Matthiola

Over Matthiola

Violier, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Mogelijk een 50 soorten komen voor in dit geslacht die wijd verspreid zijn in de oude wereld en Australië, 2 groeien er in Z. Afrika.

Het zijn kruiden of halfheesters met meestal purperen bloemen in trossen. Verschilt van Cheiranthus door zijn gevleugelde zaden.

Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.

Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Matthiola incana, R. Br. (grijs, het blad) (Matthiola annua, Cheiranthus annuus (eenjarig) Lancetvormige en grijs viltige bladeren.

De vrij grote bloemen bevinden zich in trossen en zijn er in wit, roze, lila tot rood, geel en donkerblauw in augustus/september.

Rechtopstaande gevleugelde zaden.

De hoogte is, afhankelijk van het type, 30-80cm.

Violieren zijn mooie bloeiende en geurende planten die bekend zijn in vele kleuren, enkelen als dubbelen.

Ze worden als border- en snijbloem gebruikt.

Het zijn een- of tweejarigen, waar enige verwarring over heerst. Ze kunnen eigenlijk in twee soorten onderscheiden worden. De eerste is de herfst- of voorjaarsbloeiende, Matthiola incana, R. Br. waartoe ook de Queen of Brompton stocks behoort. Verder de zomerbloeiende, Matthiola annua, Sweet, (1 jarig) de ten weeks stocks die 10 weken na zaaien een bloem produceert, een var. van voorgaande. Nu zijn ze tot 1 vorm verenigd. Symbool van voortdurende schoonheid. De ten week stock’s zijn zo ook een symbool van vlugheid, vaardigheid.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wat we violieren met een algemene naam noemen wordt in Grieks Leucoon genoemd en daarna op het Latijns Viola alba al of men witte viool zei en niet naar de bloemen die niet altijd wit zijn, maar naar de kleur van de bladeren die met een grijze wolligheid bedekt en wit schijnen te wezen en daarom noemen de Italianen het ook viola bianca, de Spanjaarden violet au blanca, de Arabieren noemen ze keyri. Men noemt ze witte violieren om die van de steenviolieren te onderscheiden die het meest gezocht en geprezen worden en Leucoon luteum, dat is gele violieren genoemd zijn als in het volgende kapittel blijken zal.

1. De eerste soort van violieren mag men in het Nederduits grote violieren noemen, dan zijn ze met de naam stokviolieren voldoende bekend, in het Latijn Leucoon candidum majus.

2. De tweede soort of de kleine violieren die in het Latijn Leucoon candidum minus genoemd zijn, zijn hier te lande gewoonlijk hete violieren genoemd. (eenjarige violieren)

3. De derde soort mag men naar de vele bladeren van de bloemen dubbele violieren noemen en in het Latijn Leucoon multiplice flore. De tamme soorten van deze kruiden worden in deze landen ook filieren genoemd, in het Frans violiers blanches & rouges of ook gyroflees van sommige, in het Hoogduits Weisz und rot Garten-Veiel, in het Engels white gilover or stock giloverծ Lobel: Ԅe naam violier of violet komt uit het Griekse woord ιεναι wat betekent als gaan, voortkomen of eerst uitspruiten. Want de voorbode van de lente is de violette of violier en de steen violier die men Keiri heet en door de aardigheid en lieflijke reuk van hen en gelijk zij die in tuiltjes en hoedjes gebruikt hebben alzo hebben zij die alle allereerst een gewone naam gegeven. Maar naderhand volgden ze meer het gebruik of de gelijkenis van de bloemen dan de reden en zo hebben zij veel en diverse bloemen in hun taal Violae geheten.’

Meest alle namen stammen af van viool.

Dit is het viooltje van de ouden maar wordt sinds Linnaeus tot een heel ander familie gerekend. Het kruid heeft de naam Leucoium de gehele middeleeuwen tot in de 18de eeuw behouden (zie Cheiranthus) Het deelde deze naam merkwaardigerwijs met het lenteklokje die nu nog de botanische naam Leucojum vernum draagt. Ze werden alle twee tot de violen gerekend.

(b) Ook wordt het wel leukojen genoemd. Dit woord komt van het Grieks leuko‑ion: wit-viooltje, winterviolier, de Duitse Gartenveiel of Levkoje.

De leucoje of violier werd in Engeland tot een gevulde bloem in de eens beroemde Brompton Park Nurserey bij Londen. In 1724 werd het Brompton Stock genoemd. Stock is hier een verkorte uitgave van stockgilliflower, een plant met een houtige voet, Duits Stockveil, in Frans le giroflee en matthiole.

(d) Matthiola, de botanische naam Matthiola is ter eren naar Pietro Antonio Matthiola, 1500‑1577, Italiaan, lijfarts van Maximiliaan II van Oostenrijk en schrijver van verscheidene genees- en plantkundige werken.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bloemen van violieren in water gekookt en gedronken zijn goed voor diegene die de adem niet goed kunnen ophalen.

De violieren verwekken de maandstonden van de vrouwen en laten de plas lossen en ze laten zweten als men zit in het water daar ze in gekookt zijn geweest.

Vele onderzoekers van de verborgenheden houden voor zeer krachtig de azijn daar deze violierbloemen in te week gestaan hebben in tijden van pest dikwijls geroken en in de spijs gebruikt.’

Historie.

(411) ‘In Duitsland was het gewas in de middeleeuwen onbekend. Tabernaemontanus beschreef in 1613 dat dit kruid pas uit het Welsland (wels is vreemd of buitenlands, hier Italië) gekomen was. Zijn groeiplaats was het M. Zeegebied waar het als cultuurvorm uit een Siciliaanse en een M. Zee soort ontstaan is. H. Bock, 1554, vermeldt in zijn Kreutterbuch ook dat de plant uit het Welsland kwam. Hierop duiden ook zijn namen als Lamberta en Basler magli.

In 1629 werd de leucoje al als ouderwetse snijplant gekweekt. Het plantje was vooral in Duitsland populair door wevers uit Bovensaksen. Men vertelt dat ieder dorp maar bloemen van 1 kleur mocht kweken om de tinten zuiver te houden.

Uit Curtis botanical magazine.

Matthiola fruticulosa. Maire (heesterachtig) (Matthiola tristis, R. Br. (donker bloeiend, dus treurig) Lijnvormige bladeren zijn soms wat getand, 1-3mm breed, zittend en grijsachtig viltig, de meeste wortelstandig in een rozet.

Opstaande stengels zijn vertakt.

Dof wijnrode bloemen staan in een tros in mei/juli.

Afstaande vruchtjes.

Uit Z. Europa wordt 10-30cm hoog. Is in 1768 beschreven.

Naam, etymologie.

Night scented of dark flowered stock, sad stock. Deze is waarschijnlijk degene die Dodonaeus beschrijft; 'De Spaanse soort van wilde violieren die omtrent de avond beter ruikt is van sommige voor de Hesperis van de ouders gehouden al of men avondbloem zei die, zo Plinius schrijft, 's nachts lieflijker van reuk is dan op de dag want hij zegt in het 7de kapittel van zijn 21ste boek daar aldus van: ‘Hesperis ruikt ‘s nachts meer dan op andere tijden en daarnaar is ze genoemd’.

Lobel; ‘Erysimum van de Italianen en Matthiolus tweede soort. Erysimum alterum Italicum & Matthioli.

De species van raket waarvan deze een schijnt te wezen mogen voor Irio vanwege de bijna gelijke krachten in plaats van Irio gebruikt worden. Eens gezaaid in de kruidhof van de zeer geleerde apotheker Peeter van Coudenberg heeft het zichzelf weer alle jaren zelf uitgezaaid. Matthiolus. Van het zaad 3 gram met een ei murw gekookt drie dagen vervolgens ingedronken beneemt of stopt de vloed van het zaad, maar met wijn gedronken drijft het uit de steen van de nieren.’

Uit www.flickr.com

Matthiola fruticulosa (L.) Maire subsp. valesiaca (Boiss.) P. W. Ball (Matthiola vallesiaca, Boiss. (uit Valais) Bladeren staan in een rozet en lijnvormig, stomp, 2-4mm breed, zittend en grijsachtig viltig behaard.

Opstaande stengels die weinig of niet vertakt zijn.

Violet/rode bloemen staan in een tros in mei/juli, geuren 's nachts..

Opstaande vruchtjes.

Uit Z. Alpen en Spanje, wordt 10-30cm hoog.

Violier du Valais.

en.wikipedia.org

Matthiola longipetala DC. (lange bloembladeren) (Cheiranthus longipetalus Vent. Matthiola longipetala subsp, bicornis) (tweehoornig) (Matthiola oxyceras DC. ) (scherpe zaden) geeft ook een aangename geur in de nacht.

Vierbladige purperen tot witte bloemen van 1-2cm breed.

Laag groeiende plant die veel vertakt is, 45cm.

Komt uit Eurasia.

Night-scented stock, evening stock.

Uit; http://www.old-print.com/cgi-bin/item/H4051867285/28/28-Print-Matthiola-Sinuata-British-Plants-Botany-1847-Sowerby-Smith-

Matthiola sinuata W. T. Aiton. (bochtig) twee of meerjarige plant van de stranden.

Vertakte e sterk bebladerde stengel van 1m hoog.

Wortelrozet met lancetvormige tot geveerde bladeren, aan de stengel lijn tot lancetvormige met een bochtige of gegolfde bladrand.

De bladeren zijn zilvergrijs behaard.

Bloemtros met paarse bloemen die ‘s avonds geuren in april-september.

Uit west en zuid Europa. Sea stock.

Planten.

Ze worden meestal als eenjarige gekweekt. Als tweejarige zijn ze verhout aan de voet.

De dubbele vormen worden gekweekt voor de snijbloemencultuur en de enkele voor zaadwinning. Uit het zaad komen de twee vormen ongeveer gelijk terug. De dubbele is als kiemplant te onderscheiden van een enkele omdat bij koude temperaturen, onder 10 graden, het blad geler kleurt en meestal iets forser van gewas is. Zaaien in april op warmte, met 2-4 blaadjes kouder zetten, de verkeerde er uit halen en de rest oppotten en halfweg mei buiten planten.

Lichtgroene en jonge planten geven dus dubbele bloemen.

Planten in zandige grond op droge, zonnige plaatsen. In de winter kunnen ze slecht tegen te veel vocht.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/