippen, het kleed, dat zij bij haar wegvoering meedroeg, afleggen.’
De gele kleurstof leverende wortel is de ware al-hennawortel en is van deze plant afkomstig, het is de tamr-el-hinna van de Arabieren, de henna of alըinna plant. Duits Alkannawurz en Engels alkanna of henna.
Lawsonia levert een gele verfstof. Vaak worden er ook ander kleuren onder gemengd.
Veel verwarring is er over deze verfstof, dit omdat die gebruikt werd met de rode verfstof van de gelijkluidende alkanet, Anchusa. De verwarring komt door de naam. Alkanet stamt waarschijnlijk van het Spaanse alcaneta, dit om deze stof te onderscheiden van de oosterse al-kanna, de Arabische al-henna.
Samengevat: de rode verfstof komt van Anchusa (alkanna) tinctoria, (zie bij Anchusa) de gele van de henna, Lawsonia.
Allebei werden ze gebruikt tegen huidziektes, dit mogelijk naar de kleurovereenkomst van de gerriteerde huid.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bladeren van alkanna of Cypros hebben een tezamen trekkende kracht, als Dioscorides betuigt. Daarom zijn deze bladeren zeer goed om de zweren ene zeren van de mond te genezen, in de mond gehouden of gekauwd.
Water daar deze bladeren in gekookt zijn op de verstuikte of brandende huid gegoten verkoelt de hitte en geneest de verbranding.
Die bladeren gestoten en in het sap van wolkruid of zeepkruid (in het Latijn Herba Lanaria, wat sommige als radijssap vertalen) geweekt maken het haar ros als men het hoofd daarmee wast of strijkt. Bellonius voegt er noch meer bij en zegt dat deze bladeren geschikt zijn om niet alleen het haar van het hoofd, maar ook om alle onderste leden van het lichaam en de nagels van handen en voeten rood te verven wat bij de Turken voor fraai en voor een groot sieraad gehouden wordt, zoals hij betuigt, en daarom worden deze droge bladeren uit Egypte heel Turkije door gezonden en verkocht. En de vrouwen van die landen (als ook doen de gelubde mannen) gebruiken dat om hun nagels en ook de handen en voeten goudgeel te schilderen, doch niet in het sap van Lanaria of Struthium zoals Dioscorides schrijft, maar mengen het alleen met gewoon water en daarvan krijgt het water een goudkleur.
Uit dezelfde bloemen van Cyprus wordt ook een olie gemaakt die Cyprinum oleum genoemd wordt die zeer goed van reuk is, verwarmend van krachten en geschikt om de stramme zenuwen te vermurwen.
De Turken plegen de staarten van hun paarden als ook hun baarden en het haar van hun hoofd ros te verven met aluinwater daar dit poeder in gekookt is. Andere nemen citroensap in plaats van water.
De Turkse mannen plegen ook hun lichaam van de navel af tot beneden toe en zelfs ook een deel van de dijen met dit poeder ros te verven, te weten zo gauw als ze uit de badstoof komen, want dan vat de verf beter aan de huid en kleeft er vaster en dieper aan.
De takjes worden ook gebruikt om de tanden daarmee te zuiveren en zijn eerst aan hun uiterste wat gebeten of gekauwd of met een mes wat gekarteld want dan kan men daarmee als met een borsteltje of kladdeken alle vuiligheid van de tanden nemen. Wat de Indianen met andere kostelijk hout plegen te doen.’
Geur.
De vrouwen versieren zichzelf en de kamers met ruikers van deze bloemen en nemen ze mee in de badhuizen of houden ze in de hand of dragen ze op de boezem. Een ruiker van hennabloemen is een van de elegantste geschenken die ze van een vriend kan krijgen. Door de heerlijke geur is de bloem zeer gezocht en wordt in religieuze rites gebruikt. De geur is als die van rozen. De hennabloem wordt gebruikt voor boeketten en badwaters. Mohammed zei van deze bloem: ‘Dit is het hoofd van de zoet ruikende bloemen van deze wereld en van de volgende, het is de ‘faghiyeh’ dat was zijn favoriet bloem. In Egypte worden ze op de straat verkocht en de verkoper roept: 'O, geur van het Paradijs, o' hennabloem’, het was in de oudheid de bruidsbloem bij uitnemendheid. Arabische naam is henna.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl