Anagallis

Over Anagallis

Guichelheil, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.

Een geslacht van lage een-, twee- of meerjarige kruiden die gecultiveerd worden om hun helder gekleurde bloemen.

Stengels zijn meestal vierkantig.

Ze dragen tegenoverstaande, afwisselend of in 3 kransen staande bladeren.

Bloemen zijn okselstandig en staan meestal alleen in rood, blauw of wit.

24 soorten komen voor in vele delen van de wereld. Het zijn meestal planten met kruipende of klimmende stengels.

Primulaceae, sleutelbloemfamilie, nu Myrsinaceae.

Uit O. Thome.

=Anagallis arvensis, L. (van de akkers)

Pimpernel, heeft tegenoverstaande bladeren die soms in kransen van drie staan, eivormig en van een zeegroene kleur, aan de onderkant zitten zwarte klierpuntjes.

Een lage eenjarig van een 15cm hoogte met opgaande stengels die soms wat kruipen.

De plant bloeit op dunne stengeltjes die uit de oksels van de bladeren oprijzen. De kleine bloemetjes gaan ‘s aonds dicht en gaan dan hangen. De helderrode bloemen met een purperenoog, eigenlijk de enigste wilde bloem die rood bloeit, bloeien lang en vrijwel de hele zomer door.

De vrucht is een bolletje dat als het zaad rijp is met een deksel openspringt. Er zitten een 40 zaden in. Een plant kan zo een paar duizend zaden voortbrengen.

Het is toch geen lastig onkruid, onder graan kan het in grote hoeveelheden optreden en zo het uitdrogen van de bodem tegen gaan en zo zelfs voordelig zijn.

Het is een oud graanonkruid wiens oorsprong moeilijk meer vast te stellen is. Is een begeleider van de mensen die de akkerbouw uitoefenen.

Planten.

De soorten vormen aantrekkelijke planten voor de border. De rode vorm, subspecie arvensis, treft men meer aan op de kalkarme gronden en de blauwe, subspecie foemina Schinz (vrouwelijk) op kalkrijke gronden. Ze groeien tussen het graan en op braakliggende akkers.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Guichelheil wordt in het Grieks zowel als in het Latijn Anagallis genoemd, maar van sommige Corchorus, zo Plinius schrijft, Marcellus, een oude schrijver, noemt dit kruid Macia welke naam ook onder de valse namen die in Dioscorides staan gevonden wordt. In het Grieks plag een Hyacinthus Gallis of Galles genoemd te wezen, zo Lobel betuigt, derhalve mag dit kruid om de oranje kleur van de hyacint wel Anagallis in het Grieks genoemd worden. Het kan ook wel wezen dat de ouders dit kruid Anagallis, dat is verheugende, genoemd hebben omdat het zeer moedig overal de wegen versiert met aardige bloempjes die zeer lieflijk en lustig zijn om te zien’.

Anagallis komt van het Griekse anagelao: lachen, dit naar de fabel dat het kruid de kracht zou bezitten om droefheid tegen te gaan. Plinius en Dioscorides vertellen van zijn gebruik om te bemoedigen, vanwege het gebruik bij nierziektes waarvan de lach vergaat.

Of dat het woord afgeleid is van het Griekse anagallis: de bescheidene, omdat het gewas zo klein is.

Maar ook denkt men aan Grieks agallein: versieren of tooien, omdat het plantje in de herfst nogmaals begint te bloeien.

Ook ana: opnieuw, en agallein: plezier in, omdat de bloemen telkens openen met de zon zodat we er elke dag van kunnen genieten.

Het trekt dorens en pijlen uit het vlees en daarom denkt men aan anago: uittrekken, wat echter vrij onwaarschijnlijk lijkt. Italiaans anagallide en de Russische is een naam die beter te schrijven dan te lezen, kurjatschja noga trawa.

Dodonaeus (b)’In het Hoogduits Gaucheyl en in het Nederduits guichelheil.’

Guichelheil was vroeger een beroemd geneesmiddel tegen de verschillende soorten van krankzinnigheid. Een afkooksel van dit lieflijke bloempje heelt de gauch, de Gouch van de midden-Hoogduitsers. Een woord dat sinds de 10de eeuw gebruikt werd voor geestesziekten. Gauchelheil verdrijft gauch und gespenst zegt Fuchs. Een Gauch is een simpel en dom mens en gespenst is een spook of een boze geest. Zo werd het ook in Duits Vernunft und Verstand genoemd. Of dat guichelheil komt van guichel: razernij of hondsdolheid, en heil. Zoveel als salus stultorum, dat is het geneesmiddel der gekken. Frans heeft miroir du temps. Guichelen is een oud woord voor goochelen, men denkt aan goo(ui)chelaars en waarzeggers. Omdat deze plant bij de oude artsen als middel tegen geestes­ziekten gold werd het gouchheil of guichelheil genoemd. Met het woord is misschien ook teveel gegoocheld en is mogelijk teveel vertaald uit het Duits. Het zaad werd gebruikt tegen vallende ziektes en zou de kracht bezitten om de mensen op te vrolijken, een goochelmiddel dus. Dit naar de witte doosvrucht, het ronde zaad, die zo rond is als een kale schedel en daardoor in de signatuurleer gebruikt werd als een middel tegen hersenziektes, een Kopwaekraut, Vroeger dacht men dat een kale schedel op krankzinnigheid wees.

Het Duitse Gauchheil heet zo sinds de 15de eeuw, Gahheil en bij Bock en Fuchs heet het ook Gauchblume en Gauchheil. De Duitse naam werd vermengd met het oudere Gahhei­la, wat een snel helende plant van de geneeskunst was, deze naam gold bijvoorbeeld ook voor Achillea millefolium. Maar Gauch is ook een Saksische en kortere naam voor de koekoek, dus koekoeksheil. Hangt de naam goochelaar dan ook samen met de naam van de koekoek? De naam narrenheil en volksnaam heil der zotten dekt zo ook de lading.

Dodonaeus, 'In het Engels heet pimpernell’.

Engels scarlet of red pimpernel komt van Latijn pampinus, in Frans pampre: jonge druiventak, naar de talrijke vertakkingen. Pimpernel is ook de naam voor Pimpinella saxifraga.

Dodonaeus (d) ‘Guichelheil met rode bloemen wordt voor het mannetje gehouden en is ook Phoenicion en Corallion genoemd vanwege de kleur van de bloemen en uit dit kruid wordt een compositie of meesterije gemaakt, Diacorallion genoemd, die men tegen jicht en diergelijke jicht gebruikt die ook van Paulus Egineta in zijn zevende boek beschreven wordt. Dit kruid wordt ook Aeritis, Aegitis, Sauritis genoemd, maar dit zijn haar bastaardnamen’.

Dodonaeus (e) ‘`Guichelheil met blauwe bloemen wordt wijfje genoemd en heeft ook twee onechte namen, te weten Zeliaurus ende Nycteritis’.

Dodonaeus (f) ‘Valerant noemt dit kruid Molochia Serapionis, in het Spaans heet het Mortiaom of Muruges.’

(g) Het kruid is later met Stellaria media en Veronica anagallis vermengd. Naar Stellaria, rode basterdmuur, (in tegenstelling tot de ‘gewone muur’, rode mier, muurkruid of vergiftigde miere, bevat saponinen en lijkt op muur, in Silezië heet het ook Huhnertritt, midden-Hoogduits Huhnertritt of Hunerdarm, Heanadarm, Vogelkraut, Vogelchrut, verder rothe Miern, rother Meyer of Rote Miere, wat verwant is met Frans mouron (rouge: rood, blue; blauw) in Walloni moron, Provence mourron, mourel of mouret, Spaans muruge, Portugees morriao, verwant met Frans museau: snavel of tong naar de bladvorm, of met mordre: bijten, vergelijk het synoniem morgeline dat uit mouron stamt, en geline henne, omdat de kippen het graag afbijten. Naar een andere mening is het afgeleid van morsus: beet, omdat het tegen de beet van dolle dieren gebruikt werd.

(h) Duitse Colmarskraut of Colenerskraut bij Bock, Colmarkraut bij Kilian. Dat betekent een kruid uit Keulen.

(i) In Duits verder Grundheil, in Silezië Heil aller Welt, Engelse cure all: geneest alles.

(j) De gewone vorm werd ook wel barometer der armen genoemd omdat de bloemen zo gevoelig zijn voor de minste weersverandering, het is het Armer-Leute-Wetterglass, Gewitterblume of Wetterblume. De bloemen sluiten zich enige uren voordat het gaat regenen. Normaal gaan ze tegen 8 uur open en sluiten tegen 4 uur, of tien over 7 en sluiten een paar minuten na 2 uur. Het is al eeuwen een combinatie van klok en barometer. Duitse Neunerblumle, Nainibleaml, Zehnibluemli, Zeisigkraut; faules Gretchen, faules Lieschen, Faule Mad, Faule Magd: die te laat komt, Faulenzchen, Fulenzchen en Faulelschen, Nifelkraut heet het in Oostenrijk en in oud-Hoogduits betekent niffe: slapen of indutten, de bloemen gaan met sluiten ook hangen, Op Schouwen zijn het bloemetjes van zeven kwartier, vergelijk de Engelse John go to bed at noon, poor man’s weatherglass en shepherd’s barometer of clock.

(k) Korellenblumchen vooral voor de rood bloeiende, Acker Anagallis, groeit als onkruid op de akkers. Verder Bluettropfli, Cholm, Kassenaegle; kattenogen, Kassenmuleli, Nagelkraut, Gensekreitchen.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus, 311, 309) ‘Tegen tandpijn en om de hersens te zuiveren: Neem het sap van dit kruid en trek het door de neusgaten op. Dioscorides. Tegen beten van slangen en dolle honden: Neem van het sap een vierendeel lood, meng het met wijn en geef het in, verbind ondertussen de wond met het gestampte kruid. Plinius, Dioscorides’. Vervolgens werkte het ook goed tegen de pest.

‘Tegen de nierstenen en verstopping van de lever: Neem een vierendeel lood van het gedroogde kruid, stamp het tot een fijn poeder dat ge met wijn zal in geven. Fuchsius.

Dioscorides zegt dat als het met honing gemengd is de onzuivere en lopende uitpuilende ogen reinigt en gauw geneest en bovendien de donkere of slecht ziende ogen verheldert. Hij voegt daar noch bij dat het guichelheil met blauwe bloemen de uitvallende aarsdarm indrijven kan en daarentegen die met rode bloemen als daar op gelegd wordt die laat uitkomen of uitvallen.

De guichelheilen hebben een verwarmende en verdrogende kracht, zegt Galenus, en zuiveren zeer goed, ja in het kort gezegd, ze hebben een verdrogende kracht zonder scherpte waarom ze ook de wonden dicht maken en de vuile zweren helpen. Men zegt ook dat het zo grote kracht heeft als het op de verse wonden gelegd wordt dat het uit de beenderen etter trekt.'

Medisch werd het kruid gebruikt tegen leverklachten en bovendien vernieuwt het je krachten.

De planten bevatten een stof, cyclamine dit is een stof die vissen verlamd. In het water geworpen kan je met een schepnetje dan vissen. Geef het dan ook niet aan vogels met de sterrenmuur dat wel goed is als groente.

Folklore.

Brunfels; ‘Veel zijn zeker Anagallides (zoals ze noemen Plinius en Dioscorides) als muizenoortje en hoenderdarm zoals het ettelijke willen aanduiden gelijk zoals men van de Consolida mag zeggen, echter in de waarheid zo is het maar een kruid en tweevormig geslacht, mannetje en wijfje, welke we in Duits guichelheil noemen. Welke dermate bij de ouden gehouden, ook met zulke reverentie en superstitie gegraven dat ze het meenden zwak te zijn wanneer men het niet tevoren driemaal begroette en even veel aanbad eer dan men een enkel woord sprak en uit de aarde nam.’

In Ierland is het een gezegend kruid, seamair mhuire, het heeft de kracht om tegen de stroom in te gaan. Als je het kruid vasthoudt geeft het een tweede gezicht en gehoor, je kan horen wat de vogels vertellen je kan in de verte zien wat er gebeurt. Een Wells naam was gwlydd Mair: Maria’s stengel.

Als de bloem zich ‘s morgens vroeg goed opent, dan regent het in 24 uur niet, verstopt ze zich onder de bladeren, dan komt er een bui, gaat ze geheel niet open dan begint het gauw te regen.

De plant verzamelen de vrouwen en meisjes aan de avond voor St. Vitus, 15 juni, en leggen hem onder het hoofdkussen zodat ze van hun liefste zullen dromen en wat ze zien willen.

Er was eens een knecht en een meid die tijdens het werk op het veld in slaap vielen. De boer die zich afvroeg waar ze bleven ging kijken. Hij zag hun slapen en werd ontzettend kwaad. Omdat hij toveren kon veranderde hij ze beiden in een guichelheil. Rood voor de man, want hij was het sterkste en blauw voor de vrouw. Sindsdien bestaan er twee soorten guichelheil.

Uit www.robsplants.com

Anagallis monelli L. (Franse botanist Jean Monelle) (Anagallis linifolia, L. subspecie monellii) (vlasbladig, dus lijnvormig blad) (Anagallis grandiflora) (grote bloemen)

Bladen tegenoverstaand of in kransen en zittend.

Een meer- of tweejarige, de stengels zijn verhout aan de basis.

Dit is een grootbloeiende vorm van de vorige. De blauwe bloemen kunnen wel een 2.5cm groot worden en zijn roodachtig aan de onderkant in augustus.

Uit Portugal, is vermeld in 1796.

Blauwe guichelheil, Blue of flaxleaf pimpernel.

Uit J. Kops, www.BioLib.de

Anagallis minima L. (klein)

Bladen zijn eivormig en afwisselend geplaatst, toegespitst en glad.

Het is een kleine eenjarige van twee tot acht cm hoog, toch staat de stengel rechtop maar is niet vertakt.

De stengel draagt een 6 tot 8 afwisselend geplaatste bladeren waartussen de bloemen geplaatst zijn Het is mogelijk de kleinste van onze wilde bloemen De alleenstaande bloemen staan in de bladoksels, wit tot roodachtig en zijn alleen midden op de dag open in juni en juli.

Groeit op open en vochtige zandgronden, duinvalleien.

Mogelijk is het nu bij ons wel verdwenen.

Naam, etymologie.

De oude naam was Centunculus: Latijn cento: weinig waarde, naar de kleinheid van de plant. Of van cento: lapwerk, naar de manier waarop het de grond bedekt.

Dwergbloem, de oude naam is de zeer kleine guichelmuur, Duitse Zwerg Gaucheil, Acker Kleinling en Centunkel, Franse centenille bassette en Engels kaff weed of chaffweed: waardeloze kleinigheid of klein kruid en basterd pimpernel.

=Anagallis tenella, Murr. (teer) wordt 5-15cm hoog.

Bladen zijn eivormig of rondachtig.

Stengels kruipen. Bloemstengels zijn langer dan de bladen.

De roze bloemen zijn fragiel en zitten aan draadjes met zeer kleine blaadjes in juni en juli.

Een meerjarige moerasplant die samen groeit met mos.

Naam, etymologie.

Teer guichelheil, Engelse bog pimpernel, Duitse Zarter Gauchheil, Frans mouron dlicat.

Planten.

Zaden van de eenjarige zaaien waar de planten moeten groeien in april met warme dagen. De meerjarige worden vermeerderd door scheuren.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl