Proteaceae

Deze opmerkelijke en aparte familie bestaat uit meestal grote en kleine bomen of struiken, zelden zijn ze kruidachtig.

De familie omvat 29 geslachten met meer dan 1100 soorten die meestal op het zuidelijk halfrond voorkomen. De meeste, 262, hiervan komen voor in Z. Afrika en 720 soorten in Australi en Tasmani. In Tropisch Amerika wordt de familie vertegenwoordigd door de mooie geslachten Rhopala en Protea en in de Maleise archipel door het geslacht Helicia.

Voor het grootste gedeelte komen de Protaceae voor in landen met een zeer droog en winderig seizoen, dit seizoen wordt afgewisseld door een regentijd, velen van hen zijn wit behaard.

Het is opmerkelijk dat zo’n grote familie van zo weinig belang is voor de mensheid. De grotere bomen als Grevillea robusta, Knightia excelsa, Embothrium coccineum, Leucospermum conocarpum, de redwood, en Protea grandiflora, de wagen-boom, worden gebruikt vanwege hun hout.

De zaden van verscheidene soorten worden gegeten. Een gouden verfstof wordt verkregen van de Australische Persoonia saccata.

Banksia en Protea zijn belangrijke bijenplanten.

Talrijke en vroeger aan Proteaceae toegeschreven fossielen worden tegenwoordig tot de Myricaceae gerekend, deels zoals bij Embothrites en Dryandroides is dit twijfelachtig.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl