Gossypium
Over Gossypium
Katoenplant, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Met Gossypium herbaceum uit bibliodyssey2lj.livejournal.com
Mogelijk 40 of meer soorten van kruiden en bomen komen voor in dit geslacht die in warme landen groeien. Verschillende soorten uit deze orde hebben zaden met een harige bedekking, wat gebruikt wordt om er katoen van te maken. Ze worden gekweekt voor de vezels die op de zaden geboren worden.
Het zijn grote en stevige kruiden of boomachtige bosjes, 3m.
De gesteelde bladen zijn groot en staan afwisselend, meestal met duidelijke 3-9 lobben, soms echter gaaf.
Bloemen zijn wit, geel of purperachtig.
Malvaceae, kaasjeskruidfamilie.
Deze groep kan in tweeën gesplitst worden, de Nieuwe Wereld en de Oude Wereld groep.
Onder de eerste behoren Gossypium hirsutum, L., =Gossypium barbadense, L.(uit Barbados) en de tropische boomkatoen van Z. Amerika, Gossypium brasiliense, Macf. (uit Brazilië) en Gossypium peruvianum, Cav.(uit Peru)
Tot de Oude Wereld groep behoren Gossypium herbaceum, L. (kruidachtig), Gossypium arboreum, L. (boomachtig), Gossypium neglectum, Todaro (veronachtzaamd of onopgemerkt) en Gossypium nanking, Meyen.(uit Nanking)
Gossypium arboreum, L. (boomachtig) boomkatoen wordt 1-2m hoog.
Zijn takken zijn bedekt met zacht dons van een purperen kleur.
Bladeren zitten aan een steel van 1.5-10cm, ovaal tot rond met 5-7 lobben als een esdoornblad. Klieren zijn er op het blad en knoppen.
Bloemen staan aan korte stengels, licht geel met soms een wat purperen centrum, 3-4cm.
De vrucht is een 3-4cellige doosvrucht van 1.5-2.5cm doorsnede, ovaal.
De zaden erin zijn rond en bedekt met lange witte katoen.
Boomkatoen, tree cotton komt uit India en Pakistan. Er zijn bewijzen dat zijn cultivatie 2000 v. Chr. Was bij de Harappan civilisatie van de Indus vallei voor de productie van katoenvezels. Deze soort kwam in O. Afrika een 2000 jaar geleden en werd geteeld bij de Meroe civilisatie van Nubië, de eerste katoenwevers van Afrika.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) Katoen van Cairo dat in Egypte groeit is van Bellonius Gossipium perenne genoemd en van Prosper Alpinus Gossipium arboreum, in het Egyptisch gotne mseguar al of men boomkatoen zegt. Het groeit aan een boomachtige heester die menige jaren overblijft, doch men vindt het daar maar alleen in sommige hoven. De stam wordt wel vier en een halve meter hoog en is houtig, met harde takken, de bladeren, vruchten en dons zijn als die van klein katoen doch groter, dan dit katoen wordt in het weven daar niet gebruikt, maar wel in Arabië.
Uit F. Kohler, www.BioLib.de
=Gossypium barbadense (uit Barbados) , wordt veel geteeld in Peru.
Het is een tropische plant die gele bloemen geeft en zwarte zaden.
Groeit als een kleine bossige struik en geeft katoen met zijdeachtige vezels, is gevoelig voor vorst.
De eerste bewijzen van teelt komt uit Ancon, een plaats aan de kust van Peru waar katoenteelt dateert van 4200 v Chr. Het werd veel geteeld in Z. Amerika waar Christopher Columbus het tegenkwam in 1492 in Amerika en Cuba. Hij kreeg bij zijn aankomst ruwe katoen van de Indiaanse bevolking. Cortez en Pizarra daarop in Mexico. De Azteken maakten schitterende katoenen stoffen, verwerkt met veren en konijnenhaartjes. De Mayaճ weefden katoenen pantserhemden. Smalle reepjes katoen betekende voor hen ook geld. De Inka’ s gebruikten een zeer fijne en bruine katoensoort. In hun tomben werden katoenen stoffen gevonden. De bewoners van het Amazonegebied wikkelden katoen om hun pijlen. De kustbewoners maakten er touw, hangmatten en kleren van. In Peru zijn katoenen stoffen gevonden van 5000 jaar oud. Deze oer Amerikaanse aanbouw van katoen ging, op een paar stoffige resten na, weer verloren.
Het werd een commerciële slaven plantatie in de West Indies zo dat in 1650ճ Barbados de eerste British West Indian kolonie werd die katoen exporteerde. Rond 1670 begon de teelt in N. Amerikaanse kolonies waar planten overgebracht werden van Barbados. Onder een van de eerste planters van Sea Island cotton in Amerika was een Engelsman, Francis Levett, die later uit zijn Georgia Plantation vluchtte bij het uitbreken van de Amerikaanse revolutie en naar de Bahama's ging waar hij opnieuw de teelt opzette wat mislukte. De Barbados vorm werd al gauw vervangen door een andere Amerikaanse soort, G. hirsutum.
Pima cotton, extra long staple, South American, Creole, sea island cotton, Egyptian, Algodon pais en West Indische katoen. De term Egyptische katoen wordt meestal gebruikt voor de extra lange stapel katoen die in Egypte geteeld wordt wat eigenlijk komt van de Amerikaanse soort G. barbadense die geïntroduceerd was door Mohammad Ali Pasha in de 19de eeuw. Tijdens de Amerikaanse oorlogen werd de in Egypte geteelde katoen een alternatief voor Britse textielmolens de meeste wat nu als Egyptisch katoen gelabeld wordt, Egyptian cotton, komt nu van de Amerikaanse soorten.
Uit Fuchs.
Gossypium herbaceum, L. (kruidachtig) Tweejarige met diep gelobde bladeren
De gele bloem van deze plant lijkt wel wat op die van de Chinese roos, die tot een verwante familie behoort.
Bij het openbarsten van de zaaddozen zwelt de katoen eruit.
De kruidachtige, eenjarige katoenplant die 1.5m hoog wordt.
Uit Sahara en Arabië, is beschreven in 1596.
Waarschijnlijk werd het eerst geteeld in Ethiopië of zuidelijk Arabië en vandaar ging het naar Perzië en verder tot China waar het rond 600 v. Chr. geteeld werd.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas heet in het Grieks Xylon en Gossipion, in het Latijn heeft het ook dezelfde namen.’
Gossypium, dit woord is afgeleid van goz: Arabische voor een zachte stof, Latijn gossum: uitpuiling, de zaaddoos opent bij rijpheid.
Dodonaeus (b) ‘In de apothekerswinkels noemt men het Lanugo Bombax. Dit kruid of de wol ervan heet in het Grieks Bambax en Pampax en daarna in Italië bambsgia of bambagia, in het Spaans algodon, hoewel hetgeen dat ervan geweven is ook bambasijn heet en de borstrokken daarvan gemaakt heten daarvan ook misschien wambaysen of wambuizen.’
Zie Ceiba en Bombax. Bombast, Engels bombast, dat is de ruwe katoen die gebruikt werd om kledingstukken op te vullen, vandaar gezwollen taal of holle klanken.
Dodonaeus ‘In de apothekerswinkels noemt men het ook Cotum, In het Latijn heet het ook Cottum en daarvan komt de Franse naam cotte of du cotton, in het Italiaans cotoni, en in het Nederduits kottoen, in het Engels cotton.’
Engels Levant cotton, Frans cotonnier en arbre, Italiaans cotone arbusto, onze katoen, midden-Nederlands cotoen in 1272, dit stamt uit het oud-Franse coton, wat weer stamt uit Italiaanse cottone en dit van Arabisch qutun, (of katom, koton: boomwol), dat uit het Egyptisch of voor-Indisch stamt.
Dodonaeus (d) ‘Theophrastus vermaant van dit gewas in het 9de kapittel van zijn 4de boek maar geeft dat geen naam en zegt alleen dat het een boom is die wol voortbrengt en in het eiland Tylos groeit, maar het moet niemand vreemd lijken dat hij een onbekend gewas en dat in verre landen groeit een boom genoemd heeft dat nu het kottoen of wolligheid van dit voornoemde gewas is in deze onze tijden (waarin vele dingen bekend geworden zijn die de ouders heel onbekend waren) de naam van Baumwoll of boomwol, dat is wol die van een boom gekomen is onder de Dietsers noch behoudt. Dan Theophrastus schrijft daar van dit gewas in de navolgende manier; 'men zegt ook (schrijft hij) dat hetzelfde eiland Tylos vele bomen voortbrengt die wol dragen en ze zeggen dat die bomen bladeren hebben als die van de wijngaard, maar nochtans kleiner en dat haar vrucht, waar de wol in steekt, zo groot is als een appel en die wanneer het tijd is van rijpheid opengaat en dat de wol dan er uitgenomen wordt waarvan ze webben en lakens plegen te maken. Plinius spreekt van hetzelfde gewas in het eerste kapittel van zijn 19de boek; 'het hoogste deel van Egypte (zegt hij) wat aan de kant van Arabië ligt brengt een heester voort die van sommige Gossipion genoemd wordt, maar meestal Xylon en daarom worden de webben of lakens die daarvan gemaakt worden Xylina genoemd. Die heester is klein en krijgt een vrucht de gebaarde noot gelijk van gedaante, uit wiens binnenste zijdeachtigheid de wolachtige dons genomen en gesponnen wordt en er is niets ter wereld witter en zachter dan de wolligheid van die vrucht. De priesters van Egypte dragen geen kleren liever dan die daarvan geweven zijn.’
(e) Een legende ontstond naar de beschrijving van de Griek Herodotus in de 5de eeuw v. Chr. in zijn boek dat eenvoudig historiën genoemd wordt beschrijft hij de streken buiten de onbekende Griekse grenzen. Hij schreef: 'zekere bomen.....brengen hun vruchtenvlokken voort die beter zijn dan die van schapen in schoonheid en pracht, de inboorlingen kleden zich met kleren die daarvan gemaakt zijn.'
Plinius schreef over de katoenplant als (arbor) lanigera, de woldragende boom, ook als Gossypinus van Bahrein, vandaar kwam de fabel dat de wol groeide aan plantaardige schapen, zie barometz bij dieren.
A. Munting: ‘Boomwol of kottoen heet in het Latijn Gossipum xylon cotum, Bombax of Bambax, waarna de Italianen deze Bambagia en wij alles wat er van geweven wordt bambasyn, of naar het woord Bombax, boombasyn of boomasyn genoemd hebben en alzo hieruit het bovenste gedeelte van het kleed dat de borst en armen bedekt bambaysen wambuysen en wamboysen gekregen heeft omdat daarvan die stof niet alleen gemaakt wordt maar ook van binnen gevuld wordt en nog tegenwoordig van zeer velen gedragen wordt.’
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De barbieren gebruiken het katoen ook nuttig om de wonden en zeren te zuiveren als ze de katoen eerst in wijn gelegd hebben en daarna uitduwen. Die van Egypte gebruiken geen andere doeken of afschrapsels in hun wonden of zeren en daarvoor nemen ze hun boomkatoen dat fijner is dan hetgeen dat aan de lage heester groeit. Ze gebruiken hetzelfde katoen ook om het bloed te stelpen. Het zaad van dit gewas is goed tegen alle koude gebreken van de borst. En de Egyptenaren gebruiken de slijmerigheid van hetzelfde zaad als het in water geweekt is tegen alle hete koortsen en alle vergif dat de maag en darmen knaagt of dooreet.
Het binnenste of het merg van het zaad helpt diegene die met de hoest gekweld zijn en hun adem niet goed ophalen kunnen en bovendien het verwekt tot de onkuisheid en begeerte des vlees want het vermenigvuldigd het zaad zeer geweldig.’
Niet alleen de katoen is belangrijk, ook de zaden. Die worden als zalf gebruikt en doen ook medisch dienst. Maleisiërs gebruiken de katoenplant om koortsen te bestrijden. Ze branden de plant om het pasgeboren kind er mee te beroken. Ze schrijven de zaden voor aan diegenen die ziek zijn door duivelse geesten.
Historie.
In India zou het gewas al duizenden jaren v. Chr. bekend zijn geweest, In de Rigveda, 1.500 v. Chr. wordt het vermeld.
Herodotus verhaalde dat de volkeren van de Kaspische Zee een plant bezaten die een wol gaf van schapen, vandaar de naam boomwol. Hij schreef; er zijn wild groeiende bomen waar men uit de vrucht een wol kan winnen die in schoonheid en kwaliteit die van schaapswol overtreft. De Indiërs maken uit die boomwol hun kleren.’ Alexander de Grote nam het mee terug uit India, 330 v. Chr. Zelfs werd er toen op de Peloponnesus katoen op kleine schaal gekweekt. De Grieken zijn zo het eerste katoen leverende en verwerkende land van Europa geworden. De Grieken gebruikten katoen om er kledingstukken van te weven en haarnetten van te maken. Geleidelijk aan verdween de cultuur in de loop der tijd. In de westerse wereld bleef het gebruik maar beperkt. De latere Romeinen gebruikten katoen om er zonneschermen van te maken. Pausanias schreef in 158 na Chr. Dat er in het H. Land en Egypte al katoencultures waren want hij geeft commentaar op de katoen van Juda die geler van kleur was dan de Egyptische. Men noemde het wijnstokwol omdat de bladeren wel iets lijken op de wijnstok. Het is gevonden op Egyptische mummies, ook zou katoen voorkomen op de Rosetta steen.
Er zijn er die deze Pausanius noemen als koning van Sparta in 480 v. Chr. , katoen zou toen al bekend zijn geweest. Herodotus schreef 450 v Chr. dat elke inwoner van India een plant had die in plaats van vrucht, wol droeg als een schaap, maar fijner en beter waarvan zij kleren maakten.. Theophrastus, 300 v Chr. vertelt dat er katoen groeide aan bomen in Tylos, Ethiopië. Varro, 116-27 v. Chr. schreef over boomwol onder aanwijzingen van Ctesias. Plinius schreef in 115 na Chr. dat er katoen groeide in Egypte, iets dat een eeuw later bevestigd werd door Julius Pollux, 306.
Dan verschijnt het bij de Egyptenaren van wie de kunst naar de Indiërs overging. Dezen dreven 138 v. Chr. met gedrukte en geverfde doeken handel met China. 600 v. Chr. zou katoen in China zijn aangekomen, waarschijnlijk werd het daar gebruikt als sierplant. De plant is vrijwel zeker niet afkomstig uit China. Pas goed ontwikkelde de cultuur zich daar 1000 na Chr. In de 13de eeuw werd het gewas als cultuurplant ingevoerd door de Tartaren die China veroverde. In Japan verscheen katoen eerst op het einde van de 8ste eeuw, ging weer af en bleef 800 jaar lang onopgemerkt. In 1592, waarschijnlijk door de Portugezen, werd het voor de tweede maal ingevoerd.
In de tijd van Mohammed moeten katoenen kleren al heel gewoon zijn geweest. Bekend is het feit dat Karel de Grote een tent van katoen kreeg aangeboden in 807 van Harun al Raschid die groot opzien baarde.
Bijbel.
Het gewas was bij de Perzen al zo oud dat wij niet eens weten wanneer het voor het eerst verbouwd is. Mogelijk komt deze struik uit India, bij opgravingen die dateren 3000 v. Chr. zijn katoenen weefsels gevonden. In het dal van de Indus in Pakistan zijn katoenen weefsels uit 4500 v. Chr. gevonden.
De Joden hebben het leren kennen tijdens hun gevangenschap in Perzië, 598-536 v. Chr.
Esther 1 :5-6 ‘Na verloop van dezer dagen richtte de koning voor al het volk dat zich in de burcht Susan bevond, van den hoogste tot den laagste, een feestmaal aan van zeven dagen, in den voorhof van den tuin van het koninklijk paleis. Linnen, wollen en blauw/purperen gordijnen waren met linnen en rood/purperen koorden vastgemaakt met zilveren knoppen aan witmarmeren zuilen.’
Tijdens hun verblijf in Perzië, 598 v. Chr., moeten de Joden er zeker bekend mee zijn geraakt. In Esther, 521 v. Chr., komt het woord carpas of karpas voor, waar de behangsels beschreven worden als wit, groen (carpas) en blauw. De vertaling zou moeten luiden: witte katoenen en hemelsblauwe gordijnen. De naam heeft veel overeenkomst met Sanskriet karpasa: katoen. Indische naam is karpas en kapas.
Die Babylonische stof die schitterde van vier kleuren, dit was hyacintblauw, byssus, saffraangeel en purper. De saffraankleur verbeeldde het vuur, het byssus de aarde, de hyacintkleur de lucht en de purperkleur de zee. Op het voorhangsel was een afbeelding van de hemel voorgesteld.
Het woord shesh van de eerdere en buts of bootz van de latere boeken van het O. T., respectievelijk wit en fijn linnen, zou slaan op het gebruik van katoen in Egypte. De kleding van de Egyptische priesters en die van de Hebreeërs was altijd gemaakt van linnen, ofschoon Plinius verzekert dat die van de Egypte liever katoen hadden. Van Ravelingen meldt; In Arabië wordt van het boomkatoen een soort van heel fijne doek geweven, sessa genoemd dat van sommige voor het byssum van de ouders gehouden wordt.’
Uit ridzwanmn.blogspot.com
Linnaeus noemt een plant Gossypium religiosum, L. (geheiligd) (Cochlospermum gossypium) Er is echter niets heiligs aan, de naam ontstond in Europa omdat men in de 18de eeuw deze katoenplant in een nonnenklooster van Dekhan kweekte.
Verdere verspreiding.
Katoen verdwijnt weer geleidelijk aan uit die streken om pas met de Arabieren, via N. Afrika, Sicilië en Spanje terug te keren. In het midden van de 13de eeuw bezat Barcelona al belangrijke fabrieken. De kruisvaarders namen katoen mee vanuit de Arabische landen. Venetië en Genua werden belangrijke handelssteden voor katoen. Volgens Marco Polo werd er niet alleen in China katoen gebruikt, maar ook in Armenië, Perzië en overal langs de Indus.
Tegen 1600 voerden de Engelsen prachtige stoffen aan uit India en Pakistan, wat gevolgd werd door de Nederlanders die bedrukt katoen kochten, maar ook ruwdoek dat hier bewerkt werd. Hierna begon men in Europa ook zelf met spinnen en weven.
Uitbreiding van katoengebruik werd tegengehouden door de moeilijkheid van het ontpitten, wat met de hand geschiedde, ongeveer een pond per dag. Rond 1735 werd er in Engeland een spin- en weefmachine uitgevonden. De industrie nam een hoge vlucht toen E. Whitney in 1794 de zaag ontpitmachine, saw gin, uitvond. Toen steeg ook de vraag snel. In de VS haalden men katoenarbeiders uit Afrika om zo op grote schaal katoen te kunnen verbouwen.
Gossypium hirsutum L. (ruwharig, ruig) is een tot 1,5m hoge, verhoute struik met behaarde twijgen en bedekt met olieklieren. Wordt als eenjarige geteeld.
De bladeren zijn afwisselend geplaatst, lang gesteeld, aan de basis hartvormig met drie tot zeven breed-eivormig, toegespitste lobben.
De bloemen staan solitair in de bladoksels, wit of lichtgeel en verkleuren later naar roze tot purper, 5cm lang en bestaan uit vijf bloembladeren, augustus tot september.
De vruchten zijn 4–6cm lange, droge kapselvruchten die acht tot tien erwtgrote zaden bevatten die bedekt zijn met tot 4cm lange haren. De vette olie uit de zaden wordt voor technische toepassingen gebruikt.
Deze vorm bepaalt de cotton belt van Amerika.
De katoen hoorde, volgens de ouden, niet in Amerika te groeien. In het jaar 1774 werd te Liverpool een baal boomwol uit N. Amerika ingevoerd en in beslag genomen omdat daar geen katoen zou groeien.
Deze geeft nu een 90% van de wereldse katoenfabricatie.
Upland cotton of Mexican cotton. Behaarde katoen.
Folklore.
Lang, lang geleden leefde er in een moeras een klein elfje die haar tijd vulde met spinnen en de mooiste en zachtste materialen maakte die maar denkbaar waren. Haar wiel draaide zo snel dat je niets anders hoorde dan een zacht zoemend geluid, het geluid dat bijen maken als ze een bloem bezoeken. Haar spindel was de steek van een bij, van haar oom die het haar had nagelaten, dit om de dingen weer goed te maken omdat hij in zijn leven zo veel kwade dingen had gedaan. Maar een andere inwoner van het moeras was nog erger dan de bij en het elfje was zeer verontrust toen ze ontdekte dat hij vlak bij haar was komen wonen. Het was een enorme spin en zo groot als een vogel en monsterlijk bespikkeld met rood, blauw en geel. Hij was trots op zijn spinnen maar toen hij de prachtige kleedjes van het elfje zag realiseerde hij zich dat zijn werk maar goedkoop en arm was en hij werd jaloers en wilde haar dood maken. Ze nam haar wiel op en spindel op en rende weg, met de spin in achtervolging. Ze vroeg de muis om beschutting maar die was bang en sloot de deur; ze vroeg de pad om haar te beschermen maar die stak alleen zijn tong uit. Uiteindelijk kwam er een vuurvliegje met zijn lantaren aan. Hij zag het elfje, hij zag de spin, riep het elfje hem te volgen, hij vloog met haar over een veld en verlichtte de weg want het was nu nacht. Ze bereikte al gauw een struik die een mooie roze bloem droeg. ‘Spring in de bloem’ beval de vuurvlieg. Nog steeds droeg ze haar wiel en met haar laatste krachten sprong ze midden in het hart van de bloem. De spin zat haar op de hielen maar toen hij zijn lelijke klauw op het onderste bloemblad zette gaf ze hem zo’n klap op zijn poot met haar spindel dat hij zijn houvast verloor en op de grond viel. Het volgende moment sloot de bloem zich over het elfje en maakte de bloemblaadjes zo dicht dat de spin er niet in kon komen. Hij weefde zijn web rondom haar en geloofde dat hij haar de volgende morgen wel zou vangen als ze eruit zou komen, maar ze verscheen niet. De spin hield de wacht maar tenslotte vielen de bloembladeren op de aarde en toen hij geen elfje zag gaf hij het op en zo beet hij in zijn eigen lichaam en stierf. Maar het elfje was niet dood. Ze bleef heerlijk liggen in de ronde bal die de plant achter liet na het bloeien en een paar dagen later opende de bal zich en al het mooie materiaal dat ze had gesponnen, terwijl ze verborgen was, waaide er uit. En de mensen pakten de draden en maakten ervoor zichzelf kleren en ze zegenden het elfje van de katoenplant en waren blij dat ze ontsnapt was aan de boze spin.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl