Anacardium
Over Anacardium
Cashew, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit M. Vogtherr.
Bomen en struiken.
Leerachtig en afwisselend geplaatste bladeren.
De vele bloemen zijn klein en staan in trossen.
Vrucht is niervormig en wordt geboren op een grote en harde bloembodem.
Dit geslacht komt met een achttal soorten voor in tropisch Amerika. Zeer verspreid is de volgende die ook overgebracht is naar Azi. Zie ook Semecarpus anacardium waar deze boom zijn naam van heeft.
Terebinthaceae, Anacardiaceae, pruikenboomfamilie.
Anacardium occidentale, L. (westers)
De cashew is een struik of een tot 15 m hoge, laag vertakte, groenblijvende boom.
De bladstelen zijn 1-1,2 cm lang, bladeren zijn afwisselend geplaatst, stevig en leerachtig, onbehaard, gaafrandig, omgekeerd breed-eivormig, aan de basis afgerond of wigvormig en 10-20 x 7-12 cm groot. Door het blad loopt een lichtgekleurde hoofdnerf met meerdere lichtgekleurde, onder een wijde hoek afstaande zijnerven.
De bloemen die mannelijk of tweeslachtig kunnen zijn, staan in eindstandige, losse, veelbloemige schermen. Ze bestaan uit vijf bleekgele, roze gestreepte, lijnvormige, 7-9 mm lange, teruggeslagen kroonbladeren en bij de tweeslachtige bloemen tevens uit n vruchtblad. Het vruchtblad wordt omgeven door tien meeldraden, waarvan er vaak meerdere steriel zijn. Er is n meeldraad die drie keer zo lang is al de andere en altijd fertiel is.
Heeft groene en geurende bloemen.
Na de bloei groeit de bloemsteel uit tot een vlezig en peervormig rood of geel gekleurde schijnvrucht die op de top een eenzadige en 3cm lange steenvrucht draagt. Dat is de Kaschupfel, cashew-appel of maran van 5-11cm lang die in tegenstelling tot de noot niet giftig is en direct rauw van de boom gegeten kan worden. Bevat vitamine C en kan ook worden gekookt en worden verwerkt tot jam, gelei of siroop. Van het zoetzure sap wordt frisdrank gemaakt en lokaal ook wijn (caju-wijn) en azijn. Is na het plukken maar enkele dagen houdbaar en wordt in tegenstelling tot de cashewnoot nooit geëxporteerd.
De zaadkernen zijn de nier/hartvormige cashewnoten die ingesloten zijn in een dikke, leerachtige, grijsbruine en gladde huid en bevat een scherpe, bijtende, giftige olie die ernstige huidirritaties kan veroorzaken. Die huid bevat een zwarte gomachtige stof, verscheidene gegeten bijten de mond.
Het is een grote, 12m, spreidende boom die uit Tropisch Amerika, Brazilië, stamt met melkachtig sap. Is beschreven in 1699.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Cajous van Brazilië is de vrucht van een grote boom met een vrucht die van gedaante en grootte als een ganzenei is met vol sappig merg als citroenen, wat dikwijls gegeten wordt, aan de uiterste vrucht ziet men een noot uitsteken als een hazenniertje die asgrauw of ook wel wat rosachtig is en met twee schillen bedekt waartussen een voos of sponsachtig merg is vol olie en daaronder schuilt een witte kern die zo goed is om te eten als pistache, te weten als dat asgrauw vliesje daar ze mee bedekt is er afgetrokken is of als ze geroosterd is zoals de Brazilianen doen want dan smaakt ze beter en vermeerdert de lust van bijslapen, dan de voor vermelde olie is heter dan het merg van de vrucht en verdrijft de sproeten en plekken van de huid en vooral jeuk en heeft de kracht van balsem, dan vanwege de gelijkenis van die olie wordt deze kern voor een soort van Anacardium gehouden. A. Costa zegt dat deze vrucht in Oost-Indië ook caju genoemd wordt. Dit is het acajou van de kannibalen of een soort er van’.
Cashew noot of cashewnoten. De noten worden door het Tupi volk van oost Brazilië acaju genoemd; nierenboom, vandaar de acajouboom en dit werd vervolgens via het Portugese caju of cajueiro en in het Engels cashew en in Duits Acajubaum, Kaschubaum of Kaschu, in Suriname als kasjoe.
(b) Anacardium, dit woord is afgeleid van ana: gelijkend, en cardia: hart, het is een verwijzing naar de vorm van de noot.
(c) De vruchten komen wegens de bijtende en ontstekende eigenschap onder de naam van Amerikaanse olifantsluizen in de handel, het midden-Hoogduits heeft Elephantenlauss en het Engels elephantlice.
(d) Het is de nierboom, Duits Nierenbaum. De vruchten zelf zijn niervormig, zwart en oneetbaar, maar de vruchtsteel zwelt op en neemt de gedaante van een nier aan en wordt sappig en eetbaar.
(e) Overige. Engels Monkey nut en bean of Malacca. In O. Indië is de plant bekend als djamboe monjet.
Gebruik.
De boom wordt gekweekt om de oliehoudende zaden en een uit de vruchtenwand bereide en blaartrekkende balsem. Dit is een gom als een Arabisch gom, de acajougom, acacia-achtige gom. De gom wordt gebruikt tegen aanvallen van insecten.
Tussen de dubbele wand bevindt zich een olie die donkerbruin en zeer scherp en giftig is, net als die van de giftige sumak, zijn nauw verwante familielid. Men gebruikt de olie tot het maken van een onuitwisbare inkt en tot het zwart maken van rouwkaarsen.
Een likeur wordt van de vrucht gemaakt en na een fermentatie een aangename wijn en een azijn. De olie van de schil wordt in de volksgeneeskunde door Indianen gebruikt als middel tegen wratten en likdoorns, als houtbeschermingsmiddel tegen termieten. Ook dient het als industrieolie voor de fabricage van verven, lakken, lijmen, coatings, remvoeringen en koppelingsplaten.
Het zaad wordt gefrituurd of met hete lucht geroosterd en daarna geschild. De kern is rauw nog giftig, maar na verhitting is het smakelijk, voedzaam en bevat 45% vet en 20% eiwit. Het heeft een nootachtige smaak en is zachter dan en pinda met een zoete smaak. De vruchten komen op de markt na roosteren waardoor giftige eigenschappen verdwenen zijn. Sommige mensen zijn allergisch voor de noot.
Het acajou-hout van de handel is niet van deze plant afkomstig.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl