Aristolochia
Over Aristolochia
Pijpbloem, slangenwortel, oosterlucie, vorm, klimplant, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Het zijn meerjarige kruiden of struiken waarvan velen klimmen. Veel soorten draaien hun stengels van het westen naar het zuiden en vandaar naar het oosten en zo weer terug en zijn dus links windend.
500 soorten komen voor in de warme en gematigde streken van de aarde. Veel van deze soorten werden vroeger gezien in collecties van rijke bankiers en botanische tuinen. De meeste soorten bezitten opvallende bloemen, die uit de bladoksels ontspringen en nogal stinken.
Enkelvoudige en hartvormige bladeren. Bloemen staan meestal met 1-2 bijeen, bloemdek is drietallig en grotendeels buisvormig, 6 meeldraden met ongedeelde helmknoppen en 3-6 lobbige stempel, doosvrucht is zeskleppig.
Aristolochiaceae, pijpbloemfamilie, geboortekruidfamilie.
Uit Curtis botanical magazine.
=Aristolochia arborea Linden. (boomachtig) is een kleine boom van 5–6m met een kurkachtige schors en een sterk vertakte kroon.
Bladeren zijn elliptisch, gaafrandig en 25–30 \cm lang en 10–15cm breed.
Bloemen komen meestal in een korte, vertakte bloeiwijze aan de basis van de stam met enkele alleenstaande of een paar bloemen hogerop in de bladoksels en lijken op kleine paddenstoelen.
Doosvruchten zijn zeskantig in doorsnede, tot 15cm lang en 2,5cm dik, licht gekromd waardoor ze op een banaan lijken.
Komt voor in de regenwouden van Midden-Amerika.
Boompijpbloem.
Uit Curtis botanical magazine.
Aristolochia baetica L. (Latijnse naam van een provincie in het zuiden van Spanje, Baetis rivier) is een houtige, tot 5m hoog klimmend of kruipend gewas.
De zeegroene bladeren zijn afwisselend geplaatst, tot 10 cm lang, driehoekig-eivormig, aan de hartvormige basis diep en smal ingesneden.
Bloemen staan op kale stengels in de bladoksels en zijn min of meer rechtopstaand, bruinachtig of zwartachtig purperen bloemkelk is 2–5cm lang met een pijpachtig gebogen, aan de basis buikig verwijde buis en een bordachtig uitgespreide, breed-eivormige zoom van mei tot juni.
Komt voor in Zuid- en Oost-Spanje en in Portugal.
Spaanse of Portugese pijpbloem, Andalusian Dutchmanճ pipe of pipe vine.
Aristolochia fimbriata Cham. & Schlitdl. (Latijn fimbriatus; gefranjerd, omzoomd, de bloem) Een klein blijvende vorm met wit generfde bladeren, wordt na vele jaren 3m.
Groene met paarsbruine bloemen in juli-augustus.
Niet geheel winterhard.
Komt uit Brazilië. White veines hardy Dutchman’s pipe.
Uit l’illustration horticole.
Aristolochia gigantea Mart. (zeer groot, gigantisch) is een tot 10m hoge klimmende plant met diep gekloofde, kurkachtige bast.
Bladeren zijn afwisselend geplaatst, ei- tot hartvormig, 10–20cm lang en 7–12cm breed, toegespitst en aan de onderkant dicht witbehaard.
Bloemen staan alleen of met enkele bijeen aan oudere loten, zeer groot en bestaan uit een hangend, zakvormige verwijde, tot 8cm lang en 3cm brede grote voet die doorloopt in een smallere, omhoog gekromde buis die uitmondt in een breed uitgespreide bruin purperen zoom met een lichtere aders. De zes meeldraden en de stempels vormen een soort hoofdje onderin de bloem. Verspreidt een aasgeur die vliegen als bestuivers aantrekt.
De vruchten zijn worstvormige doosvruchten die vanaf de voet openspringen waarbij talrijke zaden tevoorschijn komen.
Komt voor van Panama tot de Amazonebekken.
Reuzenpijpbloem. Giant pelican flower, Brazilian Dutchman ‘s pipe. Grosse Osterluzei.
uit Curtis botanical magazine.
Aristolochia grandiflora SW., W. Wats. (grootbloemig) bezit geweldige bloemen die pelican-, swan-, goose- of duck flower, poisenous hog weed genoemd worden. De lengte van de bloembuis bedraagt al 80‑90 cm. De bloemen hebben de vorm van een kap dat als hoofddeksel wel door de Indianen gedragen werd.
Een tot 3 m hoge klimplant met kruidachtige stengels. De bladeren zijn afwisselend geplaatst en lang gesteeld, aan de basis diep ingesneden, driehoekig tot hartvormig en 8 - 25 cm lang.
De bloemen staan solitair in de bladoksels. Ze zijn wisselend van grootte en hebben witte, gele, rode, paarse en groene vlekken. De bloembuis verwijdt zich van 6 – 16 cm, is halverwege gebogen, 7 – 15 cm lang en loopt uit in een hartvormige, 20 – 50 cm brede zoom met een lintvormig aanhangsel, dat minstens 12 cm lang is maar soms wel 4 m lang kan zijn. De plant lokt met zijn kleuren en aasgeur zijn bestuivers.
De vruchten zijn cilindrische doosvruchten die 1 cm lange zaden bevatten.
De grootbloemige pijpbloem komt voor in Midden-Amerika en het Caribische gebied waar hij voorkomt in vochtige struikgewassen en langs rivieren.
Lyrisch?
De bruine en witte knoppen geven een lichte waarschuwing van het monsterlijke van de open bloem. De knop is als beslagen en het licht gedroogde blad vloeit langs het groene bloemblad. Dan opeens, opent de bloem als een grote luidsprekertrompet, men verwacht dat die de laatste nationale hits begint te blazen of de nieuwste jazzdeuntjes. Hier zie je fascinerende blokken van bruin, diep donkerrood, licht crème achtige en gevlekt en gestreepte blokken. In het centrum zie je een grote donkere mond waarachter de keel naar beneden en omlaaggaat. De bloem is een 30cm doorsnede en langer dan breed, van de tip hangt een staart die gedraaid en gekronkeld is naar beneden als een varkensstaart van tientallen cm. Trek daaraan, dan start de muziek in de open lucht. Zijn trompet ouvertures van verschrikkelijke geuren die in een kas tot ongenietbaar geblazen wordt. De vliegen komen er direct op af omdat ze denken dat er iets ligt te rotten. De bloem bezit een soort valkuil waarin de vliegjes naar binnen glijden, de binnenlaag is met een waslaag bedekt en door de naar beneden gerichte haren glijden ze zo naar beneden en zitten dan gevangen. De vliegjes kunnen er pas weer uit als de bloem bestoven is en de haren verwelken.
Deze geurplant is afkomstig uit het hemelse Jamaica en sinds 1824 in Europa.
Uit W. Woodville.
Aristolochia longa L. (lange wortels) komt uit Z. Europa.
Meerjarig donkergroen kruid, wat succulentachtig, van 50cm hoog die van stevige, vlezige, vertakte wortelstok komen.
Dikachtige, grote, pijlvormige bladeren.
Kleine geelgroene bloemen komen in dichte trossen, 2-3cm groot, eindstandig en komen uit de oksels van de bladeren.
(Dodonaeus) ‘De lange Aristolochia spreidt uit haar wortel vele dunne twijgachtige steeltjes waaraan hier en daar voortkomen zachte welriekende bladeren die van maaksel enigszins, doch niet geheel rond zijn en naast deze bladeren groeien langwerpige bloemen die van binnen hol en aan de ene zijde langer zijn dan aan de ander en purperkleurig en zwaar van reuk zijn. De vruchten zijn getopt of van voren spits, gevoord of gestreept die de gedaante van kleine peertjes hebben die gewoonlijk in vijf delen vaneenspringen of splijten als het zaad rijp geworden is wat driekantig is en zwartachtig van kleur. De wortel is een zeventien cm lang of wat korter en een vingerdik, geelachtig van kleur en het Buxus of palmboomhout van geelheid gelijk, sterk van reuk, maar geweldig bitter van smaak en de mond zeer onaangenaam. De ander is wat ronder en vooral de wortels zijn ronder en vandaar de naam.’
Sarrasine.
Uit I. Weinmanno.
=Aristolochia pistolochia L.
(578) ‘Het is wel de naam van Aristolochia sempervirens. Munting zegt dat pistolochia; ‘Pistolochia of Aristolochia polyrrhizos, pistolochie of Aristolochia met veel zachtere en dunne wortels die ook wel Aristolochia sempervirens of altijd groenblijvende Aristolochia gedoopt is omdat ze altijd even mooi blijft en nooit haar bladeren laat vallen.’
In middeleeuwen heette deze ook Aristolochia. (zie voor namen en krachten de volgende) Een vorm ervan met fijne wortels noemt Plinius. Pistolochia-Osterluzei, Fuchsius en zijn navolgers hebben dit gewas alle krachten van holwortel toegeschreven.
De ronde wordt in het Engels smearwort genoemd omdat het als zalf gebruikt werd. In Duitsland werd het gebruikt om hennen er mee dik te maken, Fette Henne. In Engels verder; long aristolochia, sarrasine, English mercury, mercury goosefoot, fat hen en fette henne, zie Chenopodium. Rundknollige Osterluzei, Frans aristoloche pistoloche, pistoloche, Italiaans aristolochia pistolochia.
Het kan verzameld worden als het jong is en dan gekookt in bouillon, jonge scheuten kunnen als asperges gegeten worden.
1. Uit W. Woodville.
Aristolochia serpentaria, L. (serpent of slangenwortelachtig)
Het is een bladverliezende klimplant.
Slangenwortel, heeft korte wortelstokken die wat aromatisch zijn
Geeft alleenstaande donker purperen bloemen in juli bij de voet die s vormig zijn.
Is afkomstig uit de bergwouden van N. Amerika en wordt 30-50cm hoog. Sinds 1632 is het Virginische slangenkruid in Europa.
(Zie voor krachten Strychnos colubrina) (Dodonaeus) ‘Het zesde slangenhout groeit in het vaste land van Goa en heeft weinig takken en die zijn twee meter tien of twee meter veertig lang, dun en slap en liggen ter aarde met weinig bladeren als die van mastiekboom, lang en niet groen maar geplekt of half wit half zwart gespikkeld, de wortels zijn dun, hard en zwart, goed van reuk en hebben dezelfde kracht met de voorgaande.’
Naam, etymologie.
Slangenwortel, Engels serpentary-root, Virginia snake-root en Frans aristoloche en liane serpent.
Gebruik.
De kleine ronde rizomen en vele dunne, in elkaar gevlochten wortels ruiken valeriaanachtig en smaken kamferachtig bitter. De inlanders gebruikten het tegen slangenbeten. Een stof die eruit gehaald werd tegen slangenbeten heet serpentaria. Hier werd dit als koortsmiddel gebruikt.
Guaco is de naam van een plant die in Columbia en Venezuela groeit en bladeren draagt aan wier sap een onfeilbaar vermogen wordt toegeschreven om de beet van de vergiftige slangen onschadelijk te maken. Ja, ze sterven onder hevige stuiptrekkingen wanneer men ze dwingt er enige druppels van te verzwelgen. (Net zo als Eupatoria ayapanum, Vent. als tegengif tegen slangenbeten gebruikt wordt) Volgens Hancock is Aristolochia anguicida de echte guaco. Men beweert dat men rustig de venijnigste slang bij zich kan dragen wanneer men zich met het sap van deze plant laat inenten en maandelijks gedurende enige dagen daarvan een lepel inneemt. Het werkt zo krachtig tegen deze reptielen dat die de plaatsen vermijden waar het groeit en vlieden van de reiziger die een stukje ervan in zijn hand draagt.
Ook is het opmerkelijk dat van het geslacht Aristolochia verschillende soorten door Egyptische goochelaars gebruikt worden om de slangen die ze vertonen in een staat van bedwelming te brengen en zo onschadelijk te maken. Er wordt verteld dat een paar druppels in de mond van zo'n dier het dit zo verdooft dat het gevoelloos wordt en zonder gevaar gepakt kan worden.
2. Uit O. Thome.
Aristolochia clematitis, L. waarbij de laatste naam afgeleid is van het Griekse klematis (Clematis) waarmee Dioscorides mogelijk Aristolochia baetica bedoelde. De jonge scheuten lijken op een druiventwijg.
Ronde bladeren met een hartvormige en gesteelde voet.
Het kruid heeft recht opgaande en onvertakte stengels en heen en weer gebogen stengels.
De lichtgele bloemen staan rechtop met bundels in de bladoksels in de vorm van een appeltje met vele zaden, toch zet het gewas zelden vrucht. De bestuiving geschiedt door middel van vliegen in mei.
De pijpbloem overwintert met behulp van een sterk vertakte onderaardse stengel.
Alle delen ruiken onaangenaam.
Groeit in de schaduw.
Vermeerderen door scheuren in het voorjaar.
Is oorspronkelijk afkomstig uit het M. Zeegebied, groeit in hagen, wijnheuvels en tuinen, waarschijnlijk daar als artsenijplant verwildert, wordt 60cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid heet in het Grieks en in het Latijn Aristolochia omdat het op het Grieks ariste tais lochois is, dat is zeer goed voor de vrouwen die gebaard hebben. Al deze kruiden zijn de gebreken van de vrouwen die hun na het baren plegen aan te hangen zo zeer nuttig en toegedaan dat ze daarom de Griekse naam Aristolochia gekregen hebben die zoveel betekent als of men zei, allerbeste kruid om de vrouwen na het baren bij te staan en van alle naweeën te verlossen en te bevrijden’
Aristolochia is afgeleid van het Grieks aristos: best of uitmuntend, en locheia: geboorte, of lochos: kraamvrouw, naar zijn vermeende medische eigenschappen.
Plinius XXV 54:’Inter nobilissimas, aristolochiae nomen dedisse gravidae videntur, quoniam esset.’
Isidorus XVII: ‘Aristolochia dicitur quod muliebribus foetis optima sit. Nam suppersessa post partum, matricem beneficio vaporis expurgat’.
Aristolochiaceae heet dan ook geboortekruidfamilie omdat het de bevalling zou bevorderen. De bloemvorm werkte hier aan mee, de doorsnede doet denken aan een ongeboren kind in de baarmoeder. Het is het Engelse birthwort: geboortekruid, dat vroeger bij bevallingen gebruikt werd. Dit kruid helpt om te ontvangen. Deze plant helpt het krachtigst om een zwangerschap te verkrijgen. Ze heet letterlijk ‘de beste voor een wieg.’
Dodonaeus (b) ‘De eerste is in het Grieks Aristolochia macra en in het Latijn Aristolochia longa genoemd naar de gedaante van de wortel en insgelijks ook Dactylitis, Melocarpos en Teuxinos en soms ook Aristolochia mas, dat is Aristolochia mannetje of lange Aristolochia. De lange oosterlucie wordt in Itali ook voor het mannetje gehouden en wordt daar aristologia genoemd en in het Spaans aristoloquia, in het Frans aristologe en in onze taal met een bedorven naam oosterlucey of oosterlucie, in het Hoogduits ook Osterlutzey. De ronde wordt in Italië voor het wijfje gehouden.’
Zie hiervoor de ronde de holwortel, Corydalis. Frans aristoloche clmatite.
Dodonaeus ‘De tweede wordt voor Aristolochia wijfje gehouden en heet Aristolochia strongyle, in het Latijn Aristolochia rotunda of Aristolochia femina en in onze taal Aristolochia wijfje of ronde Aristolochia. Sommige noemen ze in het Latijn ook Chamaemelon als of men aardappel zei, dan men plag den Cyclaminus of het varkensbrood ook Terrae Malum, dat is aardappel te noemen die nochtans zeer veel van de Aristolochia verschilt’.De bloemen stinken, typisch kenmerk voor deze familie wiens bloemen bestoven worden door aasvliegen. De andere is duidelijk anders en heeft een ronde wortel. Die wordt meestal betiteld als Aristolochia rotunda. In sommige kruidboeken als van Nylandt worden deze twee planten precies gelijk afgebeeld. Er worden maar 2 soorten Aristolochia genoemd, vanouds waren er 3 soorten, longa, rotunda en clematitis. Zo zegt Dioscorides al; ‘Xria ejus genera tradunturլ nadat hij de naam etymologisch heeft verklaard; Aristolochia nomen ex eo sibi adaptavit, quod existimetur optime puerperis opitular’. Inderdaad αριστος; beste, λοχεία; geboorte. Later was niet duidelijk meer welke de clematitis was, Pseudo-Mesue in de 12de eeuw noemt ze alle drie, de twee eersten worden afgebeeld en de derde heeft weinig belang. Platearius noemt er ook 2, Hildegard van Bingen noemt Aristolochia Byverwurtz, zonder verdere specificatie. Herbarius in Dyetsche noemt ze alle twee en elk in een apart hoofdstuk. Dodonaeus noemt weer 3 soorten naar Dioscorides. Het Sarasijnkruid noemt hij in het Latijn Aristolochia saracenia, in de apotheken Aristolochia longa, omdat men dat vroeger voor de lange Aristolochia hield, tenslotte begon men het Clematitis te noemen totdat de echte Clematitis gevonden werd. Maar welke soort is de tweede? Die is duidelijk anders volgens de Gart. Dat zou dan ook Corydalis cava kunnen zijn. Die heet bij Bock en andere oude Duitse schrijvers dan ook Hohlwurz.
Dodonaeus (d) ‘De derde heet Aristolochia Clematitis in het Grieks als of men in het Latijn zei Aristolochia sarmentitia of twijgachtige Aristolochia in onze taal.
Bij Apuleius zijn er noch ettelijke namen aan Aristolochia toegeschreven, te weten de Griekse Adra rhiza, Ephesia, Ephestios, Pyxionos, Dardanos en Opetis welke namen alle drie soorten van dit gewas schijnen algemeen te wezen, immers het is ons onbekend welke soorten de ene meer dan de andere eigenlijk toegeschreven behoorden te wezen. In Frankrijk zijn ze allen met de naam sarasine bekend omdat de bloemen van al deze soorten van Aristolochia op een omgewrongen of gedraaide sarasijnshoed schijnen te lijken. Dit kruid wordt in onze taal sarasijnskruid genoemd, in het Hoogduits Osterlucei, in het Latijn Saracenia of Aristolochia Saracenica, in de apotheken Aristolochia longa, want hier eerder plag men dat voor de lange Aristolochia te houden en tenslotte begon men het Clematitis te noemen. Maar nu dat de echte Aristolochia Clematitis gevonden is alzo wel als de lange Aristolochia, waarom behoeft men dit kruid een betere naam te geven dan Saracenia of sarasijnskruid en Aristolochia quinte, dat vijfde soort van Aristolochia is? De Fransen van omtrent Narbonne noemen dat fauterne of foterne.’
Het is het oude saracynscruyt, Duitse Saracenkraut, Engels sarrasine. Fuchs noemde het holwortel sarracijnskruid en later wel sarasine. Dit komt omdat het door kruisvaarders meegenomen is, de Arabieren waren voor hen Saracenen.
Bij A. Magnus werd het Aristologia genoemd welk woord verbasterde tot Osterloczi, Osterlucey, Osterlakzie of Osterluzei, vandaar osterluciegewassen. Het bloeit ook na Ostern; Pasen, mei tot juli. Osterluceye bij Bock, ook Bruchwurzel .
Frans poison a putin en poison de la terre: aardgif, naar zijn weerzinwekkende geur of omdat ze op gecultiveerde gronden als onkruid groeit, Duits Bruchwurzel.
Pijpbloem, de bloem lijkt bij veel vormen op die van een pijp, niet bij deze, de naam is dan ook verkeerd gekozen en wordt en werd ook wel holwortel genoemd.
Hynchkraut, Zaunling, Wolfsapfel, Wolfskraut, Lepelkrut, Zwitsers Loffelchrut, Osterliziechrut, Zeiachrut.
Aristolochia rotunda uit M. Houttuyn, www.BioLib.de
Gebruik.
De plant bezit de stof aristolochine dat werkzaam is tegen bloedingen.
Nederbergse geneeskundige recepten uit het midden van de 13e eeuw. ‘Als het de wijven gebeurt dat het tot het hart komt dan zal men nemen bijvoet en polei, Agrimonia, duizendblad en oosterlucie, stamp dat tezamen en neem dat sap en doe daartoe een beetje wijn en doe dat in een pot en kook dat een tijdje, als het dan afgekoeld is zal men het nemen als de ween komen.
En neem bevergeil en stamp dat klein tot poeder en sproei dat poeder op het kruid. En kook haver, het kruid, als het goed gekookt is laat het dan koelen en geef het lauw te drinken. Die vrouwen die deze zaak waard vinden laat men hen op een stoel zitten en laat ze de hitte aan het lijf onder opslaan en stop haar goed overal zodat het in haar komt.’
Vroeger was het gebruik zo. (141, 164, 309, 311) ‘Tegen benauwdheid, verstopping van de milt, opgestopte maandstonden, buikpijn, pijn bij het hart en besmettelijke ziektes: Neem van het poeder van de gedroogde wortel een vierendeel lood en geef het met wijn in. Of maak een afkooksel met wijn van de wortel en laat daarvan drinken. Dioscorides, Galenus, Matthiolus, Dodonaeus.
Tegen vuile wonden en holle zeren: Neem poeder van de wortel, gestampte iriswortel en van elk even veel, meng het met honing en leg het op, was de wonden en zeren vaak met wijn waar de wortel in gekookt is geweest. Dioscorides.
Tegen vuil en bedorven tandvlees: Neem het poeder van de wortel en wrijf er het tandvlees mee. Dioscorides.
Die met mirre en peper gedronken jaagt uit al hetgeen dat in de baarmoeder na het baren overgebleven is en drijft de maandstonden af en laat de vrucht gemakkelijk voort komen en hetzelfde doet ze ook als men het met een pessarium van onder in steekt want ze verlicht de arbeid van het baren wonderbaarlijk zeer. Deze wortel is bijzonder goed om de gebreken van de heimelijke schaamdelen te genezen als men ze in wijn kookt en die er mee wast.
Men gebruikt het ook om doornen, stekels, splinters en andere dingen die in de wonden of kwetsingen vaststeken uit te halen en de wonden te zuiveren. Bij de pleisters, pappen en diergelijke dingen vermengt neemt alle schilfers van het bedorven gebeente weg.
Ze is ook zeer bekwaam om alle inwendige ontstekingen die door verrotting en bedorven warme veroorzaakt zijn te genezen en weg te nemen.
De bladeren van de gedroogde oosterlucie, zegt Apuleius, zijn goed om daarmee te beroken diegene die de koorts hebben want daardoor zullen ze blij van geest worden. Dezelve beroking verdrijft ook de kwade geesten. Is het dat een jong kind bedroefd is zal men het beroken met oosterlucie en het zal blij worden en genezen de kwade geest zal verdreven zijn.
Als de wortel in huis geweekt wordt, verjaagt deze kwade geesten en duivels’.
Geboortekruid werd aan de vrouwen gegeven om de placenta uit te drijven, is echter sterk giftig zodat de moeder er wel aan dood ging.
3. Uit Redoute.
=Aristolochia macrophylla, Lamk (grootbladige) (Aristolochia sipho, L'Her.) (buis) (Aristolochia durior) (te hard)
Zuiver hartvormige en frisgroene bladeren die er vrijwel altijd mooi gaaf uitzien en 12-18cm lang zijn. De bladeren worden vrijwel niet door insecten aangetast. Deze grote harten stapelt het gewas in snelle opeenvolging op zodat al gauw een opvallende omlijsting aan gebouwen gevormd wordt. Voor het bedekken van gebouwen heeft het geen gelijke.
Een gladde stam en wollige knoppen.
Zijn geel/groene bloemen met buisvormig bloemdek en purperen strepen van 3.5cm lang hangen als pijpenkoppen tussen de bladeren in mei/juni.
Een winterharde kruiper die een grote lengte haalt, 6-9m.
De Duitse pijp is een gemakkelijke plant die zich snel aanpast aan elke situatie en kan in de zon, maar houdt wel van schaduw. Het liefst op wat kalkhoudende grond.
Is afkomstig uit N. Amerika en is sinds 1736 in Europa aanwezig.
Naam, etymologie.
Duitse pijp of moffenpijp, ook wel Hollandse pijp, ze lijken op een meerschuimen pijp, Engelse Dutchman’s pipe, pipe vine, broad leaved birth wort, Duits Tabakspfeiffenstrauch, Pfeifenstrauch of -winde. Dit naar de u vormige buis van de geelgroen bloem met donkere strepen, als een donkere meerschuimen pijp.
11. uit Curtis botanical magazine.
Aristolochia tomentosa, Sims (viltig behaard) Bladeren staan aan 7 cm lange bladstelen en zijn zelf 10-14cm lang en van boven heldergroen en van onder grijs/groen en behaard.
Jonge twijgen zijn bruin viltig behaard.
Bloemen zijn ongeveer even groot als de durior maar van binnen donker purper gestreept of geaderd in juli/augustus.
Komt uit O. N. Amerika en wordt 6-10m hoog, is beschreven in 1799.
Woolly birth wort.
14. Uit Curtis botanical magazine.
Aristolochia littoralis Parodi (zeekust bewonend) (Aristolochia elegans, Mast.) (sierlijk) met hartvormige bladeren met een grijsgroene onderkant die bij verwonding een onaangename geur geven.
De bloemen staan solitair in de bladoksels op lange stelen, kromme, groengele, circa 3,5 cm lange bloembuis die uitloopt in een circa 10 cm lange, paarsbruine, onregelmatig bruin- en wit gevlekte zoom.
De calico-flower is een zeer mooie altijd groene soort met geel/groene, witte en rood/purperen hartvormige bloemen die niet geuren.
Deze plant kan gemakkelijk van zaad geteeld worden. Bloeit het eerste jaar onder glas.
Uit Brazilië, is beschreven in 1885. Calico flower, elegant Dutchman’s pipe.
Uit Curtis botanical magazine.
Aristolochia sempervirens L (altijd groen) is een houtige, groenblijvende, 0,5–5m hoge klimplant.
Bladeren zijn leerachtig, donkergroen, 10cm lang en aan de basis breed-hartvormig met lobben die niet meer dan 1/7 van de lengte van de bladschijf uitmaken.
De bloemen staan op een zijdebehaarde bloemsteel en zijn 2–6cm lang met een sterk gebogen bloembuis en een zoom die aan de binnenkant geel gekleurd met purperen en aan de rand purper of purperbruine kleur.
De vruchten zijn 1–4 cm lange, cilindrische doosvruchten.
Komt voor in Z.-Griekenland, de eilanden en Z. Italië in, struikgewassen en bij droge muren tot op hoogtes van 2000 m.
Vermeerderen.
Uitzaai van de Duitse pijp in het voorjaar van ingevoerd zaad in potten. De kieming is 50-70%. Dit groeit zeer langzaam.
Afleggen is heel goed mogelijk. Dit doe je in het voorjaar. Leg ze golfvormig over de bodem. Bedek ze in de holtes met grond, verwijder daar het blad en verwondt het oog licht. Het volgende voorjaar afsnijden en verplanten.
Neem een topstek in juli/september met drie bladparen, het blad mag voor de helft rond afgeknipt worden, verwijder het onderste bladpaar, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen, en steek dit in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in 2 delen gezeefde turfgrond, 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl