Zostera
Over Zostera
Wier, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit F. Hemprich.
Zostera komt met 12 soorten voor aan onze kust waarvan Zostera marina, het zeegras, de bekendste is terwijl ook
= Zostera nana, het kleine zeegras ook vrij algemeen voorkwam. Beide soorten kwamen algemeen voor in de ondiepe gedeeltes van de N. Zeekust en de vroegere Zuiderzee. Door een ziekte zijn ze daar vrijwel geheel verdwenen.
Het zijn meestal meerjarige planten met lange dunne bladeren, 1cm breed.
Het zijn planten met lijnvormige bladeren, die bij Zostera marina, L. (van de zee) drie/zevennervig en bij Zostera noltii, Hornem. (Zostera nana) steeds drienervig met een afgeronde top zijn.
De bladeren hebben een schede aan de voet.
De bloemen zitten in een aar die ingesloten is in de schede van het bovenste blad. De bloemen hebben geen bloemdek en bestaan uit een 2delige meeldraad en een stamper. Een bijzonderheid is dat de bestuiving van de stempels in het water geschiedt en dat de stuifmeelkorrels lang en draadvormig zijn.
De vruchten van Zostera marina zijn gestreept en die van Zostera nana glad.
Zosteraceae, zeegras familie.
Uit L. Watson.
Zostera noltii Hornem. (Duitse botanist Ernst Ferdinand Nolte, 1791-1875) (Zoster nana) bladeren zijn 4-25cm lang en 0,5-1,5mm breed, met 3 nerven waarvan de buitenste met de bladrand samenvallen, bladtop is afgerond of iets uitgerand.
Om de meeldraden staan kleine haakjes.
Zaden zijn glad.
Groeit langs de kusten.
Klein zeegras.
Uit J. Sowerby.
Zostera marina L. (van de zee) (Zostera angustifolia) is een vaste plant van 20- 150cm en vormt witte wortelstokken.
De lijnvormige bladeren zijn 20-50 cm lang en 2- 9 mm breed met 3 tot 11 nerven.
Bloeit van juni tot de herfst, bloemen hebben geen kelk- en kroonbladen en de bestuiving vindt onderwater plaats.
De vrucht is een geribd nootje met een gespleten snavel dat door het water verspreid wordt. De vruchten worden ook door vogels en vissen gegeten wat tevens zorgt voor verdere verspreiding van de plant.
Komt voor in ondiepe gebieden van de Waddenzee en de zeearmen en vormt daar onderzeese graslanden die van belang zijn als foerageergebied en voor de ei afzetting van vissen en andere waterdieren. Verder in het N. Halfrond.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘ De Hollanders die omtrent de zeekant wonen noemen alle deze geslachten van zeegewas met een algemene naam wiert of wier. Dan ze moeten alle onder het geslacht van Fucus begrepen worden en vooral gehouden worden voor medesoorten van dat eerste geslacht van Fucus dat in de grote of Spaanse zee buiten de straat van Gibraltar pleeg te groeien, zoals Theophrastus betuigt, hoewel dat het die nochtans niet gans met deze geslachten heel overeen komt’.
Zeewier of wiert, Fries seewier, Duits Wier, vroeg Nederlands en oost Fries is het wir, Angelsaksisch war: zeekruid. Het woord is ontstaan uit de oudere vorm wer, en dat uit wair, misschien is het een klankwisseling voor metaaldraad, vergelijk het Angelsaksisch wir en wire, een sieraad van metaaldraad. Het woord gaat waarschijnlijk terug op een stam wir: draaien.
De naam wierden zien we in het oud-Hoogduits als werfen: ophogen, en zo is ook de naam werf ontstaan. Aduard werd gesticht in 1192 als Adewerth: oude wierde. Meer plaatsen met uitgangen op wier, wer, werd, ward of wird duiden op plaatsen die opgehoogd zijn met wier. Leeuwarden bijvoorbeeld komt van Lienward, Hauwert in W. Friesland is ook een wierd dorp en zo waarschijnlijk al heel oud en is zo mogelijk verbonden met de Friese wierden.
Ook Wieringen heeft er zijn naam aan te danken en van wierriemen zijn de dijken van de N. Hollandse kust gemaakt. Als een stuk dijk wordt bloot gespoeld is dit soms nog te zien. Dijken en wierhoofden werden gemaakt door dit wier op hopen in het water te gooien.
Dodonaeus (b) ‘Het eerste geslacht of Fucus met brede bladeren is van sommige in het Grieks Prasos en van andere Zoster genoemd, zegt Theophrastus. Plinius schrijft insgelijks ook dat het soms Prasus en soms Zoster genoemd wordt.’
Zostera, Grieks zoster: gordel of lint, dit is een verwijzing naar de bladeren. Zostera was een bijnaam voor Hera als godin van het huwelijk. Frans la zostere, Duits Wasserriemen, Frans rubans: banden.
(c) Zeegras of zeenestelen, Duits Seeweed, Seegras: groeit in de zee, Engels sea-weed,
(d) Duits Seetang: verwant met deinen, dat door bronnen en zeestromingen soms in grote hopen wordt opgeworpen, vandaar de ook voorkomende naam Seeballe en Meerpille, Gewöhnliches Seegras, Große Seegras, Engels sea-wrack: literair uitgeworpen, dat wat de zee uitwerp, verder bell ware, glazier’s sea weed, gebruikt bij glasblazen, grass wrack of grass weed, turtle grass of sea hay, eelgrass of ijl gras.
(e) Duits Tang van thang: dehnen als thanta Faden, Dauk.
(f) Frans pailleuse, van paille: stro, het wier werd als matras gebruikt, verdiere, van vert: de groene velden, foin de mere, crin vegetal: plantaardig haar, het gebruik voor matrassen in tegenstelling tot dat van crin: paardehaar, dat ook gebruikt werd, zostère marine.
Gebruik.
Wier is al sinds de oudheid gebruikt. De wierden zijn er door ontstaan en zelfs na honderden, ja, na duizenden jaren zijn de vroeger gebruikte wierlagen nog te zien en te herkennen. Door zijn conserverende werking kon men onder het wier nog overblijfselen vinden van vroeger gebruikte graansoorten, paardenboon etc.
Zeegras kwam voor, voor de afsluiting van de Zuiderzee. Het gewas dat aan de kust werd geworpen werd gewit door de zon en gebruikt om er kussens en matrassen mee te vullen en dit witte wier werd verzameld onder de naam Zostera oceana. De groene delen werden gebruikt als bemesting.
Het groene wier, dat in de zee gemaaid werd en dan gespoeld in schoon water om het zout eruit te halen werd dan gebruikt als verpakkings- en vulmateriaal. Ook op de huisdaken gelegd die dan bijna onverwoestbaar waren.
As van dit wier werd, na uitloging, gebruikt om zout te leveren dat geschikt was om het vlees erin te bewaren. Ook in glasblazerijen werd het gebruikt en tot het maken van aluin en zeep.
“Fucus of Alga, Flap of Wiert. Deze groeien alle in de Zeeën en voornamelijk omtrent het eiland Wieringen dat misschien daarvan de naam gekregen heeft. Zij hangen veel aan de palen en hoofden gelijk als watermos want het schijnt van geen zaad voort te komen. Aan de zeeplaatsen doet het grote dienst wanneer men tegen het onstuimige bulderen der zee daar dijken van maakt die beter zijn dan die van aarde omdat die wierd dicht in elkaar verwart ligt gelijk als het haar van een vilten hoed.”
Hang wier op onder een afdak en dan weet je altijd wat voor weer het wordt. Wordt het droog en zonnig dan rimpelt het en wordt dor, is er regen op komst, dan zwelt het op en voelt vochtig aan.
Bijbel.
Volgens Tackholm komt ze niet in Egypte voor, wel bij de M. Zeekusten van Europa en de N. W. kust van Klein Azië. Is eenmaal gevonden als verpakkingsmateriaal in een mummiekist van een kind. Moldenke beschrijft dat zwemmers die met zeewier in aanraking komen exact hetzelfde ondervinden als Jona beschrijft, hoewel sommige algen als Ulva en Fucus hetzelfde doen.
Soeph of suph komt voor in Jona 2: 5 en Exodus 2: 3/5, de laatste is vertaald als biezen waarin het kistje van Mozes was verborgen, maar door wier bij Jona. Mogelijk is het een algemene naam voor waterplanten.
Noorse mythologie.
De Noorse god Niord wordt voorgesteld als een lieflijke god die gehuld is in een soort groene tunica met een kroon van schelpen en zeegras op zijn hoofd. Als verpersoonlijking van de zomer wordt hij aangeroepen om de woedende stormen te stillen die de kusten gedurende de wintermaanden woest maken. Ook roept men hem aan om de warmte van de lente te bespoedigen en zo de wintervuren uit te doven. Hij werd aangeroepen om gunstige oogsten te schenken, want men vertelt dat hij graag welvaart schonk aan hen die op hem vertrouwden. Omdat men dacht dat alle waterplanten hem toebehoorde stond de zeespons in het noorden bekend als Niords handschoen, een naam die tot voor kort bewaard bleef toen dezelfde plant door het volk herdoopt werd in “Hand der Maagd”.
Njerd of Njord die de handel en zeevaart van de volkeren regelt, de zee en de wind naar welbehagen beheerst en de macht heeft over het vuur die hij bezweren kan. Omdat hij bovendien rijk en machtig is en zeer mild in het geven van goud en goederen aan zijn aanhangers, zo wordt hij door schippers en vissers ijverig en dringend aanbeden om gunst en zegen over hun bezigheden te verkrijgen. De Edda schenkt hem de titel van “rechtschapen koning der mensen” ook noemt men hem de “geest, die op de wateren zweeft”. De blanke zwaan heeft de eer de vogel van deze godheid te zijn. Ook in de verhalen van de gebeurtenissen die bij Cleef en Nijmegen voorvielen, komt deze vogel meermalen voor.
Christelijke tegenhanger.
Dagelijks waren hun kusten aan de toorn van de zeegoden blootgesteld en dagelijks behoefden zij, als een zeevarend volk, hun bescherming. De Heilige Eligius, de apostel van de Vlamingen en Friezen die in het jaar 659 stierf, waarschuwde zijn bekeerlingen tegen de verering van Neptunus. Een menigte heidense tempels is tot christenkerken gewijd. Stavo’s tempel te Stavoren ontving bij deze verandering de naam van St. Nicolaas, de heilige van de zeelieden. Zo wordt het Sint Nicolaas feest, dat voorheen aan de zeegoden gewijde dag opvolgde, nog algemeen onder ons gevierd.
Sint Nicolaas.
(190, 197, 184, 189A, 187, 215, 195 a) Natuurlijk kent iedereen het Sint Nicolaasfeest, het is met het Sint Maartensfeest uit een kerkelijk gebruik ontstaan. Ook hier spelen al voorchristelijke elementen mee. Het Christelijke element is dat Sint Nicolaas, zoals hij in de middeleeuwse legende voorkomt, een samenvatting is van 2 Lycische bisschoppen. De eerste is Nicolaas van Myra, die waarschijnlijk in de 4de eeuw leefde. De tweede is Nicolaas van Pinora die in 564 stierf. Beiden zijn historische personen en over beiden is verder weinig bekend, des te meer lieten ze aan de verbeelding over. Uit deze beiden is de heiligengestalte gegroeid van wonderdoener die reeds op het einde van de 9de eeuw door de Grieks katholieke kerk in alle gevaren en rampen wordt aangeroepen.
Een weldoener, de kwaaddoeners wist hij duchtig te straffen. En op het concilie van Nicea was hij een van de grootste tegenstanders van het Arianisme. Eindelijk stierf hij. In het klooster op de Sionsberg bij Myra werd hij begraven. Monniken bewaakten zijn graf en bewaakten het meer dan 700 jaar.
Toen Myra in de handen van de Mohammedanen was gevallen brachten Italiaanse kooplieden in 1087 het kostbare gebeente van de Heilige over naar de stad Bari in Apulië en bouwden over zijn graf een prachtige kerk die het middelpunt werd van de R.K. verering van Sint Nicolaas. Bari dat als havenstad nog veel belangrijker is dan Myra maakte de weldoener vooral tot redder op zee. Men zegt dat uit het gebeente een vocht vloeit dat geneeskrachtiger is dan het water van Lourdes. De Noormannen die Bari later in bezit hadden, brachten zijn verering als patroon van de zeelieden over in N. Europa.
Er voer een schip naar Myra. Vlak onder de kust van Klein Azië werd het door een geweldige storm overvallen. De zeelieden werkten en zwoegden en riepen alle heiligen aan. Niets hielp. ‘Laten we Sint Nicolaas aanroepen’ zei er een. Ze deden het. En het hielp. Sint Nicolaas verscheen plots op het schip en stilde de storm. De volgende morgen, toen de dankbare mannen in de kerk van Myra kwamen, stond hij gewoon voor ‘t altaar. Hij is zo de patroon van de zeevaarders.
Zijn aanroeping liet Willem de Veroveraar, toen een storm hem in het kanaal overviel, veilig uit Normandië naar Engeland landen. De kustbewoners van N. Europa vonden in Sint Nicolaas de christelijke beschermer in zeegevaar, die hen tot dusver had ontbroken.
Patroon van de koophandel werd hij ook. Er was grote hongersnood in Myra. Een paar graanschepen van Alexandrië die met tarwe geladen waren, ankerden in Myra. Was de redding gekomen? Helaas, de schepen hadden bestemming Rome en het koren was voor de keizer. St. Nicolaas ging eens met de schippers praten. Hij wist uit ieder schip een flinke hoeveelheid los te krijgen. Maar toen de schepen in Rome werden gelost, bleken ze niet minder te hebben dan in Alexandrië ingeladen was.
Langs de hele Noordzee tot IJsland toe en aan de Oostzee wijzen de torens van de talrijke Sint Nicolaaskerken de schepelingen als het ware de weg. Hier hingen ze na hun redding hun doorweekte kleren op en werden na hun dood missen voor hen gelezen. Over Frankrijk en Z. Vlaanderen heeft de Sint Nicolaasverering zich naar onze streken verspreid. Als een krans liggen om de oude Zuiderzee de Sint Nicolaaskerken van Stavoren, Kuinre, Oldemarkt, Blankenham, Vollenhoven, Genemuiden, Kampen, Kamperveen, Elburg, Doornspijk, Harderwijk, Baarn, Weesp, Muiden, Monnikendam en Edam. Allen stammen stellig uit de 13de eeuw met als oudste die uit Kuinre van de 12de eeuw. Ook aan de rivieren verrezen ze, onder andere te Groningen, Deventer, Zutphen, Utrecht, Dordrecht, Leiden en Delft. Het volk sprak van de klaaskerk en noemde zich hier en daar met voorliefde Sint Niclaasmannen. Al gauw werden gilden van zeevaarders en kooplieden gevormd die Sint Nicolaas tot patroon kozen. Het koopmansgilde te Amsterdam bekostigde sinds 1476 een dienst in de oude of Sint-Nicolaaskerk waar het beeld van de Heilige in klinkklaar zilver stond, toen de stad in 1578 de zijde van de Hervormers koos liet ze er munt uit slaan.
‘Willem van Henegouwen, graaf van Holland, Zeeland en heer van Friesland… In oorkonde is deze brief verzegeld met onze zegel, gegeven in Den Haag, de maandag na Sinte Niklaesdag in de winter, in het jaar des Heren 1342’.
In the Prioress’s tale vertelt Chaucer ; (1387)
‘Our blisful Lady, Cristes mooder dere
To worshipe ay, and het forgat it naught
For sely child wol alday soone leere
But ay, whan I renembre on this mateere
Seint Nicholas stant evere in my presence’.
St. Nicolaas was daar toen ook al de patroon van de schooljongens.
Shakespeare Two gentleman of Verona 3,1,300;
L. ‘O ongeletterde dagdief! Het was de zoon van uw grootmoeder. Dat is een bewijs, dat gij niet lezen kunt
F. kom dwaas, komaan, toets mij met uw papier
L. Daar, en toon door Sint Nicolaas u flink!’
Sommige mensen zeggen dat St. Nicolaas nooit bestaan heeft. Er is een lijst van alle bisschoppen die het concilie van Nicea bijwoonden. Zijn naam staat er niet bij. Er is een oud boek waarin alle beroemde kerkvorsten uit zijn dagen worden beschreven. Hij wordt niet genoemd. Wel bestaan er een menigte legenden over hem.
Wodan.
(201A) Zo hebben wij te doen met een katholieke heilige. Het feest is dus niet ouder dan de middeleeuwen. Een heilige evenwel die te paard over de daken rijdt en vergezeld wordt van een zwarte knecht en zijn gaven in een schouw laat glijden is een voorstelling die we moeilijk als christelijk kunnen zien. De legende van Sint Nicolaas geeft hierover dan ook geen verklaring. Daarom is het wel mogelijk dat we hier hetzelfde verschijnsel hebben wat we elders ook aantreffen, namelijk een in kerkelijke vormen geklede heidense godheid. Als je naar het prototype van deze gestalte kijkt, die uitsluitend op Germaans gebied voorkomt, dan ligt het voor de hand om voor een op een paard rijdende figuur aan Odin of Wodan te denken. Die reed door de lucht met zijn achtbenige ros Sleipnir. In december maakte Wodan zijn rondgang op de aarde, met zijn staf Gungmir om de ongehoorzame te straffen en de brave te belonen. Als een vermoeid reiziger klopte hij soms aan de deuren van de mensen. Een oude man was hij dan, met een lange grijze baard. Een breedgerande hoed droeg hij, grijs als de wolken. Zijn ruime mantel was blauw gevlekt als de wolkenhemel en met gouden sterren bezaaid. Hij zag er armoedig uit. Wie hem in zijn woning opnam vermoedde niet dat hij een god was. Later pas merkte men het. Wodan overlaadde ze met rijke geschenken. In die maand vierden de mensen de feesten van Wodans komst. De landman had een schoof koren op de akker laten staan voor zijn paard of legde een handvol hooi voor hem neer.
Toch was Odin geen kindervriend die zijn gaven door de schoorsteen liet zakken. Voor zover bekend is niets dat daarop wijst. Maar ontneem je aan Sint Nicolaas juist deze functie en ontdoe hem verder van zijn zwarte begeleider, zijn rammelende ketting en statige gard dan blijft er niets anders over dan een eenvoudige grijsaard op een paard die door het luchtruim schrijdt. En daaruit is niet onze Sint Nicolaas te herkennen. Vandaar dat men naar overeenkomstige volksgebruiken zoekt.
Mogelijk is er ook verband met Poseidon, de heerser der zee. Hij rijdt op zijn wagen met paarden bespannen die beslagen zijn met koperen hoeven over de zee. In vele verhalen wordt hij met het paard in betrekking gebracht, hij zou het paard geschapen en de mensen geleerd hebben zich ervan te bedienen. Hij wordt de vader genoemd van de paarden Arion en Pegasus. Daarom schept hij ook behagen in wedrennen die op verscheidene plaatsen ter zijner ere gehouden werden. De god van het water in het algemeen, dus ook van bronnen en rivieren e.d. die ook in het binnenland als bevruchtend en voedselgevende god beschouwd werd. Dus onze Noordelijke tegenhanger Nerd of Nord.
Kinderfeest.
Waar komt de voorchristelijke en christelijke feestdag samen? Was er vroeger een speciale dag die met het verquicken en het inpeperen in verband stond?
Een ander verhaal is dat de waardin, waar Nicolaas in huis was op het moment van zijn bisschopsverkiezing, naar buiten rende toen ze hoorde dat hij tot bisschop was gekozen. Ze had echter thuis een baby in de kuip gedaan die op een vuur stond, Ze vergat het helemaal. Pas toen ze hem gefeliciteerd had kon ze weer normaal denken. Ze schrok en nam St. Nicolaas direct mee naar huis. Daar zag ze het kind spelen in het kokende water met de waterbellen. Dat had Nicolaas gedaan.
De oudste sporen van het kinderfeest vinden we in een stadsrekening van Dordrecht uit 1360 en 1363. Hieruit blijkt dat de koorknapen op die dag vrij hadden en wat geld kregen om feest te vieren. Een van hen werd dan tot bisschop gekozen en onder de vesper kreeg hij de mijter en de kromstaf in zijn hand. Met deze kinderbisschop trokken de jongens in optocht langs de straten en vroegen aan de voorbijgangers een kleinigheid, het bisschops- of kaarsgeld. Voor de helft kochten ze kaarsen en van de andere helft maakten ze feest. De kaarsen zullen ze bij hun avondommegang hebben gebrand. Uit andere stadsarchieven blijkt dat er door het gehele land in de 15de en 16de eeuw een kinderbisschop werd gekozen. De geestelijke en wereldlijke overheid schonk dan geld, kleren schoenen of lekkers. Als alle kinderommegangen ontaardde ook deze in bedelarij, zodat in de 17de eeuw het bedelen met mijter en kromstaf werd verboden.
Zo vinden we ook nog in de rekeningen van de kerkmeesters van de Sint Nicolaaskerk in Utrecht die met de Sint Nicolaasviering vanaf 1427 aanwezig zijn. Hierin komt van de aanvang af aan geregeld een postje van drie of vier paar kinderschoentje met enig geld voor die op 6 december om Godswille aan de armen werd geschonken. De kinderschoen, met de daarin verborgen verrassing, is waarschijnlijk te verklaren uit de bekende legende dat Sint Nicolaas aan drie zusters, die door hun vader uit armoede de weg op gestuurd zouden zijn, elk nacht een bruidsschat in de schoenen wierp.
Maar hoe is Sint Nicolaas zelf de brenger van geschenken geworden? Dit komt doordat de heilige ook de patroon van de kloosterscholen werd. Sint Nicolaas beloonde de vlijtige en brave, bestrafte de onoppassende. Zijn feestdag bood de gewenste gelegenheid tot een kleine dramatische voorstelling die bij de middeleeuwers zo geliefd was. Dan zal een van de leraren of kloosterlingen zich als Sint Nicolaas hebben verkleed en lekkers uitdeelt aan de vlijtige, de luiaards tuchtigend met zijn roede, het onmisbare instrument zijn bij de opvoeding. Zo treedt Sint Nicolaas op omstreeks 1200 op een school te Normandië, een uitstralingspunt van een gebruik dat zich vanaf de 13de eeuw tot de 15de over heel Noordwest- en Midden Europa verspreidde. Zo zien we Sint Nicolaas tot voor kort. Met luid kettinggerammel werd zijn komst aangekondigd, een indrukwekkend voorkomen en ondertussen vragend hoe het met het kind gaat, geschenken uitdelen en de kleine angstig wachten laat op zijn oordeel en dan iets ontvangen. Dit alles is een kleine dramatische vertoning.
Verkwikken.
De roede was eerst in gebruik als het strijken om vruchtbaarheid te bevorderen en is bekend als het verkwikken. Als verkorpering van een vegetatiedemon gaf de roede de geslagen geluk, voorspoed en rijkdom. Mensen dieren en planten werden in verschillende tijden van het jaar geslagen of gestreken om gezond en krachtig te worden. Het zou leven en groeikracht door de roede meedelen en de tegenwerkende vijandelijke krachten uitdrijven. De roede, tak, twijg of gard waarmee men mens, dier en plant slaat om vruchtbaarheid te verwerven. Dit berust op een oud Indogermaans volksgeloof dat nog in geheel Europa verspreid voor komt. Een restant leeft onder andere nog voort in het slaan van bomen. In West Friesland wordt men gortig. Dit is het jaar waarin de kinderen bekend worden met de “echtheid” van Sinterklaas. Dit gortig is afgeleid van gard of roede.
De levensroeden waarmee men gegeseld werd, (paasgeseling) werd zo gebruikt voor degene die men het goede toewenste. Dit zien we nog met Sinterklaas. Die verschijnt in de gestalte van een levensgeest (ook vegetatiedemon genoemd) die eerder Wodan en Thor heette, de vader en zoon of het oude en nieuwe jaar. Deze Sinterklaas was altijd de hijlikmaker wat verbasterde tot heiligmaker. (214) Hijlik is huwelijk en Sinterklaas bracht de jongelui bij elkaar. Want december was voor de oude Germanen de tijd waarop de verlovingen plaats vonden. Dan werden de gemeenschappelijke weiden verdeeld en kreeg het jonge paar zijn deel toegewezen om in het voorjaar te gaan verbouwen. Men had een vrij veld, vandaar vrijer en vrijster. Kreeg een meisje van de vrijer een Claescoeck met een hart cadeau, dan gold dat voor een duidelijke liefdesverklaring. Aan Wodan werd dan ook geofferd, oorspronkelijk dieren en later gedeeltes of het aller voornaamste deel, het hart. Later werd dit vervangen voor offerbrood dat de vorm had van het dier. Een veel gebruikt offerdier was het everzwijn. Het dier heette geluk brengend te zijn. We zien nog in marsepein en chocolade het hart en het zwijn terug. Het offerkoek offerde men om iets te krijgen, in dit geval vruchtbaarheid. Ook hier valt de dit uit de lucht, het zijn geschenken die je ten deel vallen.
Inpeperen.
Het verkwikken is een nu in veel andere gewoontes en naar haar oorsprong volkomen vergeten gebruik die als pfeffern bekend stond. Dit pfeffern bestond hierin dat de kinderen met berkentwijgen of andere twijgen op aswoensdag, met nieuwjaar of andere feestdagen tussen Kerst en Pasen, de volwassenen meer of minder krachtig sloegen, bijvoorbeeld op de voeten om ze uit het bed te krijgen. Vaak waren het ook jonge mannen en meisjes, de knechten en dienstmeisjes die elkaar met de twijgen “streken”. In dit geval verscheen ze nog duidelijker als vruchtbaarheidssymbool. Naar een oud gebruik slaat men de bruid met een wit afgeschilde berkenroede van de kerkdeur tot in de kerkstoel. Mogelijk behoorde dit gebruik tot de vele en nu minder bekende gebruiken of vruchtbaarheidsriten zoals ze vroeger bij huwelijk gewoon was.
De geslagene moeten zich met kleine geschenken verlossen. In het noorden was met dit gelukwensen het de bedoeling een gift terug te ontvangen. In Sittard heette dit verrassen en de verraste moest trakteren.
In Duitsland was deze geseling bekend als pfeffern of het inpeperen. De kinderen gingen naar de ouders en bedienden om ze in hun bed de gezondheidsbrengende geluksroedeslagen toe te brengen. Deze gezondheid en groeiende liefdesdienst werd met peperkoeken beloond die met vaststaande spreuken gepeperd waren. De naam peperkoeken, in de 11de eeuw pfeforceltun, en de levenskoek in de Kerst stammen waarschijnlijk van dit gebruik. De levensroede heette in Bayern pepergard en de traktatie de levenskoek.
De (peper)noten waren vruchtbaarheidsbrengers omdat zij de kiem van nieuw leven in zich droegen. Met de noten spelen was kinderwerk. Een gebruik dat we met het strooien van pepernoten bij St. Nicolaas nog steeds zien. De gard van zwarte Piet, een vruchtbaarheidsgod uit de duistere onderwereld, was in oorsprong in handen van een onderwereldgod een vorm van de levensroede. Piet is de tegenhanger van Sint Nicolaas net zoals nacht en dag, licht en donker, man en vrouw, goed en kwaad. Hij is de bestraffende en komt uit de hel, het schoorsteengat, en is daarom zwart, niet bruin. (5)
Dit pfeffern met de roede die in het begin van deze eeuw in Duitsland steeds meer uitwassen kreeg en tot bedelarij kwam.
Zwarte Piet.
Later is het meer tot slaan geworden omdat met de betekenis niet meer begreep. Nog meer uitbeelding kreeg Sint Nicolaas door het optreden van Zwarte Piet.
In Duitsland is er geen Zwarte Piet maar een duivels uitziend mannetje die Ruprecht heet. Deze Ruprecht symboliseert, net als bij ons de roede, het bestraffende element van Nikolaus. Zwarte Piet, Pieterman en Pietje Pek zijn de volksnamen van de duivel. Hij heeft niets met de zwarte bevolking van Afrika van doen. Piet komt zwart iit de hel en Sint Nicolaas komt wit uit de hemel, tegenstellingen. De hele middeleeuwen door was de in ketenen geboeide duivel een geliefde voorstelling, het goede naast het kwade. Zo ontstond het volksgeloof dat de machtige Sint Nicolaas jaarlijks op zijn feestdag de duivel in ketenen sloeg en geboeid met zich meevoerde. Dan moest de zwarte duivel die zwart is van het roet van de hel, hem dienen en geschenken langs de wanden van de (toen nog grote) schoorsteen laten glijden. De schoorsteen die de geestenwereld met die van de stervelingen verbond. Dan dreigde hij stoute kinderen met de roede, de kwade kinderen nam hij (naar Spanje) mee zodat die hem in de hel konden dienen.
Onder de schoorsteen wordt de schoen gezet, die gevuld wordt met voer voor het paard van St. Nicolaas. Vergelijkt men hiermede het oogstgebruik om enige halmen op het veld te laten staan zoals het veelal uitdrukkelijk heet “ voor Wode en zijn paard” duidt dit op een hooioffer. Dit werd reeds in de Edda Sleipnirs berdr: Sleipnis spijs, genoemd.
Tenslotte is aan de duivel nog een gans aantal boze geesten toegevoegd. Dit kan zijn gebeurd onder invloed van het geloof aan de wilde heir, de wilde jacht, de wilde winden die in die tijd om het huis jagen. In de wolken die bij het spookachtig gedruis van de najaarsstormen langs de hemel jagen zag men de nachtelijke Heer van de wilde jagers met hun huilende honden.
Dit waren vervloekte zielen. Hun aanvoerder was Wodan of Wode: de woedende, een andere naam van de duivel en hier in dienst van Sint Nicolaas als bestraffer van het kwaad. Men ziet hem aankomen in de Noordelijke winden als zware donkere wolkenformaties zich opstapelen tot allerhande vreemde en indrukwekkende vormen die door de strakke en koude wind voortgejaagd worden. Een verbeelding die voor de bijgelovige, aan allerlei ziekten en dood onderhevige middeleeuwer een voorbeeld was van waarin hij dagelijks verkeerde. De onverklaarbare natuurvormen, het woeste weerspiegelde zich dagelijks in zijn leven. In die woeste drom ging de heiligengestalte verloren, ja, Sint Nicolaas zelf werd tot een duivelgestalte en zijn naam werd op de duivel overgedragen. In Duitsland heet de duivel Niklo en Nickel (!!) en in Engeland Nick en Old Nick, in Vlaanderen werd hij tot Klaai den duivele. Of is hier de oude afgod Wodan (zie Kerstverhaal) door de oude christenen als duivels afgebeeld en de eerste vorm van de overgang tot christelijke heilige?
St. Nicolaasommegangen.
Van deze luidruchtige Sint Nicolaasommegangen zijn in Europa nog talrijke overblijfselen bewaard gebleven over een gebied dat zich uitstrekt van Brittanië in het noordwesten tot aan de zuidelijke uitlopers der Alpen. Friesland, dat in onze streken het langst aan het christendom weerstand heeft geboden en waarschijnlijk hierdoor zoveel heidense gebruiken heeft bewaard als bijvoorbeeld bij begrafenissen, vertoont van deze ommegang nog talrijke sporen. In de Friese dorpen Bergum, Garijp en Oudega komt het Sinte Klazejeijen (jeijgen: jagen) in zoverre met onze verering overheen dat Sint Nicolaas en Zwarte Piet er samen rondtrekken. Het verschilt hiervan doordat er wel 25 van deze paren rondlopen en niet alleen op de avond van 5 december maar de in de gehele daaraan voorafgaande week. Als de schemer valt trekken ze rond en vragen aan de deuren of ze binnen mogen komen. Binnengelaten strooit Kaije, dat is Klaas, pepernoten en krijgt daarvoor een kleine beloning. Hij draagt een wit hemd of laken en een witte broek en heeft een masker voor. Pieter is geheel in het zwart en draagt een zwart masker, hij sleept aan zijn been een rammelende ketting of blinkende schel en draagt een zak en roede. In de 19de eeuw kende men nog talrijke optochten van gemaskerde jongelieden uitgedost als duivels.
Op Texel vierde de gezamenlijke dorpsjeugd de 5de december de Oude Sunderklaas door verkleed en gemaskerd zingend door de dorpen te trekken. De ouders doen hetzelfde op 12 december en maken in hun carnavalskostuums in alle huizen hun opwachting. Op Terschelling maakte men kostuums van alles wat het eiland aan bruikbare materialen opleverde, heide, duinhelm stro, schelpen en kippenveren. Op Ameland maakten ze in alle geheimzinnigheid hun sinterklaaspak gereed. Ze oefenden in toeteren op eeuwenoude buffelhorens. Op de avond van de 5de december sluipen tegen de schemering de mannen naar buiten, gehuld in lakens en gewapend met buffelhorens en knuppels. Dit zijn de baanvegers die onder vervaarlijk hoorngeloei meisjes en vrouwen en jongens onder de 18 het huis injagen. Zijn de straten leeg dan gaan ze zich verkleden in het pak en bij voorkeur als vrouw, met witte lappen met gaten voor neus ogen en mond. Spreken doen ze hoofdzakelijk via de horens die met bloemen zijn versierd of papieren knipsels. Zo verschijnen tegen zeven uur de eerste Sinterklazen op straat waar alle vaders en moeders met hun kinderen lopen, het feest speelt zich hoofdzakelijk op straat af. Maar ook zijn er enkele huizen die de Sinterklazen binnen laten en daar brandt als teken een licht in de gang, terwijl de andere huizen donker blijven. Hier mogen ook de meisjes, als ze de straat vrij zien, even binnenlopen om de mannen van alle kanten te bekijken, maar zij moeten dan ook voor hen dansen als ze met hun stok voor de meisjes op de grond slaan, de onwillige worden met de knuppel gevoelig op de tenen getikt. In de herbergen dansen de mannen samen, een kenmerk van zeer oude feestviering.
Wilde Heir.
Er is, behalve de naam, geen enkele overeenstemming met deze demonische gestalten van het Amelandse/Friese volksgebruik en de minzame bisschop uit Myra. Wel zien deze er volkser uit dan de ingenomen figuren van de T.V. Wat belangrijker is, ze hebben wel degelijk overeenkomst met soortgelijke gebruiken in vormen die de oorspronkelijke betekenis duidelijk doen uitkomen. Dit waren de duivelse begeleider van de wilde jacht die bekend is in Oostenrijk en Beierse Alpengebied als “De Perchten” (of wilde heir) Daar zien we ook een optocht van gemaskerde gestalten die met kettinggerammel en zweepgeknal, met bellen en schreeuwen een schrikaanjagend lawaai maken. De dag waarop zij dit lawaai maken, is 6 januari, dus aan het einde van de Germaanse joeltijd. De perchten hebben stokken en bezems in de hand waarmee ze iedereen die ze tegenkomen slaan, soms wordt de onvoorzichtige die ze tegenkomen zwart gemaakt of met water natgespoten. Hier horen we ook dat ze geschenken ontvangen, soms ook uitdelen.
Samenvatting.
De Perchten komen overeen met het Amelandse volksgebruik zodat ze beiden beschouwd kunnen worden als verschillende vormen van een over Germaans gebied verspreid voorkomend gebruik. Zowel de tijd van het jaar, na de winterzonnewende, als het gebruik de voorbijgangers te slaan wijzen op een handeling die ten doel heeft de vruchtbaarheid van het nu weer nieuw aangebroken jaar te bevorderen. De bovennatuurlijke wezens die op de joeldag op aarde rondgaan en vruchtbaarheid kunnen schenken, zijn eigenlijk de geesten van de afgestorvenen. In het Sint Nicolaasgebruik is zo een veel ouder, waarschijnlijk tot in de heidense tijd teruggrijpend dodenritueel te herkennen dat ten nauwste met het joeltijd verbonden is en dat uitdrukking gaf aan de wens dat het jaar, na het bereiken van zijn diepste weerstand, zich tot een tijdperk van rijke groei en bloei zou ontplooien.
Nu is Sinterklaas een en al goedheid en vriendelijkheid met een helderwitte baard waar geen kind meer bang voor is. Zwarte Piet boezemt door zijn verschijning wel wat angst in, maar hij is nu toch de trouwe dienaar die cadeautjes mee heeft.
De ketting en de gard zijn de laatste herinnering aan zijn demonische verleden, zwarte Piet is een van de schrikgestalten die de heilige is blijven vergezellen. Van de oude magische betekenis is niets meer terug te vinden en deze duistere figuur is nu een beeld van verlichte opvoedkunde geworden die de kinderen in het braaf en goed doen wil versterken. Aan de ouderen geeft hij de gelegenheid om met elkaar grappen uit te halen en zijn dag met geschenken op te vrolijken.
St. Nicolaasmarkt.
De benodigdheden voor het feest kocht men op de Sint Nicolaasmarkt waar bakkers en kramers hun tenten opsloegen. In Amsterdam was dit zo dicht mogelijk bij de oude of Sint Nicolaaskerk, dus onder de bescherming van de heilige. Als zichtbaar teken hiervan werd zijn beeld in het begin van de 17de eeuw aangebracht op een gevelsteen in de zijmuur van het hoekhuis van Dam en Damrak. Hierop was de bekende legende afgebeeld van Sint Nicolaas die drie kinderen die door een boze slager gedood en in stukken gehakt waren uit de tobbe tot leven terugroept. Na afbraak van dit huis, de Bisschop geheten, is de gevelsteen bij de herbouw van 1934 opnieuw aangebracht boven de ingang van het bijkantoor van de Inkasso bank, Dam 2a.
Op zulke markten kocht men zoete waren, “Sinter Claescoeck, amandelbroot, honinctaert en massepeyn”. Eenmaal heb ik zo’n markt bezocht. Dit was in het dorpshuis die afgeladen was met heerlijke zoete etenswaren waar ik als klein jongetje verheerlijkt naar stond te kijken. Speelgoed was er vrijwel niet, wel snoep met fluitjes en dergelijke. Doordat de markten wel eens lang duurden kwamen er plakkaten wegens de daaruit voortspruiten “disordren, confusien en ongeregeldheden. Evenmin slaagde de overheid met de verbodsbepalingen erin die zij, op aansporing van de Calvinistische predikanten tegen het Sint Nicolaasgebak als “Pauselyke superstitie” uitvaardigde. Want, zoals het toen heette “dat gebruik van de Pausgezinden kinderen was veel te genoeglyk om daarvan geen navolgers te blijven” zodat de bakkers rustig zijn doorgegaan met het bakken van poppen die naar de bisschop of speculator, speculaas genoemd werden.
Father Christmas.
Op de oude Engelse kerstavonden, waar father Christmas en zijn helpers aanwezig waren, werden de Nieuwjaars giften uitgedeeld door een man die een blauwe jas aan had en in zijn handen een twijg rozemarijn hield. De everkop toen, de beroemde maaltijd die de plaats innam van de kalkoen nu, was omhangen met laurier en rozemarijn. De zilveren bladen van deze struik waren gemengd met de glanzende bladen van de hulst en het geelgroen van de mistletoe en ook waren in die tijd de huizen bedekt met groen. Zo waren ook de kerken in verschillende tijden van het jaar versierd. Later werden deze planten vervangen door Buxus en andere planten als er andere feesten en meerdere heiligen verschenen. A. Pratt.
Santa Claus.
Op sommige plaatsen verschijnt de Kerstman, de Amerikaanse Santa Claus. Die is niet afkomstig uit het Finse deel van Lapland, Rovaniemi, maar van Santa Claus, onze sinterklaas. Dat heeft te maken met de Hollanders die drie eeuwen geleden Sinter Claes in Nieuw Holland introduceerden. Om dat dit een Katholieke heilige was en men alle goeds van het kerstkind mocht verwachten wilde men de datum veranderen. Om de weerstand van kinderen en anderen tegen te gaan vertelde men de kinderen dat ze hun verlanglijstje op 6 december moesten klaar leggen. Dan had Santa Claus voldoende tijd om die bijeen te vergaren voor de kerstnacht. Geleidelijk aan kreeg zijn lange slanke gestalte een andere vorm, ronder, breder en vrolijker. Hij heeft geen roede meer en geeft ieder kind iets, ongeacht of die wel of niet stout geweest is.
Coca Cola.
Het feest is nogal veranderd. Santa Claus heeft in de vorige eeuw zijn huidige vorm gekregen nadat een populaire Amerikaanse schrijver de mensen liet geloven dat de kindervriend uit Lapland kwam en elk jaar met een door rendieren getrokken en met geschenken volgeladen arrenslee arriveerde.
Lang geleden ging de Kerstman in allerlei kleuren gekleed. Kleren die met verschillende tinten bont afgezet waren. Op zijn hoofd droeg hij een kroontje van hulst of een hoed. Soms werd hij afgebeeld met drankflessen en vaak hield hij een groot wijnglas in de hand. Hij rookte ook dikwijls een Goudse pijp. Hij was in vroegere dagen geen uniform figuur. Dit duurde tot de twintigste eeuw. In de jaren dertig besloot Coca-Cola de Kerstman in de winter te gebruiken in hun advertentiecampagnes. Ze huurden in 1931 de kunstenaar Haddon Sundblom in om een standaardontwerp van de oude heer te maken. Sundbloms schilderingen overspoelden de markt vanaf die tijd tot de zestiger jaren. Ze werden het beeld van de brenger van kerstgeschenken. Sundblom koos als kleur de officiële handelskleuren van coca cola, rood en wit. Hij wees de hulstkroon of hoed af en koos een ruime slaapmuts. Die was rood met een witte rand en een witte pompon op het eind. De tuniek was rood die op zijn plaats werd gehouden door een zwarte riem. De rode broek stak in een paar stevige zwarte laarzen. Geen pijp en geen wijnglas meer, maar voortaan droeg de Kerstman Coca-Cola. Via de films werd hij ook over de grenzen herkend en erkend.
Rendieren.
Het bekendste trekrendier is Rudolp, het bekende liedje met de rode neus van het dier. De rendieren stammen uit een oude legende over Vadertje Winter. De oude Lappen dachten dat deze mythische figuur met de komst van de winter de rendieren uit de bergen omlaag dreef en sneeuw meebracht. Een natuurlijk proces. Clement Moore combineerde deze dieren in 1822 in zijn kerstverhaal. De sleedieren zijn zo ontstaan in New York. Het zijn dasher, dancer, prancer, vixen, comet, cupid, donder en blitzen. Deze acht dieren, een vrijwel onmogelijk te besturen aantal had hij geleend van Odins paard sleipnir, een paard met acht benen. Sleipnir droeg Odin overal heen als die gekleed in een grote mantel en hoed de mensen ging bezoeken om ze te belonen of te straffen. Mogelijk is Odin een voorloper geweest van Sinterklaas, maar werd nu door Moore aan de kerstman gekoppeld.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl