Castanea
Over Castanea
Kastanje, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit Fuchs.
Kastanjes zijn eenhuizige bomen en struiken van 20-40m groot.
Bladverliezend, bladen staan afwisselend en zijn lancetvormig tot elliptisch, de zijnerven lopen parallel en bijna niet vertakt, scherp gezaagd of getand.
Knoppen zijn lang eivormig.
Bloemen komen gewoonlijk na de bladontwikkeling, de mannelijke staan in lange en rechtopstaande katjes, de vrouwelijke soms aan de voet van de mannelijke katjes en hebben drie bloemen in een bloemdek.
De vrucht is plat en gedrukt en staan met 1-3 bijeen in een stekelige vruchtkuip.
Ze zijn mooi in bloei.
Van dit geslacht komen ongeveer 8-10 soorten in de warmere tot gematigde streken van noordoost Europa, N. Afrika en Azië voor.
Ze hebben allen grote, langwerpige en leerachtige bladeren met een gezaagde bladrand, ook de bloeiwijzen verschillen maar minimaal.
Fagaceae. Beukachtige.
Uit www.apsnet.org
Castanea crenata, S.& Z. (fijn rond gekarteld) is de Japanse kastanje.
Dit is een dwergachtige en dichthoofdige boom die in Japan 15m zou kunnen halen.
Groene bloemen in mei.
De Japanse is minder in kwaliteit dan de andere twee, bestand tegen de kastanje ziekte.
De Japanese chestnut werd geïntroduceerd in Amerika in 1876 door S. B. Parsons.
Japanische Edelkastanie.
Uit C. Sargent.
Castanea dentata, Borkh. (getand) Bladeren zijn 12-20cm lang en 4-6cm breed en bij het uitlopen aan beide kanten behaard, later wordt de bovenkant kaal en dan matglanzend donkergroen, onderzijde licht groen, ei/lancetvormig met een lang toegespitste top en scherp gezaagd.
Jonge twijgen zijn olijf/bruin en behaard maar worden snel kaal.
Groene bloemen in mei.
De 2-3 noten van 2.5cm zijn meestal breder dan lang en lichtbruin, zoet en aangenamer van smaak dan de Europese.
Dit is een snel groeiende, grote, rechte en zuilvormige boom van 30m en meer. Meestal is het hier een grote struik of kleine boom met kort aangezette stam en herkenbaar aan de meer hangende vorm van de bladeren die bij de andere soorten meer opgaand of vlak zijn.
De Amerikaanse wordt veel in het Appalachia gebied gekweekt. De boom groeit van naturen in zuidelijk Maine tot zuidelijk Michigan, zuid tot noordelijk Mississippi en noordwest Florida. Wordt geveld door de kastanje ziekte, Cryphonectria parasitica, die afkomstig was van geïmporteerde soorten uit Azië in begin 1900, die waren immuun, ze lopen wel weer uit de dode stammen zodat de soort nog niet verdwenen is.
Naam.
American chestnut, Amerikaanse kastanje.
Gebruik.
De bladeren zouden geneeskrachtige eigenschappen bezitten en werden gebruikt tegen hoesten, de bast tegen koorts. In de vorige eeuw was het een van de belangrijkste hardhoutsoorten. Nieuwe bomen ontsproten als de oude geveld waren en groeiden snel. Het zachte en bruine hout is duurzaam, zelfs in contact met de grond.
Twee van de grootste bomen zijn er in Jackson County, Tennessee. De ene is de staatskampioen en heeft een diameter van 61cm en een hoogte van 23m, de ander is vrijwel zo groot.
Castanea mollissima, Blume. (de zachtste, de scheuten en jonge bladeren) de Chinese blijft aanmerkelijk kleiner, 3m, in China 20m..
Afwisselend geplaatste bladeren, 10-22cm lang en 4.5-8cm breed, getand.
Bloemen in trossen van 4-20 cm lang.
De vrucht is een gedoornde kastanje van 4-8cm diameter die 2-3 glanzende bruine noten bevat, 2-3cm diameter aan wilde bomen.
Dit is een vruchtboom die geschikt is voor de particulier. De zelf bestuivende boom levert een zoete vrucht.
Doordat de kastanje ziekte uit China kwam is deze soort hier resistent tegen. Deze soort wordt voorgesteld als de vervanger van de kastanje en draagt net zo goed vruchten als onze kastanje. Vele cultivars.
Chinese chestnut.
Uit M. Catesby.
Castanea pumila, Mill. (klein) Bladeren zijn 10-12 cm lang en 3-5cm breed, glanzend donkergroen en aan de onderkant viltig behaard, gewoonlijk met de grootste breedte boven het midden.
Twijgen zijn olijf/bruin en behaard later donkerbruin en kaal.
Knoppen zijn spits en eirond en kleiner dan van de gewone kastanje.
Groen/gele bloemen in juli.
De vrucht rijpt eerder dan de zijn grote Amerikaanse familielid. Is met kortere stekels bezet dan de gewone en is wat kleiner.
Het is een mooie struik als die in bloei staat en weer in de herfst als zijn overdadig lichtgroen doorbreekt in de donkere bladtinten.
De chinquapin is nuttig voor aanplant op droge grond en rotsachtige gebieden.
Deze boom wordt zelden hoger dan 1,5m als struik en haalt als boom een (zeldzame) 15m, hier 8m.
De chinquapin groeit in Pennsylvania tot Florida en Texas. Is beschreven in 1699.
Chinkapin, American chinkapin of dwarf chestnut. John Smith van Jamestown maakte de eerste vermelding van deze boom en zijn vruchten in 1612 toen hij de Amerikaanse Indianen observeerde. Die maakten een insnijding in de bladeren tegen hoofdpijn en koorts. De bast, bladeren hout en zaden bevatten looistoffen.
Uit M. Vogtherr.
Castanea sativa, Mill. (gekweekt, tam) Het sterke blad heeft een krachtig belijnde middennerf en van daaruit lopen parallel de zijnerven door tot buiten de bladrand waar ze als een punt aanvoelen. Bladen zijn ovaal en lancetvormig tot een punt versmallend en gezaagd, 12-16 cm en soms zelfs 25cm met 15-20 paar zijnerven. Vooral in juni zijn ze glanzend groen en lichter aan de onderkant en zeer lang.
In de winter is deze magnifieke boom te herkennen aan de ronde knoppen met aan weerszijden kleinere knopschubben en aan de ribbels op de twijgen. Op zijn 50ste verjaardag begint de boom te bloeien. Omdat de bloei midden in de zomer valt, juni/juli in de scheuten van nieuwe loten en als laatste van de loofbomen, lijkt de bloei op een groene zee met daarin goud doorstraalde kleuren. Met grote snelheid haalt het gewas nu zijn achterstand in. De grote donzige ballen nemen in augustus/september al flink in grootte toe en splijten in oktober in vieren. Hierbij wordt het zijdeachtige interieur tentoongesteld. De pluk valt in oktober, afhankelijk van warm weer. Een rijke oogst is 4000kg kastanjes de ha. In Z. Frankrijk zijn er hele boomgaarden van met selecties als ‘Maron de Lyon’, ‘Gros Merle’,’ ‘Paragon.’ De vruchten zijn daar bekend als maronen. In Italië komt de boom voor in alle grandeur.
Symbool van weelde.
De eerste eeuw is er groei, de tweede stilstand en in de derde eeuw nemen de krachten af en komt er verval.
De tamme of eetbare kastanje, is een boom die geweldige afmetingen kan bereiken en hier 30m hoog kan worden. Er zijn er gevonden met een stamomvang van meer dan 10m.
De tamme is een statige en majestueuze boom en een rivaal van de eik die het overtreft in grootte en ouderdom. De kastanje heeft een korte romp en zijn massieve armen staan laag bij de grond. Zijn hoofd is breed en grillig en matig verzorgd. Vrijstaande bomen hebben soms een kroondoorsnede die gelijk is aan of breder dan de hoogte
Hij groeit gemakkelijk uit zijn grijze jasje waardoor er scheuren in zijn huid ontstaan. De bast is door die diepe en wijde spleten opmerkelijk en ijken sommige ideeën voor de bijzondere ornamenten in de gotische architectuur geleverd te hebben. Die schors kan net als die van paardenkastanje ook draaien, zodat de boom achterom lijkt te kijken. De stam draait met de wind mee, een veranderlijke boom.
Komt nu tot de 50ste graad N.B voor.
Vormen.
Er zijn wel cultuurvariëteiten van maar die zijn allemaal vrij onbelangrijk in ons land.
‘Argenteo Variegata’, heeft een zilverwitte rand, is soms helemaal wit en ‘Variegata’ is geel gerand.
‘Asplenifolia’, heeft vaak diep ingesneden bladeren, hoewel takken met normale bladeren ook regelmatig voorkomen. Heeft een zwakke groei.
‘Glabra’, draagt al op jonge leeftijd talrijke kastanjes. Is zo ook een aantal jaren te gebruiken voor de grotere tuin.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze boom heet in het Grieks en in het Latijn Castanos, Castanea en Nux Castanea.’ Naar de mythologie werd de nimf Nea (casta-nea) tegen haar zin door Jupiter bezocht en overweldigd, daarna pleegde ze zelfmoord en werd door Jupiter in een kastanje veranderd.
Isidorus XVII 7.25: ‘Castaneam Latini a Graeco appellant vocabulo. Hanc enim.. vocant, eo quod fructus ejus gemini in modum testiculorum intra folliculum reconditi sunt, qui dum ejiciuntur, quasi castrantur’. Naar Isidorus zou de kastanje met castreren in verband staan omdat de vrucht, als ze uit het omhulsel is gevallen, als gecastreerd lijkt.
De kastanje had in het Grieks vele synoniemen die niet allen opgehelderd zijn.
Het Latijnse woord stamt uit het Grieks kastanea dat op de vruchten slaat. Met het Armeense kask, (kastanje) kaskeni (kastanjeboom) is het Griekse woord aan een voor Aziatische spraak ontleend.
Dodonaeus (b) ‘In het Grieks heten ze Castanon en soms ook Dios balanos, Sardiana balanos, Lopima of Castanion, in het Latijn Castanea, Jovis glans en Sardiana glans’. Zie onder
Het werd wel Fagus castanea, L. genoemd en vaak verwisseld met de paardenkastanje, Aesculus. Het zaad met het mahoniehouten jasje is de enigste punt van gelijkenis met de paardenkastanje. Tamme kastanje, Duitse Ess- of Zahme Kastanie, Edelkastanie, wordt zo genoemd omdat de zoete en melige vruchten, in tegenstelling tot die van de paardenkastanje, gegeten of in een haardvuur gepoft kunnen worden.
Dodonaeus (d) ‘Het heet in onze taal castanie-boom, in het Hoogduits Kestenbaum en Kastaniebaum, in het Frans chastaignier, in het Engels chestnuts tree. De vruchten zelf heten hier te lande castanien, in Hoogduitsland Kesten, in het Frans chastaigne, in het Italiaans castagne, in het Spaans moranes en castanas, in het Engels chestnuts, in het Boheems kastan.’
Kastanje, in midden-Nederlands was het castanie en eind 13de eeuw castaenge, het zijn de Castanen van Luther, in midden-Hoogduits Castanien en Kesten en oud-Hoogduits Kestin(n)a, Kestenenbaum bij Hildegard, Chestene en Chistene in Zwitserland. Het zijn woorden die met het Angelsaksische ciestenbeam op het Picardische castagne berusten. Dit woord is ontleend aan laat Latijn castinea. Frans chataigner, Engels chestnut, ook Spanish chestnut omdat ze vanuit Spanje Engeland bereikte. In Italiaans is het castagno, Russisch keschtan en Turks kestane ag. In het Spaans is het castana en het verkleinwoord heet castaneta, dit is tevens de naam van de danskleppers. Die zijn zo genoemd naar de uiterlijke gelijkenis met de kastanjevruchten, de castagnetten.
Dodonaeus (e) ‘De grote kastanjes heten in Italië marroni en bij sommige in Frankrijk en Nederland ook marons. Op het gebergte van Provence en Languedoc groeit een grote soort die marons de Lyon, dat is Lyonse kastanje, genoemd wordt. In het Latijn heten deze vruchten meest Nux Castanea en in het Grieks Castanicon Caryon.’
Frans maronnier en Duits Marone, Macronen bij Kilian, stamt uit Italiaans Marren of Marronen. Mogelijk van Hebreeuws armon: plataan, die men ook als Castanea overzette? Of van de Romeinse betekenis maro, en is dan vanwege zijn glanzende zaden van het woord lichten of glanzen afgeleid, zie Aesculus.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Onze gewone kastanjes zijn zeer droog en wat tezamen trekkend van aard, anders in warmte en koude middelmatig gesteld, ze hebben nochtans er enige winderigheid bij en daarom ziet men dat als ze op het vuur of in de as gelegd worden met een gekraak of geluid weg springen, tenzij dat men hun schil of huid snijdt of pikt om die besloten winden die daarin zijn ruimte en doorgang te geven. Omdat ze winden maken daarom verwekken ze tot onkuisheid.
De kastanjes zijn de edelste van alle eikels en onder alle wilde vruchten, zegt Galenus. Van de rouwe gedroogde kastanjes nadat ze gestoten, gepoederd of tot meel gebracht zijn mag ook wel brood gebakken worden, zoals sommige verzekeren, maar dit brood is zeer breekbaar en vermorzelbaar en is moeilijk om te verteren en zinkt bijster traag naar beneden. Dan zulk brood zou goed mogen wezen en behulpzaam diegene die enige buikloop of rodeloop hebben.
De afgevallen bladeren van de kastanjeboom, opgenomen eer het regent dienen om de beesten erop te leggen en ze worden ook goede mest en dienen om de kussens te vullen.
De kastanjebomen hebben hard hout en goed om latten en wagens van te maken daar de wijngaarden op liggen en de duigen, repen, bruggen, goten, stijlen en diergelijke werken, dan voor brand of om er kolen van te maken dienen ze niet.’
De kastanjes uit het vuur halen is een uitdrukking die ontleend is aan de fabel. Een aap die kastanjes uit het vuur wilde halen was bang zich te branden en gebruikte hiervoor de poot van een daarbij liggende slapende hond. Zie Vondel:
҄’De simme kastanien uyt den viere track
Met des hondts poot, daer neffens slapende
So doen som profijt, met ‘t meeste ghemack
Met eens anders perijckel; daer op gapende
Godt is de schalkaers oock wel betrappende’.
Die kastanien aus dem Feuer holen, Tirer les marrons du feu, to pull the chestnuts out of the fire.
Kastanjes werden wel in het vuur gelegd met de namen van de aanbidders erop. Bleven ze rustig liggen was dit een teken van trouw, diegenen die opsprongen of knapten, waren ontrouw. Kastanjes waren een soort huwelijksorakel in Engeland. Naar dit geluid maakte Shakespeare Taming of the shrew 2,208:
‘So you tell me of a woman’s tongue
That gives not half so great a blow to hear
As will a chestnut in a farmer's fire?’
Symbool van 'doe me rechtӮ
Heywood in Anna an Phillis:
‘Maids if you look to roast your chestnuts well
Observe first with a knife to wound the shell
If with unbroken skin it touch the fire
‘T will break in pieces, and with noise retire.’
Kastanjes zijn niet voor iedereen aangenaam en sommige mensen krijgen ademnood van kastanjes. Ze worden in Parijs verkocht als gepofte kastanjes op de hoek van de straat. In Frankrijk en Italië werd de vrucht wel gebruikt als een vervanger voor brood. In Corsica maakten ze er koeken van die polenta genoemd werden. Het meel gold als versterkend voor landlieden, beter nog dan bonen. Volgens de ouden geeft het een stevig voedsel dat de vrouwen goed van humeur maakte.
Geroosterd of gekookt is het een delicatesse en zou dan stimulerende krachten bezitten. Van Beverwijk; ‘Bij hinderen het hooft en verwekken de geile minnegloed, oordelen ook met anderen dat ze door hun winderigheid veel eerder een wellust prikkel zijn. Het schijnt dat ze zo vast bebolwerkt zijn, (de vrucht) dat men ermee zo geprikkeld en gestoken wordt voor men aan de vrucht komt wat Petrus Gravina met de dood bekocht heeft. Een zinnebeeld, zo men zegt, hoe sommigen geprikkeld en gestoken door Venus prikkels zijn omgekomen voor ze de vrucht, waar naar zij snakten, gesmaakt hadden’
Culpeper meldt de chestnut onder Jupiter en daarom moeten zijn noten goed bloed geven en een goede voeding voor de body. Te veel eten maken het bloed dik en veroorzaakt hoofdpijn.
Door de H. Hildegard werden de bladeren tegen hoesten en de vruchten tegen hoofdpijn, hart-, lever-, milt- en maagkwalen gebruikt. Overeenstemmend met de inschatting van de kastanje als heilplant tijdens de middeleeuwen stond ook het vele voorkomen van de boom in de tijd van Albertus Magnus. Een verder gebruik was van zijn vruchten tegen slangenbeten en hondsdolheid.
Een papje ervan met gerstemeel en azijn werd wel opgelegd om de hardheid van de borsten tegen te gaan. Met zout gestampt en met honig vermengd werd het gebruikt tegen de beet van een dolle hond. Een afkooksel van de vrucht en bast werd gebruikt tegen diarree.
Verder is er weinig ophef over de kastanje. Men zegt alleen dat God de tamme kastanje schiep en de duivel de paardenkastanje. Een compliment voor de boom.
De balken van kastanje hebben een opmerkelijke eigenschap, ze zijn wat bros, maar zij waarschuwen in tijden van gevaar door een zeker gekraak dat ze maken.
Het hout geldt als zeer duurzaam en benadert eikenhout. Het spinthout is smal en vuilwit van kleur. Het kernhout is grijsgeel en verkleurt langzaamaan van licht- tot donkerbruin. Het wordt gebruikt voor palen in wijngaarden en als duigen voor wijnvaten waardoor de smaak en het bouquet van de wijn goed blijven. In Z. Europa was het beroemd om de olie- en wijnvaten die ervan gemaakt werden. Men zegt dat er een goede verstandhouding is tussen kastanjes en wijn. Is het een goed wijnjaar, dan is het ook een goed kastanje jaar. Ze hebben dan ook alle twee warmte nodig. Het hout is niet geschikt voor haardvuur want als de brand erin gaat knettert en spat het. Wel werden er waterbuizen van gemaakt en andere waterdichte voorwerpen. Is zeer geschikt om er spoorbielzen van te maken en is zowel onder- als bovengronds zeer duurzaam. Het hout is weinig buigzaam en moeilijk te bewerken. Wordt gebruikt om er meubels van te maken, in de wagenmakerij, muziekinstrumenten als piano’s en voor houtsnijwerk.
Als geriefhout wordt het om de 8-12 jaar omgezaagd en kan dienen voor erfafscheiding.
Teelt .
Zo was de teelt vroeger. (164) ‘In Zwitserland, Savoie en Auvergne ziet men hele bossen van kastanjebomen in koudachtige gewesten, doch in zulke koude landen als deze Noordelijke landen zijn aarden ze niet zo goed want al is het dat ze in Brabant omtrent Breda met menigte groeien en de eerste kastanjes zijn die hier te lande voor de Franse of Spaanse gegeten worden, nochtans wanneer de winters wat kouder zijn dan gewoonlijk dan sterven ze gemakkelijk en vooral als er veel sneeuw valt, want deze bomen kunnen gemakkelijk vergaan al zijn ze heel oud en dik wanneer de sneeuw te lang op het veld blijft liggen. Ze groeien meer in een jaar dan de eiken in twee jaren en worden niet van rupsen of andere gewormte gekweld. Men zaait ze het beste met de punt naar boven, gent op zichzelf en op beuken of wilgen sterven ze eerder en de kastanjes zijn sterker van smaak.’
Historie.
Caesar zou deze boomsoort vanuit de Italiaanse eilanden (Sardinië) hebben overgebracht, waardoor de vruchten wel Nuces Sardianea werden genoemd. Op Sardinië groeiden wel enorme en oude kastanjes. Mogelijk is hier echter van een verkeerde vertaling sprake en is de boom niet afkomstig van Sardinië maar van Sardis. De Pontische stad Sardis heet naar de boom en niet omgekeerd. Plinius spreekt over Sardianus balanus. Vergilius verhaalt dat ze in Italië groeien, al voor Caesar zijn tijd. Lange tijd werden ingevoerde noten naar de plaats genoemd waar ze vandaan kwamen met de naam eikel of noot als bijvoorbeeld eikels van Sinope. Veel oude schrijvers gebruikten de naam Sardische eikels die zo genoemd is naar de hoofdstad van het oude Lydië, Sardes.
De Grieken zagen, omstreeks 400 v. Chr., in Armenië dat de inwoners vruchten kookten om te eten en dat ze van de vruchten meel maakten en er brood van bakten. Xenophon, die dit beschrijft, vertelt alleen maar dat het grote noten waren zonder insnoering. Een naam noemt hij niet. Zijn leger leefde, tijdens zijn terugtrekking, van de kastanje.
Theophrastus sprak een 200 jaar later dat de Olympus bedekt was met kastanjes. Hij noemt die vruchten Dios balanos: goddelijke eikels. Nicandros gebruikte voor het eerst de naam kastanje noten, kastanon, omdat de Armeniërs de boom kaskepi noemden, mogelijk naar de plaats Kasthannaia. De Romeinen namen 200 v. Chr. die naam over. Vergilius spreekt over Castanea nux.
Vandaar zou de boom naar Italië zijn gekomen waarna het langzaam maar zeker over zuid en midden Europa verspreid werd.
De boom is waarschijnlijk afkomstig uit west Azië en verder Oostwaarts tot de Himalaya aan toe en is bekend vanaf het begin van de historie. In ieder geval was de kastanje bekend bij de Grieken en Romeinen.
Door velen wordt bestreden dat de boom ook thuis was ten noorden van de Alpen. Op grond van onderzoekingen is komen vast te staan dat de kastanje in Zwitserland, Oostenrijk en W. Hongarije tot de inlandse boomsoorten behoort en mogelijk zelfs tot de Rijnvlakte.
Door het spontane optreden zowel op de Balkan als op de Apennijnen tot 1300m hoogte en aansluitende eilanden Kreta, Sicilië, mag de verhoudingsgewijze vroegtijdige aanbouw in M. Zeegebied als vanzelfsprekend lijken.
De kastanje kwam in Romeinse tijd naar het Rijngebied waarvan opgegraven resten in Mainz nog getuigen. De bij H. Hildegard en ook in Duitse glossaria aan te treffen naam kestenbaum wijst duidelijk op de rol van de Romeinen in de geschiedenis van de kastanje op Duitse bodem, die evengoed het inheems zijn van de boom in zuidwest Duitsland niet uitsluit. De boom wordt verder vermeld als castanearios in Capitulare de Villis, als castenarius in het klooster van St. Gallen en als castanea bij Albertus Magnus. Karel de Grote liet de boom overal aanplanten.
Maerlant vermeldt er maar weinig van, ‘Castanea, zoals Isidorus zegt, is een boom die een vrucht te dragen pleegt die men kastanje noemt en ze zijn droog en heet en ze maken een goede mond en zijn goed in de winter stond want ze geven de maag met wijn de macht om verhit te zijn.’ Ook Herbarius in Dyetsche zegt er weinig van, ‘kastanjes, die op de eikel lijken verteren beter dan de eikel. Kastanjes zijn slecht voor diegene die hoesten, ze maken hoofdpijn vanwege hun slechtere vertering, hun letsel wordt weggenomen als je ze bakt. Ze stoppen en zijn goed tegen medicijnen die doden.’
Vondel, Herderskout;
‘Gij mag de nacht wel bij ons blijven rusten
We hebben thuis rijpe appels, zo ze u lusten
De nieuwe vrucht, kastanjes, .. ‘Hieruit zou je opmaken dat de kastanjes net ingevoerd waren of dat hij paardenkastanjes bedoelde.
Engelse kastanjes.
Dat de boom voor de landing van de Angelsaksen, in de tijd van de Romeinse heerschappij over Engeland, werd ingevoerd bewijst de op de Latijnse betekenis rustende naam chestnut. In de 14de eeuw was het chesteine, dat van oud-Frans chastaigne + nut afgeleid is en dit woord gaat zo met cist, cisten, cistel, cysten en cystenbeam terug tot Latijn castanea.
Zo zou in een werk over Hendrik II, 1160 na Chr., al gesproken worden over een prachtig kastanje bos ten noorden van Londen. Hier dacht men lang dat de kastanje inlands was omdat het hout van de Westminster Hall en andere oude gebouwen van dit hout gemaakt zou zijn. Later bleek dat dit hout niet van de kastanje was, maar van een eikenhoutsoort. Op de gronden van Tortworth Castle is er een die duizend jaar oud is en al in de elfde eeuw vermeld werd vanwege zijn grootte. Aanwijzingen van een heilige betekenis zijn er gevonden door het eten van kastanjes op St. Simons dag en de verdeling van kastanjes aan de armen op St. Martinus.
Er is veel verwarring rond de Engelse kastanjebomen en verwijzingen naar kastanje bossen. Verschillende plaatsen waren ernaar genoemd als Norwood Chesteney, Kent, Chestnut Hill en er vlakbij, in Hertfordshire, wordt een oude stad Cheston, Cheshunte, Shesterhunte of Cesterhunte genoemd, zodat men aannam dat er bossen geweest moesten zijn. (Kaatsheuvel heette in 1506 Kestheuel en de naam zou overeenkomen met Chesthill) Buiten het feit dat het hout in grote hoeveelheden vrijwel nergens te verkrijgen is en niet de kracht, sterkte en duurzaamheid heeft zoals door de ouden werd verteld. Hierna mag men aannemen dat een andere houtsoort bedoeld werd en mogelijk de zomereik.
Een schrijver uit 1612 vermeldt de kastanje dan ook als een soort van timmerhout die weinig voorkomt in Engeland. Zou het gewas ingevoerd zijn door de Romeinen is er al die tijd nooit een vermelding geweest van deze boom.
Hoewel, Chaucer, 1387:
‘And many homely trees there were
That peaches, coines, and apples bere
Medlars, plummes, peers, chesteinis’
Cerise, of which many one faine is’.
Die spreekt toch duidelijk over de kastanje als vruchtboom.
Ziektes.
De bladeren van de Europese worden sneller aangetast door fungi dan Amerikaanse en Japanse soorten. De Europese heeft wel de grootste noot. Vooral de kastanje kanker, Endothia parasitica, heeft in zuidelijke streken hele bossen verwoest.
Oude bomen.
De tamme kastanje geldt als een van de oudst en dikst wordende bomen.
De beroemdste kastanje was wel de kastanjeboom van de Etna die door de inwoners van Sicilië, ‘Castagna di Centi Cavalli;, ‘kastanjeboom van de honderd paarden ‘genoemd werd. Die naam berust op de overlevering dat Johanna, Koningin van Aragon, op een reis van Spanje naar Napels door een onweersbui werd overvallen en onder deze boom een schuilplaats vond. Doordat de boom geheel hol is, beweert men dat ze hier met haar gevolg van honderd ruiters in geschuild heeft. De boom zou een kleine 60m. in omvang geweest zijn en de ruimte in de boom was in vroeger eeuwen zo groot dat er een huis in gemaakt was die voorzien was van een oven waar de kastanjes van deze boom in gedroogd werden. Het benodigde brandhout werd dan ook door deze boom geleverd. Door al die activiteiten waren er in de vorige eeuw nog maar een paar brokstukken van die boom over, die elk afzonderlijk toch nog leefden. De vroegere opening zou zo groot geweest zijn dat er twee rijtuigen tegelijk in en uit konden rijden. De omvang van de stam zou tussen de 48 en 54m liggen en de oudheid berekende men op hoger dan de tot dan toe bekende geschiedenis, ouder dan de bijbel. Dat vond men toch in vroegere tijden toch onmogelijk.
Niet ver van die boom zouden er nog drie gestaan hebben waarvan er twee waren met een stamomtrek van 21m voet en de derde kleinere van 15m.
Van der Trappen in zijn Herbarium Vivum vermeldt een kastanje van 1000 jaar met 16m in omtrek in het Hongaarse dorp Belan.
Op de St. Veitsberg stond er een waarin de holle stam 4 personen aan tafel konden zitten. De kastanjeboom van Santa Agata was 21m in omtrek en de boom van Della Nave was bijna 50m, 164 voet in omtrek.
In Engeland zouden er gestaan hebben van een 1000 jaar oud in Weston Underwood die Cowper al prees.
Mogelijk is de oudste boom in het koninkrijk de boom al in de tijd van koning John bekend was als de great chestnut van Tortworth. In de tijd van de koning zou hij al 300 oud zijn geweest.
De grootste kastanje van Duitsland staat in Gemeindewald Hainfeld, in de buurt van het vorstenhuis Heldenstein in Pflzerwald. Het heeft een doorsnede op borsthoogte van 1,10m. En een takvrije stam van 8m. Ook is er een zeer oude en grote kastanjebestand in de gemeente Miltitz bij Meien.
In ons land zouden er bij Beek te Nijmegen 75 van die bomen gestaan hebben die in 1832 werden omgehakt en sommigen hadden een middellijn van 1,67 Nederlandse el. (el = 1,20m)
Nog staat er een met een omvang van 850 cm.
Bij Zijpendaal bij Arnhem staan er bomen met een stamomvang van bijna 7m.
Planten.
Kastanjes worden direct gezaaid met de zaadbodem naar onderen, ook kan dit nog in februari
De boom is niet geschikt voor zandige gronden, wel neutraal of wat kalkrijke gronden en vrij veel vocht, verdraagt wel wat schaduw. Is wel gevoelig voor meeldauw en roest. Heeft een diepgaande penwortel die zich goed vertakt. Helemaal goed groeit die zuiderling hier toch niet, het liefst op een wat zonnige en beschutte plek. Tegen vorst is hij slecht bestand en er zijn zelfs schrijvers die zeggen dat hij niet tegen mist kan. Kan niet tegen zeer vochtige gronden Is met zeer weinig licht tevreden en het afvallende blad verteert gemakkelijk.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl