Hippophae
Over Hippophae
Duindoorn, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Dit geslacht bestaat uit mooie planten die gekweekt worden om hun zilvergrijze bladeren en helder gekleurde bessen.
2 soorten komen voor in Europa en Centraal Azië, vooral Nepal.
Bladverliezende struiken of bomen met doornige twijgen.
De jonge groei is bedekt met zilveren schalen of sterachtige haren. Bladeren staan afwisselend en zijn smal.
Bloemen staan op de twijgen van voorgaand jaar in korte trossen, in de oksel die meestal ontwikkeld is tot een doren of twijgje, tweehuizig, de mannelijke bloemen met 2 klokvormige dekslippen, 4 meeldraden, de vrouwelijke bloemen met kroesvormig bloemdek en bovenstandig vruchtbeginsel, 1 stijl
Ze worden gevolgd door kleine, maar vele oranje gele bessen die er tot diep in de winter aan blijven.
Het zijn uitlopers vormende planten met spreidende takken die bekleed zijn met zilvergrijs en tamelijk smal blad, met onbetekende gele bloemen die in april voor de bladeren komen.
Elaeagnaceae, duindoornfamilie, orde Rosales.
Hippophae rhamnoides, L. (Rhamnus-achtig) De smalle lancetvormige bladeren van 3-7cm lang en 4-8mm breed zijn vooral aan de onderkant grijsachtig en bezitten, net als de takken, een grijs berijpte soms metaalachtige kleur.
Het is een tweehuizige plant en mogelijk daarom zo stekelig.
Jonge twijgen zijn sterk gedoornd en zilverachtig beschubd.
De onaanzienlijke geel/groene bloemen zitten in hoopjes langs de twijg en bloeien al voordat de bladeren uitkomen, mei, maar tegen herfsttijd zijn de takken zo vol beladen met oranje bessen dat het lijkt of de takken eronder bezwijken.
Gecultiveerd vormt het vrijwel een boom met een dikke en houtachtige stam, soms 6m hoog en vele onregelmatig geplaatste takken. Een die geplant was bij Syon, in de buurt van Londen, was bijna 10m met een stamdoorsnede van 25cm. Bij de kust meestal rond 1m.
De duindoorn komt meest uit de kusten van Europa, Kaukasus en W. Azië, gaat tot 67 graden N.B, ook aan oevers van de Alpenstromen.
‘Bikul ‘is een compacte Deense duindoorn, wel een mannelijke plant.
Naam, etymologie.
Bij Dodonaeus is Hippophae een verwant van de wolfsmelk en geeft melkachtig sap uit. De plant kent hij niet en geeft een beschrijving van de ouden.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit gewas in het Grieks Hippophas en in het Latijn ook Hippophas, Plinius noemt het Hippophyes in het 12de kapittel van zijn 22ste boek, tenzij dat het een bedorven naam is, Hippophyes, zegt hij, groeit in zavelachtige landen aan de zee gelegen en is met witte doornen bezet en met druifvormige vruchten geladen als de klimop met witte en eensdeels rode bessen. De wortel is vochtig en vol sap wat tenzij dat alleen tenzij dat er koekjes met meel van gemaakt wordt verzameld wordtծ Voorts zo vindt men onder de bastaard of oneigen toenamen van de kruiden bij Dioscorides ettelijke namen aan deze Hippohas toegeschreven, te weten Hippophanes, Hippion, Echinion, Pelecinon en Lappago, welke laatste naam nochtans met de Aparine of kleefkruid beter overeen komt dan met dit gewas daar we nu van handelen. Deze onze Hippophas verschilt van het Hippophaestum van Dioscorides (wat nochtans van sommige, zo dezelfde Dioscorides verhaalt, ook Hippophas genoemd plag te wezen) dat van Plinius Hippope (tenzij dat ook een bedorven naam is) genoemd wordt. Want dat Hippophaestum is een soort van doorn die van de volders of lakenbereiders gebruiken en is zonder steel, bloem of vrucht en brengt allen voort ettelijke losse hoofdjes en kleine doornachtige bladertjes met een zacht en dik worteltje waaruit als ook uit de bladeren en hoofdjes sap gedrukt of geperst wordt. Beide deze voor beschreven kruiden, te weten Hippohas en Hippophaestum, zo Plinius betuigt schijnen geschikt geweest te zijn en eigenlijk de aard en de natuur van de paarden toegedaan dat hun namen ook eensdeels uitwijzen omdat ze van het woord Hippos beginnen dat in het Grieks een paard betekent. Maar in welke gebreken van de paarden deze kruiden meest nuttig en gebruikt mogen wezen heeft dezelfde Plinius niet te verstaan gegeven. De edele zeer geleerde Fabius Columna houdt onze gewone sterrendistel of Calcitrapa voor de echte Hippophas of Hippophaestum van Dioscorides. Dan naderhand in een boek dat hij van verschillende nieuwe of niet goed bekende kruiden uitgeeft twijfelt hij of onze schijtbessen niet voor de echte Hippophas van Dioscorides gehouden zou mogen worden want het lijkt hem dat ze met de beschrijving die van Dioscorides is gedaan zeer goed overeen komen. Doch omdat hij onze schijtbessen nooit gezien heeft durft hij het niet te verzekeren. Voorts zo schijnt het woord Hippophas de naam geweest te zijn van alle kruiden die de volders dienstbaar waren om de klederen schoon en zuiver te maken. Want Theophrastus schrijft dat uit de Tithymalus of wolfsmelk de beste Hippophas gemaakt kan worden. En daarom wordt het wolfsmelk mannetje of Tithymalus serratus van sommige voor het echt Hippophas gehouden’.
Hippophae, hippophaes is een oude Griekse naam voor een doornige plant, mogelijk werd op Poterium spinosum gedoeld. Waarschijnlijk is dit woord afgeleid van Grieks hippos: paard, phaea: ogen of licht, middel tegen oogziekte bij paarden, vergelijk Frans lumiere de cheval, Duits Rosdorn of Pferdsdorn. (of pheos: een doornige plant) Plinius XXII.14 ‘Hebent accommodate esse et equorum naturae, neque ex alia causa nomen accepisse.’ De naam kan dan ook komen van hippos: een paard en phao: vermoorden, omdat een afkooksel van de vruchten gebruikt werd om het ongedierte bij paarden te doden.
Dodonaeus (b) ‘Tegenwoordig wordt dat van de inwoners van Morea of Peloponesus Acantha na catharisi, dat is op het Latijns Spina purgatoria genoemd alsof men in onze taal zei doorn om te purgeren of doorn die dient om de buik week te maken.’
Dodonaeus ԏnder Rhamnus noemt hij deze plant, zie de soortnaam; Ԅit geslacht van dorenachtig gewas wordt in het Grieks Rhamnos genoemd en in het Latijn ook Rhamnus en van sommige ook Persephonion in het Grieks en Leucacantha, dat is in het Latijn Spina alba en Spina Cervalis zoals men onder de bastaardnamen geschreven vindt. Marcellus noemt het ook Spina salutaris en Herba salutaris en zegt dat het vruchten als druiven of wijnbessen draagt, hier te lande heeft het geen andere naam dan Rhamnus. Dit tweede geslacht (eerste is Zizyphus spina-Christi) heet tweede Rhamnus, in het Latijn Rhamnus secundus. Dan Valerius Cordus noemt het Oleaster Germanica, dat is wilde olijfboom van Duitsland.
Lobel noemt ze schijtbesien (niet naar de kracht, maar naar de kleur want ze hebben een stoppende kracht) in het Latijn Oleaster Germanicus Cordi en Rhamnus primus Dioscoridis putatus. In Holland noemt de gewone man ze duyn-besien en in Zeeland ook, zo L. Lemnius betuigt.’
Duindoorn, zeeduindoorn of duinbessen, in het Engels sea buckthorn, seaberry, willow thorn en sallow-thorn: wilgachtige doren, Frans, saule epineux: wilgedoren, lաrgoussier: witte bladeren, Duitse Weidendorn, Seedorn, Sanddorn, Stechdorn of Haftdorn, is zo genoemd naar zijn sterk gedoornde twijgen en zijn vele voorkomen in de meer kalkrijke duingronden. In Spaans espino amalrillo en de rakitnik van de Russen.
Dodonaeus d) ‘In Frankrijk worden al deze kruiden ook soms burguespin en neprun, doch oneigenlijk genoemd, in Itali ranno, arruca en rhamno en Spanje scambrones.. Sommige noemen het Spina Janalis van Ovidius en Rhamnos alexiares van Nicander. Andere noemen het kwalijk cruysdoren. Het zaad dat in de besjes van deze Rhamnus gevonden wordt is in elk besje maar een, langwerpig, blinkend en bedekt met een velletje dat buiten zwart en binnen wit van kleur is en hierin verschilt deze soort veel van de voorgaande. De oranje gele vrucht of bes zelf is zuur of rins van smaak en heet in het Frans argousse’s Argousier.
In Frankrijk worden deze vruchten voor sap van onrijpe druiven gebruikt en voorwaar ze zijn niet zo onaangenaam van smaak.
(e) Duitse Finnische Beere en Fasanbeere die ze eten, Griesbeer, Rheindorn, Wehdorn, Safanbeere, de saffraankleurige bessen.
Gebruik.
Deze bessen worden door de vogels gegeten. Ze bevatten veel vit. C. en een rode kleurstof, caroteen. Er kunnen marmelades en dranken van gemaakt worden. Een vissaus werd wel van de bessen gemaakt. In Rusland werden ze veel gewaardeerd en de winter door bewaard. Ze zouden echter een zeker narcotisch giftig effect bezitten.
Planten.
Het is een mooie besheester die tegen Kerstmis gebruikt wordt in boeketten. Ook voor parken en plantsoenen en soms als haag is het een ideale plant in de kuststreken. Op arme zandgronden blijft het gewas wel kleiner en meer struikvormig, maar maakt vele worteluitlopers en is zo geschikt om stuifzand vast te houden. De plant leeft samen met stikstofbindende bacteriën.
Uit en.wikipedia.org
Hippophae salicifolia, D. Don. (wilgbladig) Bladeren zijn lijnvormig en 6-10cm lang en 6-13mm breed, van boven grijs/groen en van onderen witachtig met een bruine nerf.
Bloemen zijn geel/wit in maart/april.
Vruchten zijn lichter gekleurd dan de vorige en minder opvallend.
Vermeerderen door zaad en afleggers.
Is wat gedoornd en kan wortelopslag geven.
Komt uit Midden Azië, Nepal, en is een meer opgaande vorm tot een boom met ronde kroon en afhangende takken van 7m. is beschreven in 1822.
‘Robert,’ is door Ton van de Oever genoemd naar de vroegere eigenaar van Kalmthout, België, Robert de Belder. Het is dan ook een mannelijke boom, dus geen vruchten.
Naam.
Willow leaved sea buckthorn, wilgbladerige duindoorn.
Vermeerderen.
Vermeerdert zich via worteluitlopers zodat in de duinen groepen manlijke of vrouwelijke vormen bij elkaar staan. Om een goed bes effect te verkrijgen moeten er meerderen bij elkaar geplant worden en 1 man op zes vrouwen zetten. Het best kan de duindoorn vermeerderd worden via de worteluitlopers, als je de vruchtdragende neemt weet je dan ook dat die het volgende jaar vruchten geeft.
Stratificeren vanaf december en in maart zaaien. Stekken kan van winterstek, geen groeistof gebruiken. Of in augustus als zomerstek met 0.5% ibz.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/