Fraxinus

Over Fraxinus

Es, levensboom, Bijbel, Yggdrasil, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

De es is een boom die gekweekt wordt om zijn mooie bladeren en bij sommige soorten om zijn bloemen.

Het geslacht komt met ongeveer zestig soorten voor in de noordelijke gematigde zone en zuidelijk tot Cuba. 3 in Europa, 16 komen er voor in Amerika, de meeste in China en zuidelijk N. Amerika.

Het zijn meestal breed hoofdige bomen met licht groene tegenoverstaande geveerde bladen en meestal bladverliezend.

Stevige ronde of kantige twijgen met grote eindknop.

Planten met kleine groenachtige bloemen in eindstandige trossen, 2-1slachtig, 4 kelk en 2-6 kroonbladen, of kelk en kroonbladen ontbreken, 2 meeldraden.

De gevleugelde vrucht is interessant.

Oleaceae, olijvenfamilie.

Sectie Ornus.

Bloemen komen gelijk of met de bladeren.

Subsectie Euornus.

1. =Fraxinus ornus, L. (berges) Bladeren zijn 20-25cm lang met roestkleurig behaarde bladstelen en geveerde, 3-4 paar blauw/groene bladeren van 5-8cm lang en 2-3.5cm breed, omgekeerd eirond met toegespitste top, ongelijk gezaagd, van onderen langs de middennerf bij de bladvoet roestkleurig behaard.

De knop is niet zwart, maar bruinviltig, ook de twijgen zijn grijs. Omdat de bloeiknop op het eind staat gaffelen de twijgen gemakkelijk.

Pluimes of mannaes heeft vele eindstandige pluimen. De mooie witte pluim die zeer opvallend en lang is (15cm) maar ook geurig komen gelijk of na de komst van de blaadjes in mei, bij mannelijke exemplaren zijn de pluimen groter en losser. De grote bloeitrossen geeft de boom een verras­send voorkomen.

Vruchten staan in grote trossen met aan de top meestal een uitgerande vleugel.

Het is een langzaam groeiende boom met rechte stam en meestal een ronde en dichte kroon terwijl de stam glad blijft.

Kan op drogere gronden groeien dan de gewone es, waarop ze soms gent is, houdt dan weer niet van droogte.

Is afkomstig vanuit het M. Zeegebied, Klein Azië, en kan een hoogte bereiken van 10-20m en hier een 10m. Is beschreven in 1730.

Vormen.

De Rotterdamse cv. Fraxinus ornus ‘Rotterdam,’ heeft 9-15 donkergroene blaadjes gepaard aan talrijke bloemtrossen in een breed piramidale kroon. 12m.

Manna.

Deze boom kreeg grote bekendheid als Boerhaave-es omdat die hem geënt en in de Academietuin te Leiden geplant had.

Van deze boom wordt ongeveer halfweg augustus, als het droog en warm is, manna verzameld. Om het sap te verkrijgen worden er langwerpige insnijdingen in de bast gemaakt van 7 cm. in de lengte en 5cm. in de breedte. De wond wordt opengehouden waarna de vloeistof eruit loopt die door de warmte spoedig indikt. Die stof wordt ook wel eens aan de voet van de stam gevonden. Matthiola dacht nog dat de honigdauw, of honig uit de hemel, door een of ander bovenaards wezen werd afgescheiden.

Deze boom wordt in Calabrië gekweekt en, volgens een volksoverlevering, verhaalt men dat toen de koningen van Napels de inzameling van manna met rechten wilden bezwaren de bomen hun sap niet meer lieten vloeien wat de opheffing van de rechten ten gevolge had.

Naam, etymologie.

Deze soort van es was bij de ouden onbekend en Dodonaeus geeft de naam Ornus aan de kleine es of Sorbus aucuparia die hij als een soort van es zag. (Dodonaeus) ‘Hier te lande wordt deze boom haver-esschen (Sorbus aucuparia) en in Frankrijk fresne sauvage genoemd, dat is wilde es. In het Latijn heet het Ornus en soms ook Fraxinus silvestris en voorwaar het is een soort van es. Want de Grieken (zoals uit Plinius en Theophrastus blijkt) hebben twee geslachten van essen aangetekend, het eerste wordt lang en schiet hoog op en het ander blijft lager. Dan de hoge es is de gewone essenboom daar we in het voorgaande kapittel van gesproken hebben en de lage is diegene daar we nu van handelen en daarom mag het in het Grieks Oreine Melia of Montana Fraxinus, dat is berges, genoemd worden omdat hij eigenlijk en liefst op de bergen groeit net zoals de anderen of gewone essenboom, Melia pedeine of Fraxinus campestris heet omdat het op platte en vlakke velden groeit.’

Duidelijk is dat hier de berges beschreven wordt en niet de valse es of Sorbus aucuparia.

Manna- of pluimes, Engelse flowering ash of manna ash, Duitse Mannaesche en Blumenesche, Frans frene a fleurs, frene a manna of orne en Italiaans frassino fiorito of orno.

Himmelsbrod en Linboum in oud-Hoogduits.

Bijbel.

In Jesaja 44: 14 wordt het woord ‘oren ‘gebruikt hij plantte een pijnboom, en de regen deed die groeien, ‘pok maakt hij er een god van en buigt zich neder, hij maakt er een gesneden beeld van en knielt daarvoor neer.’. Dit woord komt slechts eenmaal voor. In de Septuagint wordt de dennenboom genoemd die aan de kust voorkomt. Het is mogelijk dat de zee-den bedoeld wordt of de aran, (Arabische naam) Fraxinus ornus L., de pluimes of mannaes.

Naar het gebruik van het hout in Jesaja zou eerder de es in aanmerking komen dan een den. De oude naam voor de es was Oreinos (Johnson) wat wel wat lijkt op Oren die in Arabisch Aran heet.

2. uit www.pfaf.org

Fraxinus bungeana, DC. (Baltisch, Duitse botanist Alexander Georg von Bunge, 1803-1890) Bladeren staan met 1-2 paar blaadjes aan 3-8mm lange gegroefde stelen en zijn 2.5-4cm lang, 1.5-2.5cm breed, zeer verschillend van vorm, top is stomp of afgerond met korte spits, ook spits of toegespitst, ongelijk gezaagd, donkergroen en van onder iets lichter

Bloeit in mei als voorgaande soort maar met langere meeldraden en kortere, tot 7cm lange pluimen

Vrucht is 2.5cm lang, de vleugel stomp of iets uitgerand.

Groeit bij ons meestal struikvormig met dunne grijze twijgen.

Komt uit N. China en wordt 5m hoog. Is beschreven in 1804.

Bunges Blumen-Esche, Engels Bunge ‘s ash.

4. uit www.asianflora.com

Fraxinus longicuspis, Sieb. et Zucc. (lang puntig) (Fraxinus pubinervis) (behaarde nerven) Bladsteel is 15mm lang. Valt op door de lang gesteelde, horizontaal afstaande blaadjes met wigvormig toelopende bladvoet zodat die langer gesteeld lijken te zijn dan ze zijn.

Stevige, wat glanzende donkergroene bladeren met een mooie herfstkleur, 30cm lang met 2-3paar blaadjes, 5-12cm lang en elliptisch met spitse top en soms boven het midden het breedst, duidelijk gezaagd, vanonder langs de nerven blijvend behaard.

Knoppen zijn rood/bruin en behaard.

Bloeit in juni in tot 12cm lange pluimen.

Vrucht met vleugel is ruim 3cm lang met een spitse top.

Een mooie boom met iets kantige, licht groene twijgen met lenticellen.

Uit Japan wordt 15m hoog Is beschreven in 1869.

Langspitzige Esche.

5. uit www.hortusconclusus.be

Fraxinus mariesii, Hook. (Charles Maries, Engelse planten verzamelaar voor de fa Veitch in de 2de helft van de 19de eeuw) Bladeren zijn 18cm lang met meestal 2-3paar deelblaadjes waarvan de laagst geplaatste meestal belangrijk kleiner zijn, eivormig en soms met de grootste breedte boven het midden en lang toegespitst, 3-8cm lang en 16-32mm breed, onduidelijk zwak gezaagd, donkergroen en van onder iets lichter.

Ook is die hier meestal als een opgaand groeiende struik aanwezig met grijze takken en bijna zwarte winterknoppen.

Bloeit al met betrekkelijk jonge leeftijd met witte bloemen in opstaande pluimen van 8-12cm lang in mei/juni, bloemen met 4 en soms 5tallige kroon.

Vruchten zijn eind juni rijp en dan glanzend bruin/groen.

Uit Midden-China wordt 8m hoog. Is beschreven in 1883.

Chinese flowering ash.

Uit www.oleaceae.info

Fraxinus paxiana, Linglelsh. (Duitse botanist Ferdinand Albin Pax, 1858-1942) Mooie grote en geveerde bladeren van 40cm lang met 3-4paar kort gesteelde blaadjes van 10-18cm lang en 3-6cm breed met spitse top, zwak gezaagd of bijna getand.

Twijgen zijn tamelijk dik met een grote, bruin viltige eindknop.

Zeer lange bloempluimen van 30cm in juni/juli, wit, en wat geurend.

De talrijke vruchten blijven er lang aan, 3cm lang met een tamelijk lange vleugel.

Zeer nauw met de vorige soort verwant. Bij ons een hoge struik of kleine boom met een losse kroon met eerst opgaand groeiende en later afstaande takken.

Uit China wordt 20m hoog.

Chinesische Blumen-Esche.

6. uit www005.upp.so-net.ne.jp

Fraxinus spaethiana, Lingelsh. (Duitse botanist Franz Ludwig Spath, 1838-1913)

Bladeren zijn tot 35cm lang met een dikke bladvoet en iets gegroefde hoofdbladsteel, blaadjes zijn 12-18cm lang, elliptisch met lang gespitste top, onregelmatig getand, glanzend donkergroen en van onder lichter en spaarzaam behaard.

Twijgen zijn eerst geel/bruin en later grijs/bruin en zwak kantig.

Bloeit eind juni in eindstandige pluimen van 15cm lang.

Vrucht is 3cm lang met een stompe top.

Uit Japan wordt 18m hoog. Is beschreven in 1907.

Sptah’s ash.

Subsectie Ornaster.

Kroonbladen zijn niet aanwezig.

8. uit www.zhiwutong.com

Fraxinus chinensis Roxb. var. rhynchophylla, Hemsl. (Chinees en snavelvormig blad) Bladeren zijn tot 20cm lang, donkergroen met een mooie rood/bruine herfstkleur, 1 en meestal 2-3 paar deelblaadjes zijn kort gesteeld en 5-12cm lang, 2,5-5cm breed, eivormig met een korte top of soms lang toegespitst, gezaagd en soms bijna gaaf, van onderen langs de nerven blijvend spaarzaam behaard.

Grijze twijgen en donkerbruin beschilferde knoppen.

Bloeit in 12cm lange pluimen, eindstandig aan vorig jaar gevormde twijgen, bloemen zonder bloemkroon.

Vrucht met vleugels is 3cm lang en bruin.

Is opmerkelijk omdat er een soort van Coccus op leeft en wel zo overdadig dat het lijkt of de takken met sneeuw bedekt zijn. Het insect boort in de bast waaruit een sap stroomt, de takken worden zo een wasachtige massa die afgeschraapt worden en na koken een was levert die net zo goed is als bijenwas.

Is een kleine boom uit China van 15m hoog.

Chinese es, Chinese ash, Korean ash. Chinees Ku li bai la shu.

Sectie Fraxinaster.

Bloemen komen na de bladontwikkeling.

Subsectie Sciadanthus.

Bloemen zonder kroon, planten zijn polygaam, hoofdbladsteel is iets gevleugeld en blaadjes zijn niet langer dan 4cm.

Uit www.biolib.de

Fraxinus xanthoxyloides, Wall. (geelachtig hout) Bladeren met 2-3paar zittende of kort gesteelde deelblaadjes en kort gesteeld topblad, 18-40mm lang, ovaal met stompe top, regelmatig getand en van onderen langs de hoofdnerf behaard.

Bloeit even voor de bladontwikkeling in tamelijk korte pluimen, bloemen zonder kroon.

Vruchten zijn tot 3.5cm lang en aan de top iets uitgerand.

Hier een struikvormige plant met tamelijk dunne en min of meer warrig groeiende bruin/groene twijgen en bruine knoppen.

Uit N. W. Himalaya en Afghanistan wordt 6m hoog. Is beschreven in 1845.

Afghan ash. Afghanische Esche.

Subsectie Melioides.

Bloemen zonder kroon, planten zijn tweehuizig, hoofdbladsteel is niet gevleugeld, blaadjes zijn groter.

9. uit the North American sylva.

Fraxinus americana, L. (uit Amerika) Het blad is samengesteld, 5-9 blaadjes van 6-15cm lang en 3-6cm breed met spitse top, zwak glanzend donkergroen en meestal van onderen witgroen wat in de herfst verandert tot geel of diep purper.

Wat glanzende twijgen die eerst bruin zijn en later grijs worden, de knop is donkerbruin, eindknop is tamelijk klein.

Bloemen als alle bij deze sectie behorende planten tweehuizig, pluimen zijn behaard.

Vrucht is tot 5cm lang, lichtbruin en glanzend.

Groeit op de meeste plaatsen en is wat zeewindgevoelig.

Een vrij hoge boom, 30-40m, met eerst opgaande en later meer een brede, piramidale kroon. Een snelle groeier en houtproducent in Amerika.

Is beschreven in 1723.

Var. juglandifolia (met blad als Juglans) heeft tot 50cm lange bladeren met meestal 3-5 paar deelblaadjes van 18cm lang en 7cm breed.

Var. microcarpa (zeer kleine zaden) groeit meer zuilvormig, glanzend rood/bruine twijgen, bladeren met 2-3paar blaadjes van 8-14cm lang met toegespitste top, vruchten tot 3cm lang.

Er zijn verschillende cv’s van. ‘Skyline’ is een opgaande met symmetrische kroon waarvan het blad in de herfst paars kleurt. ‘Autumn Applause ‘is een lage en winterharde vorm.

Het is de cane ash, white ash, American ash of Biltmore white ash, Duitse Weiss-Esche.

10. uit www.vdberk.nl

Fraxinus biltmoreana, Beadle. (Biltmore nursery te Asheville) Bladsteel is 12mm lang en behaard.

Bladeren met gegroefde hoofdbladsteel, meestal met 6 en ook met 8 of 10 blaadjes van 5.5-12cm lang en 3-5.5cm breed en meestal met een spitse top, gaaf of zwak getand, glanzend donkergroen en van onderen grijs/groen, langs de nerven blijvend behaard.

Opvallend zijn de bijna zwart/bruine knoppen en de eerst dicht behaarde en later aan de top blijvende viltige geel/bruine beharing.

Vruchten zijn tot 4cm lang en lijnvormig.

Lijkt op de meer bekende F. americana in groeiwijze, een tamelijk hoge boom met eerst opgaand groeiende twijgen die een smalle kroon vormen.

Uit O. N. Amerika wordt 25m hoog.

Biltmore ash. Biltmores Esche.

12. uit texastreeid.tamu.edu

Fraxinus pennsylvanica, Marsh. (uit Pennsylvania) Bladeren zijn aan beide kanten van dezelfde kleur en vallen vroeg af met gele herfstkleur, 2-4paar kort gesteelde deelblaadjes van 7-12cm lang en 2.5-5cm breed met spitse top, gaaf of zwak gezaagd, matglanzend donkergroen en van onderen blijvend grijs behaard.

Behaarde twijgen zijn tamelijk slap.

Bruine en geschubde knoppen.

Vruchten 2.5-5cm lang, geel/bruin.

Heeft meer afstaande takken en vormt zo een zeer brede kroon.

Uit O. N. Amerika, wordt 20m hoog. Is beschreven in 1811.

‘Aucubaefolia,’ heeft blad als Aucuba, geel gestippeld of gevlekt.

‘Fatmore ‘is goed winterhard.

Red ash, green ash, swamp ash, water ash, Duitse Rot-Esche, Pensylvanische Esche, Sumpf-Esche of Grun-Esche.

14. uit www.arborday.org

Fraxinus latifolia, Benth. (breedbladig) Spits eivormige en zeer kort gesteelde of zittende blaadjes zijn 30cm lang met blaadjes van 6-10cm lang en 3.5-5cm breed, vrijwel gaaf en donkergroen en zeer kort behaard, van onderen lichtgroen en zacht behaard, zeer dicht behaard langs de hoofdnerf.

Is te herkennen aan de dicht behaarde en donkergrijze, ronde twijgen met talrijke kleine lenticellen

Pluimen zijn kaal of spaarzaam behaard.

Tamelijk grote vruchtvleugel die in de regel spits toeloopt, 2.5-4cm lang.

Een opgaand groeiende boom.

Uit N. W. Amerika wordt 25m hoog (Fraxinus oregona)

Oregon ash. Oregon-Esche.

Uit; http://texastreeid.tamu.edu/content/TreeDetails/?id=43

Fraxinus velutina Torr. (Fluweelachtig behaard) Kleine es van 10m hoogte. Nauw verwant aan latifolia en pennsylvanica en vervangt die in het zuiden.

Fluweelzachte scheuren.

Ruige bast en gevoord.

Bladeren van 10-25cm lang met 5-7deelblaadjes van 4cm of meer lang met en gave of fijn gezaagde rand.

Bloemen in trossen in het voorjaar.

Goudgele herfstkleur.

Arizona es, velvet ash, Arizona ash, afkomst.

16. uit www.nazflora.org

Fraxinus anomala, Wats. (onregelmatig, van de vorm afwijkend) Bladsteel is 4cm lang en iets bruin/rood

Wijkt af omdat deze hoog opgroeiende struik of kleine boom geen geveerde maar meestal enkelvoudige bladeren heeft, of met 1 paar blaadjes, 3-6cm lang en 2.5-5cm breed, stomp, gaaf en naar de top toe licht getand, donkergroen en van onder iets lichter.

De twijgen zijn scherp kantig of zwak gevleugeld en grijs/bruin, zo ook de knoppen die ook viltig zijn.

Vrucht van 2cm lang.

Uit Z. W. N. Amerika, Utah, wordt 6m hoog. Is beschreven in 1896.

Single leaf ash.

Subsectie Bumelioides

Bloemen zonder kelk en kroon, soms een zeer zwak ontwikkelde kelk, planten zijn tweehuizig of polygaam.

17. uit the North American sylva.

Fraxinus quadrangulata, Michx. (vierhoekige twijgen) Blauwgroen gekleurde bladeren met 3-4 en soms 5 paar zittende of zeer kort gesteelde blaadjes van 7-13cm lang met spitse top, scherp gezaagd met tamelijk grote tanden, van onderen licht groen en bij de bladvoet iets behaard met gele herfstkleur

Grijze knoppen.

Vruchten zijn 2.5-4cm lang en aan de top iets uitgerand.

Lijkt in groeiwijze op onze es, een slank opgroeiende boom met eerst opgaand groeiende en later meer afstaande takken die een gesloten kroon vormt en te herkennen is aan de vierkante twijgen.

Uit Oost midden N. Amerika wordt 30m hoog. Is beschreven in 1822.

American blue ash. Blau-Esche.

18. uit the North American sylva.

Fraxinus nigra, Marsh. (zwart) Bladeren met 3-5paar blaadjes van 7-12cm lang en 3-4cm breed, zittend en ei/lancetvormig met lang gepunte top, tamelijk regelmatig stomp gezaagd, donkergroen en van onderen lichter.

Tweehuizig met bloei eind april.

Vruchten zijn 2.5-3.5cm lang met iets uitgerande vleugels.

Een opgaand groeiende boom met wat glanzend grijs/groene twijgen en donkerbruine knoppen.

Komt uit O. N. Amerika en wordt 20m hoog. Is beschreven in 1800.

Black ash, swamp ash, basket ash, hoop ash, water ash.

Zwarte es, Schwarz Esche, Engels black ash, swamp ash, basket ash, brown ash, hoop ash, water ash.

19. uit flickriver.com

Fraxinus mandshurica, Rupr. (uit Amur gebied in Mantsjoerije) wordt 25m hoog.

Bladeren zijn tot 50cm lang met meestal 4 maar ook 3 of 5 paar blaadjes van 10-18cm lang, lancetvormig en scherp gezaagd, fris groen en van onderen lichter, langs de nerven kort behaard Twijgen zijn aan de top wat rood/bruin, later groen tot groenbruin.

Knoppen zijn zwart/bruin en vaak bijna onzichtbaar door de aan de voet verbrede bladstelen.

Bloempluimen zijn iets behaard en hangend of afstaand.

Vruchten zijn tot 3.5cm lang, lang lancetvormig met spitse top.

Mantsjoerijse es, Manchurian ash. Mandschurische Esche, Asiatische Schwarz-Esche.

21. uit commons.wikimedia.org

Fraxinus angustifolia Vahl. subspecie syriaca (Boiss.) Yalt. (uit Syri) (Fraxinus syriaca, Boiss.) Betrekkelijk kleine, geveerde bladeren van 22cm lang met 1-4 paar blaadjes, vaak aan de voet met een klein bijblaadje, blaadjes zijn 2-4cm lang en 10-22mm breed, lancetvormig met lang gepunte scherpe top, diep gezaagd/getand en soms dubbel gezaagd met naar de top toe gerichte tanden.

Olijf/groene twijgen die iets geel zijn en later grijs.

Knoppen zijn eivormig en bruin met een fijne beharing.

Vrucht is 5cm lang.

Een kleine boom met afstaande takken.

Uit W. en Midden-Azië, wordt 10m hoog. ‘Variegata,’ is de bonte vorm.

Smalbladige es.

23. uit en.wikipedia.org

Fraxinus angustifolia, (smalbladig) Fraxinus rotundifolia, Mill. (rondbladig) Glanzend groene en scherp gezaagde, lancetvormige bladeren van 25cm lang met 4-6 paar zittende blaadjes van 3-7cm lang, lancetvormig en naar beide zijden puntig toelopend, scherp gezaagd, van onderen lichtgroen met afstekende middennerf.

Twijgen zijn groen, donkerbruine knoppen

Bloeit in april/mei met weinig bloeiende pluimen

Vruchten zijn tot 5cm lang en lijn/lancetvormig, spits en soms met de grootste breedte van de vleugel boven het midden, stompe top.

Een zeer hoge boom met een open en tamelijk smalle kroon en met bruin/rode twijgen en bruine knoppen.

Is te herkennen aan de in kleine schubben zich verdelende schors, stam en dikke takken. Ook de naar elkaar toe gegroeide randen van de groef van de hoofdbladsteel waardoor die alleen open is aan de voet van de blaadjes.

Uit Z. Europa en N. Afrika is een boom van 25m hoog en al sinds de oudheid in gebruik. Is beschreven in 1815.

Narrow leaved ash. Schmalblattrige Esche.

‘Ele­gantissima’, is een kleine boom van 8-12m hoog met 11-13 lancetvormige blaadjes in een brede bolvormige kroon. Deze langzame groeier werd in Duitsland gevonden, in 1884.

‘Lentiscifolia’, heeft meer bruin/groen gekleurde twijgen waardoor de zeer kleine lenticellen beter uitkomen.

‘Pendula’, is de treurvorm, Trauer-Esche.

20. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Fraxinus excelsior, L. (verheven, groter, naar boven strevend) Bladeren met 4-6 en soms 7 paar blaadjes van 5-10cm lang en 2-3.5cm breed, Te herkennen aan de dofzwarte knoppen.

Twijgen zijn rond, groen/grijs met talrijke verspreid staande lenticellen.

Bloeit in april/mei in onaanzienlijke bundels, zonder kroon of kelk.

Vruchten zijn 3-4cm lang en wat bruin/groen.

De es heeft in hoogte, sierlijkheid van vorm en elegantie van blad geen overwinnaars, zelden een mededinger. Het is n van onze mooiste woudbomen, maar kan ook gebruikt worden als park- of laanboom.

Een hoog opgroeiende boom met een kaarsrechte stam en een open en regelmatig afgeronde kroon Groeit in midden en Noord-Europa tot 63ste graad N. B en Klein Azië op kleigronden en voedselrijke, vochtige zandgronden.

Lyrisch.

De es heeft in de zomer een opwekkend voorkomen door de geveerde blaadjes en hierdoor krijgt het geheel een luchtige licht en bijgevolg vrolijk aanzien. Als wolkjes staan de bladeren in een strakke wind. Zijn handen met zeven tot dertien vingers spreidt het als een van de laatste loofbomen open. De kleur is vrijwel onveranderlijk groen. Als de es al is uitgebot voordat de eik zover is, kan je een kletsnatte zomer verwachten, zegt het spreekwoord.

De statige es heeft een gebogen lijn van takken die eerst naar beneden neigen en aan de top oprijzen, samen met het spel van licht tussen de bladeren geeft dit het een luchtigheid dat de boom op de naam Venus van Woud bracht. In de winter is de eigenaardige kromming van zijn takken goed waar te nemen, dan spreidt het zich in al zijn naaktheid ten toon terwijl de dikke zwarte knoppen zijn toppen sieren. De knoppen zijn gitzwart en fluweelachtig als de haren van een oosterse schoonheid.

Na een langdurig zonnebad gaan in het voorjaar enkele knoppen open en spreiden hun gele voering en donkerrode meelachtige inhoud ten toon, uit anderen verschijnt een teer en roodachtig vruchtbeginsel. Klein als de bloem is vormt die toch een elegante indruk, de rijke purperen tinten contrasteren mooi met de delicate groengele tinten van de bloemstengels.

Na de bloei gaan de laatste knoppen open en zie je de blaadjes netjes in tweeën opgevouwen liggen. Hieruit zou de tak zo recht door moeten groeien, maar hier toont de boom zijn gespleten karakter. Vaak vervorkt het zich in tween doordat de knop stuk gevroren is, of omdat er een motje (Prays curtisella) er zijn eieren in heeft gelegd.

Het resultaat van een samenwerking met een manlijke vorm zijn de aparte vruchten, de sleutels tot nieuw leven, zogenaamde essensleutels of naar de snavelachtige vorm vogelbekzaden. In Kent worden ze spinners genoemd omdat ze als een spin door de lucht gaan. Indertijd werden ze wel, als ze nog jong en mals waren, ingemaakt als een delicate salade. Met zijn twintigste komen de eerste zaden. Een oude spreuk zegt, dat als er veel sleutels zijn er een strenge winter zal volgen.

De Venus van het Woud kan zijn kroon op 30 meter hoogte dragen met een stevige, rechte torso van soms 1,7 m. doorsnede. Bereikt zijn mooiste vorm en welvingen met een 40 jaar wat ook de huwbare leeftijd is. Met een 200-300 jaar is de vutleeftijd bereikt.

Zijn body is bekleed met een as(es)grijs stofje met de maten 80-60-40 die op latere leeftijd wat donkerder kleurt. Na een zorgeloze jeugd splijt de huid zigzaggend open en komt daardoor op latere leeftijd vol kloven te zitten. Door pukkels, wratten en gaten van een horzel en schorstor wordt de boom er niet aantrekkelijker op. Door al dat gewroet in en onder zijn huid is de boom, net als de Yggdrasil, tot de ondergang gedoemd en siddert op zijn grondvesten.

De es heeft zijn voeten niet diep in de grond, maar wel ver en is daarom toch goed bestand tegen de wind. Houdt van lage, vochtige gronden en verafschuwt de droge zandige en zure gronden. Daar waar de brandnetel welig tiert, daar groeit de es op zijn best, de randen van het woud waar de boom over de eiken heen groeit en zijn wortels zich ver uitstrekken.

Vormen.

De cv. ‘Atlas,’ heeft donkergroen blad. Met zo’n naam verwacht je een ronde bol op de mooie rechte stam, gek genoeg wordt ‘Atlas’, vrij piramidaal met een doorgaande spil tot 20m. Een geschikte boom voor wegbeplantingen, vooral in de kuststreken en industriegebieden. Vorkt weinig en is weinig vruchtbaar.

‘Eureka’, is een forse en sterk groeiende boom, de snelst groeiende van alle cv’s Eureka. De lichtgroene en breed piramidale kroon rust op een rechte stam en bereikt 15m. Een boom voor de kust, industrie en geschikt als houtleverancier. Gewonnen in Nederland in 1928.

In 1947 werd ‘Westhofs Glorie,’ gevonden, een stevige boom met rechte stam. Komt zeer laat in blad, dat blad is glanzend donkergroen. Geeft geen zaad, zal wel een mannetje zijn. Een goede es van 20m hoog.

Met ander blad is ‘Diversifolia’, (verschillend bladig) de eenbladige es, het blad is enkelvoudig en wat onregelmatig ingesneden met soms een paar lobben aan de voet. Dit is een fraaie, piramidale straatboom met doorgaande kop tot 15m. In 1789 werd deze vorm in Engeland gevonden.

‘Jaspidea,’ is de goudes omdat die’ goudgeel uitloopt, wat later naar geelgroen kleurt maar in de herfst weer goudgele twijgen heeft die in de winter meer naar bronsgroen overgaan. ‘Jaspida is een breed piramidale boom van 15m hoog. Vormt een mooie parkboom met te veel zaden. Deze vruchtbare Franaise werd in 1802 gewonnen.

‘Nana,’ heeft donkergroen blad dat vrij klein is. Niet alleen het blad is nana maar ook de plant is nana, een struikvormige bol met dichte kroon. Gewoonlijk wordt dit bolletje gezien op een hoogstam van 220-240cm. Moet regelmatig gesnoeid worden anders wordt de bol een breed scherm. Is gewonnen in 1805 in Frankrijk.

De treures of wat droeviger de weeping ash, Trauer-Esch is de cv. ‘Pendula,’ die met de breed uithangende golvende takken een prieel vormt. De ouder van alle weeping ashes werd gevonden in een veld dat toebehoorde aan de vicaris van Gamlingay, bij Wimpole in Cambridgeshire in 1725.

Naam, etymologie.

( Dodonaeus) (a) ‘Deze boom wordt in het Grieks Melia en soms ook Milea genoemd en in het Latijn Fraxinus, in het Frans fresne of fresne champestre, in het Italiaans frassino, in het Spaans fresino, fraxino en frexio. Hij heeft ook ettelijke andere namen, te weten Melia pedeine of Fraxinus campestris, dat is veldes, en ook Boumelia en dat is zoals Gaza dat woord vertaalt, Bubula Fraxinus, maar men zou dat beter Magna Fraxinus, dat is grote es, uitleggen omdat het woordje Bou alle woorden daar het voorgesteld wordt groter maakt en net zoals bij dezelfde Grieken Boulimia of Boulimos een grote hongerigheid betekent zo zal het woord Boumelia ook een grote essenboom betekenen mogen.’

Fraxinus, Latijn van Grieks phraxism: haag, of insluiten, omdat de boom als haag of als palissade gebruikt werd. Of van breuk, vanwege de breekbaarheid van de twijgen, een zelfde afleiding als van Fragaria, hoewel het daar en hier net zo ongeloofwaardig is.

Isidorus XVII.7.30: ‘Fraxinus vocari fertur, quod magis inter aspera loca montananaque fraga nascatur.’’ Of een afleiding van fragus, fragosus: ruw, omdat de plant in ruwe gebieden groeit. De naam Fraxinus is zo vastgelegd door Linnaeus in 1737.

Frans frene commun, van Fraxinus, frassino van de Italianen.

Dodonaeus (b) ‘In het Nederduits esschen en esschen-boom, in het Hoogduits Eschenbaum en Eschenholtz of ook Steyneschen, in het Engels aschetree, in het Boheems sesen,’

Het is onze es. Dit woord verschijnt al in midden-Nederlands als esce en esch, in het Angelsaksisch als aesc, IJslands askr, Zweeds en Deens ask, Keltisch aesc: speer, waaruit het Engelse ash ontstond. In de 12-13de eeuw werd bij ons en Duitsland de a tot e en zodat het van ask, asc, asch tot Esch werd. Asc heet niet alleen de boom maar ook alles wat uit zijn hout gemaakt is zoals we zien bij de essenspeer. Dit wapen uit het Hildebrandslied heette askim skritan. Gebruiksvoorwerpen van alle dag werden zo genoemd. Noors ask: speer en schip, die hieruit gemaakt werden, de Vikin­gen werden naar hun gebruik wel esmensen genoemd. Bij Tacticus komt de naam Aciburgium voor en in het Oudhoogduits ‘Asckimպ ‘met de speren ‘in het Hildebrandslied 63. Dit zijn woorden die met het oud-Noors askr namen zijn die wijzen op een oer Germaans askiz. Het Germaanse woord askiz stamt uit Indo-Germaanse osk of osis. Het Latijnse ornus stamt uit osinos: wat wilde berges en speer betekent. Oer Keltisch komt onna voor. Deze naam is mogelijk een afleiding van de Indo-Germaanse naam voor de berk. Omdat de witte berk in Z. Europa niet thuis is verklaard dit het verdwijnen van de oude betekenis en de overdraging van de naam op die van de es in Italië, Fraxinus ornus, mannaes. Asca en Oesch komen voor bij Hildegard, in Oostenrijk Agspelter, in Zwaben Ascher.

Dodonaeus ‘In Duitsland heet ze ook Malbaum.’

Schwindholz, Wundbaum en Wundholzbaum, de vrucht werd vroeger medisch gebruikt,

Dodonaeus (d)’DԄe hauwtjes of vruchten van de es worden genoemd in de apotheken Lingua avis en Lingua passerina, dat is vogeltong of mussentong welke naam in het Grieks als Ornithoglosson vertaald zou mogen worden, nochtans zijn er sommige die ze Orneoglossum genoemd willen hebben.’ Ook wel lingua avis, gebruikt als liefdesmiddel in de oude boeken.

Essleutels, vogelbekzaden, Duitse Vogelzungenbaum, Engelse ashen keys of kite-keys, de essensleutels.

(e) Duits Fladerbaum en Fliegenbaum, zie vlier.

(f) De goden schiepen ook uit de es de Yggdrasil, de wereldboom, vandaar dat de vrucht in Duits Himmelsbrot heet. Geissbaum of Gaisbaum, als voer voor de hemelse geiten? Zie onder, verder Gersch.

Zo zijn vele plaats- en veldnamen aan de es verbonden.

Asbach, Germaans aski=es + baki, =beek.

Asberg ,, + burg =verhoging.

Asbach, -berg, -broek, Aspenslo, Aspisheim, Asquillies, Asse­gem, Asselt, Assen? Assendorp, Assum, Asch, overgaande in e tot Esch an der..., Escharen, Escheberg, Eschede, Eschedonc, Eschershausen, Eschmar, Eschringen, Escht, Eschweiler an der.. Eschoten, Esbeek, Essen, Esbroek, Est, Esveld etc.

Gebruik.

De waarde van essenhout is gelijk aan dat van de eik. Dit geldt vooral voor het hout van de mannelijke exemplaren omdat de vrouwelijke exemplaren meer voor zaadproductie zorgen dan voor hout. Het is een hardhoutsoort dat taaiheid, sterkte en veerkracht combineert, alleen niet tegen vocht bestand is.

De jonge en slanke stammen dienden voorheen tot lansschachten waarom men essenplantsoenen rondom de middeleeuwse burchten aanlegde. Bijlstelen uit essenhout hebben op arbeiders een opwekkende werking.

Verder werd de es gebruikt om er biljartstokken, karwatsen, wandelstokken en katrolblokken van te maken. Vanwege zijn grote elasticiteit en taaiheid werden er ook gymtoestellen, gereedschappen en dergelijke van vervaardigd.

Als geriefhout voor de boer, wordt de struik om de 5-6 jaar afgehakt en het vrijkomende hout als bezem-, harkstelen en andere handgrepen gebruikt, ook voor hoepels. Door schrijnwerkers en kabinetsmakers werd het hout wel ‘groen ebbenhout ‘genoemd omdat, als de nerf goed gevolgd werd, er prachtige kasten van te maken waren. Het zou het beste brandhout opleveren, het meest geschikt voor dameskamers.

Twijgen van de es werden in de slaapkamer opgehangen en zou de vliegen verdrijven.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562) sap van essenbladeren of de bladeren zelf van buiten opgelegd of met wijn gedronken weerstaat alle vergif en venijn en geneest de beten en steken van de slangen en naters, als Dioscorides betuigt. Men zegt ook dat de essen zo krachtig zijn tegen alle venijn of vergiftigheid dat de slangen omtrent deze bomen of zo ver als hun schaduw ‘s morgens of ‘s avonds strekken kan niet komen zullen, noch daar omtrent niet blijven kunnen en daarom van die zover vlieden als het ze mogelijk is, net zoals Plinius in het 13de kapittel van zijn 16de boek vermaant, wanneer hij de wonderlijke krachten en eigenschappen van deze boom verhaalt en aldus zegt’ ‘Hetgeen dat we gezien en zelfs onderzocht hebben zullen we nu schrijven, te weten is het zo dat men op enige plaats vuur stookt daar een slang omtrent is en dat die plaats met essenloof in de ronde besloten en omvat is dan zou die slang veel liever in het vuur vliegen dan over het essenloof te kruipen. En daarom is het voor de natuur van de mens zeer gunstig terwijl ze dezen boom laat bloeien eer de slangen voortkomen en zijn bladeren niet laat verliezen voor die wederom in hun hollen gekropen zijn.’

As van essenschors gebrand en met water vermengt geneest de kwade witte jeuk, melaatsheid en diergelijke ruigheid, zegt dezelfde Plinius.

Water, waarin de verse essenbladeren gekookt en als een soort pleister gemaakt wordt, is goed tegen gebroken beenderen, heelt en geneest het tezamen.

Men zegt dat diegene die zeer vet zijn en met smout verladen mager zullen worden als ze elke dag nuchter drie of vier bladertjes van essen met wijn innemen.

Essenhout is tot vele dingen nuttig en is bij de ouders door het prijzen van de poet Homerus en door de speer van Achilles zeer goed bekend en veel geacht geworden, zegt Plinius. Nochtans schrijft Dioscorides dat de schaafsel of schrapsels van dit hout ingenomen voor de mens schadelijk, ja dodelijk zijn. Fraxinus, zoals Isidorus zegt, is die men de es te noemen pleegt en is een boom die nuttig is voor schachten.

Vogeltong, dat is de hauw daar het essenzaad in schuilt met het zaad dat erin ligt, wordt veel geacht en gebruikt om de bijslapen lust te laten komen, de druppelplas te genezen en het niergruis te laten rijzen en daarom doen de apothekers die bij hun Diasatyrion, andere nemen ze in met notenmuskaten, andere koken ze met vlees, andere koken ze in wijn of water en drinken die wijn tegen de zwaarmoedigheid en bangheid en ook tegen de beving.

Essenhout zelf heeft ook grote kracht, zo men zegt, want de koppen of kroezen die ervan gemaakt worden genezen diegene die een verstopte lever hebben als ze er een tijd lang uit drinken. Men zegt ook dat de varkens die uit een trog eten van essenhout gemaakt nimmermeer ongans zullen worden. Castor Durante zegt dat als men een vuur van essenhout maakt en er een diepe pot of ketel op stelt en daar twee levende muizen in doet dat alle muizen van het ganse huis omtrent dat vuur zullen komen, wat we niet onderzocht hebben net zoals we ook niet doen hetgeen dat andere met Galenus schrijven dat de varkens die de schorsen van essenbomen negen dagen achter elkaar eten of het water drinken daar ze in gekookt zijn tenslotte totaal geen milt hebben zullen, welke dingen van de tamarinde boom ook gezegd worden.’

De boom bezit vele geneeskrachtige eigenschappen, volgens Plinius meer dan zevenendertig. Als koortswerend en buikzuiverend middel werd van de bladeren een thee getrokken. Het blad werd in slechte oogstjaren in de herfst wel van de bomen gehaald om als veevoer gebruikt te worden. Tenslotte zij vermeld dat de Spaanse vlieg ook het liefst essenblad eet. Die beschadigen het blad en geven het een onaangename geur. Die vlieg heeft levend een onaangename geur en als ze sterft op de boom, waar het zijn overblijfsels verkruimeld tot poeder achterlaat, wordt dit soms ingeademd door diegene die onder zijn takken zit wat soms een zeer brandend gevoel geeft. Om deze reden mag de boom in Frankrijk niet in de buurt van steden en dorpen geplant worden.

Gerard meldt nog een opmerkelijk feit over esbladen, ‘elke morgen drie of vier bladen met wijn ingenomen maken diegenen mager die dik zijn en behoeden hun voor honger.’

Mythologie.

(88, 1942, (349) De Vikingen werden naar hun gebruik wel essenmensen genoemd. Hun speerschachten en bijlhandvatten waren van essenhout en zo ook hun schepen. Het hout is een voorbehoedmiddel tegen storm en men neemt het aan boord mee omdat de god Thor bij een schipbreuk door een essentak gered werd. De es zou door zijn bijzondere macht hen bijstaan.

De es is de voornaamste van de Noorse mythologische bomen omdat uit zijn stam de eerste man, Ask, geschapen werd. Ten tweede is de es Yggdrasil de alles voedende wereld- en levensboom, de boom van kennis (bewustwording of bewustzijn) en het leven. Tevens de boom van smart en het noodlot, de boom van ruimte en tijd, zinnebeeld van het ‘al het blauwe hemelgewelf en omspant de groene aarde’. Symbool; de boom die vast in de grond wortelt, bron van wijsheid, kracht, verstand en taaiheid. Vergelijk de West Pruisische zegswijze: ‘er ist so zah wie Eschenholz.’

De es komt niet alleen voor in de Noorse godenverhalen, ook Homerus 11.II 543 en XIII.178, laat in de handen der goden geen andere speren zien dan die uit essenhout vervaardigd zijn. Daaruit blijkt dat het hout door hem als goddelijk hout werd beschouwd. De Griekse naam voor de es was melia, dit was ook de naam voor de speer die uit essenhout gemaakt was.

Hierop doelt ook Shakespeare in Coriolanus 5,112:

‘’That body, where against

My graines ash an hundred times hath broke.’

Opvallend is de analogie met de Griekse mythologie. Ook hier is naar de sage is de schepping van de mens na het eerdere geslacht, de Erinnyen en Giganten, met de melische Nimfen als vervolg. De Meliaden zijn essennimfen. Men noemde hen de minnen van Zeus. Bij de Noorse sagen was er ook eerst het geslacht der reuzen, Rinnthursen.

Vermeldenswaardig is dat het hier om twee essensoorten handelt. In Griekenland groeit de mannaes waaruit ook de lansschachten gemaakt worden die het nieuwe geslacht tot wapentuig diende. Vandaar dat de godin der vergelding, Nemesis, met een essenstaf voorgesteld wordt om daarmee het materiaal voor de lans, als ook de rakende en straffende werkzaamheid van de godin tot uitdrukking te brengen. Zo ook de geleerde centaur Chiron.

Aan Mars, de god van oorlog, was de es gewijd, want Mars voorzag zijn krijgers van speren. Ook de speren van de Amazones en die van de machtige Achilles waren gemaakt van dit hout. Met dit hout zou Achilles een speer gemaakt hebben waarmee Hector gedood werd.

Het hout is ook geschikt voor vrede, de pijlen van Cupido waren van dit hout.

Altijdgroene, vruchtdragende es?

De es is maar een kortlevende boom die amper 200 jaar oud wordt. Een geweldige boom is de es in ieder geval niet. Dikke essen zijn niet bekend, de stam is slank en meestal pas op grotere hoogte draagt de boom een lichte en dun vertakte kroon die geen breed dak vormt dat aan wolken herinneren kan. De bladeren zijn ook niet altijd groen zoals in de Edda afgeschilderd wordt, de boom komt zelfs als laatste in blad. Ook het hout en de bast is niet groen, niet eens grauwgroen schemerend. Toch is in diverse onderzoeken en in het volksgeloof de es als wereldes bekend. Naar de tekst in de Edda zou men ‘zijn vrucht in het vuur dragen’ en moet het een vruchtboom, beuk, hazelaar of taxus zijn geweest. Door de eerste anonieme vertaler werd het de es en zo gemeengoed. Hoewel het beter een Taxus kan zijn omdat die overal in Engeland op begraafplaatsen staat en met zijn wortels de doden verbindt tot de levensboom.

Schepping.

Op zekere dag trokken Odin, Hoenir en Lodur (of Loki) er samen op uit en wandelden langs de zeekust. Zij vonden twee bomen, Ask, met hard, taai hout (de es?) en Embla, met zachte roze aangelopen hout, de els (of de olm?) gehouwen in ruwe gelijkenis van een menselijke gestalte. De goden staarden eerst op het levenloze hout in stille verbazing en merkten toen wat ervan gemaakt kon worden gaf Odin deze blokken zielen, Hoenir verschafte beweging en zintuigen en Lodur verleende bloed en een bloeiende kleur. Zo begiftigt met taal en gedachte en met het vermogen lief te hebben en te werken, met het leven en de dood, mochten de pas geschapen man en vrouw Midgard beheersen zoals zij wilden. (De twee soorten hout betekenen dat man en vrouw uit verschillend hout gesneden zijn, verschillende eigenschappen hebben, de uitdrukking ‘Hij is van hetzelfde houtje’ komt hier vermoedelijk vandaan).

Het is een Vard-trad: een schutgeestboom. Een boom met een ziel, een verkorperde geest. Het is de schutgeest van de mens, gaat het goed met de mens zo ook met de boom, gaat het slecht met de boom, zo ook met de mens. Bij de geboorte wordt zo’ n boom geplant en groeit gelijk met hem op, het is de levensboom.

Het is de stamboom van de familie, vandaar dat vele familienamen verbindingen hebben met bomen.

Ash is de naam van de es en je zou kunnen veronderstellen dat de Scandinavirs afstammelingen zijn van de Ashkenaz uit de bijbel, Genesis X: 3. ‘En de zonen van Gomer waren Askenaz..’De Joden geven nog de naam Ashkenazim aan de Duitsers in hun gemeente.

Yggdrasil.

Alvader schiep vervolgens een forse altijdgroene boom, (een es?) de Yggdrasil, de boom van het heelal, van de tijd of van het leven, die de hele wereld vulde omdat hij niet enkel wortel schoot in de verst verwijderde diepten van Niflheim, waar de bron Hvergelmir vloeide, maar ook in Midgard, bij Mimirs bron (de oceaan) en in Asgard, bij de Urdas fontein.

Een adelaar zat vastgeroest op de tak Lerad, tussen zijn ogen zat de valk Vedfolnir die zijn doordringende blikken in de hemel zond, naar de aarde en Niflheim en vertelde al wat hij zag.

Omdat de boom Yggdrasil altijd groen was en zijn bladeren nooit verdorden, diende hij als weide en niet enkel voor Odinՠs geit Heidrun, die de hemelse mede verstrekte, maar ook van de herten Dain, Dvalin, Duneyer en Durathor, van wiens horens honigdauw op aarde drupten en dat water voor alle rivieren in de wereld verstrekten. Zo komt van de boom des levens alle water op de aarde, om leven aan haar te laten ontstaan en laten groeien.

Onophoudelijk de takken van de boom op- en afvliegend sleet het eekhoorntje Ratatosk (takboorder) de typische woelwater en babbelaar, zijn tijd met aan de draak beneden de opmerkingen van de adelaar boven te vertellen en omgekeerd, in de hoop twist tussen hen te verwekken.

Door zijn drie grote wortels kreeg de boom een zo wonderbare hoogte dat zijn opperste tak, Lerad, (de vredegever) Odins hal overschaduwde, terwijl de anderen zijn uitspreidende twijgen over de andere werelden staken. De eerste tak ziet naar de woningen van de mensen en de tweede naar het land van de reuzen waar de wonderbron murmelt en ze begiet en bevochtigd.

Natuurlijk moest de boom in goede staat worden gehouden. Dit was de plicht van de Nornen of schrikgodinnen die hem elke dag besprenkelden met de heilige wateren van de Urdar fontein. Als dit water naar de aarde druppelde, door de takken en de bladeren, voorzag het de bijen van honig. De drie nornen zaten aan zijn voet. Dat waren wijszeggende vrouwen, ze heten Vergankelijkheid, Heden en Toekomst. In hun schoot lag het noodlot die ze voor de mensen bereidden, hun kommer en lijden, hun vrede en geluk. Twee prachtige zwanen, wit als pasgevallen sneeuw, vermaanden de mensen om stil en ernstig hun levenstaak te vervullen.

Ooit kwamen de goden bij Urd, de norne van Vergankelijkheid. Uit de eerste wortel ontsprong de bron die verjongende kracht gaf. Zijn druppels verhaalden van de kleine mensentijd. Hieruit moet steeds geschapen worden om nieuw te scheppen. Hieruit ontspringen de bronnen van toekomst en vlieden de stromen van de eeuwige jeugd. Een wachter zit aan de oever en verdrijft allen die van het wonderwater, het levenswater, willen drinken.

De tweede wortel geeft wijsheid en toekomstvisie. Hier woont Mimir, de wijste en vriendelijkste van alle waterreuzen. Een dronk daarvan verleent wijsheid zodat zelfs de toekomst gekend wordt. Maar geen sterfelijke en zelfs geen onsterfelijke god is toegestaan daarvan te drinken, alleen de hoogste god, de alvader mag ervan drinken omdat alle wijsheid in hem woont. Odin kwam en bad om een dronk. De reuzin weigerde het hem niet maar vroeg een hoge prijs, een van zijn ogen. Odin haf het gewillig. Maar had wel een list. Hij gaf alleen het vuile en koude licht van de maan, de stralende gloed van de zon hield hij zelf. Maar hij bleef wel eenogig.

De derde wortel gaat naar het rijk van de doodsgodin Hel die in een geweldige borrelende ketel staat waaruit de oerstromen ontspringen. Hier daagt echter het gevaar omdat aan zijn wortel een verschrikkelijke draak zit die de boom wil omknagen.

Bedreiging.

Dit is de verschrikkelijke draak Nidhung die voortdurend aan de wortels knaagt. Hij wordt in zijn vernielingswerk bijgestaan door talloze wormen wiens doel het is om de boom te doden omdat zij weten dat zijn dood het teken zou zijn voor de godenval.

Het noodlot voor de boom en mens is echter onafwendbaar. Als de goden versagen of verslapt geworden zijn, dan komt het kwaad aansluipen in het donker. Dit kwaad zie je met de schemering bij de zee. Als je naar de ondergaande zon kijkt zie je het duister komen aansluipen. Zelf sta je nog in de gloed van de laatste zonnestralen, maar de wolf voel je dreigend van achter je. Aan weerszijde van de zinkende zon zie je hoe machtige kaken het licht opslokken, hopelijk heeft de zon het gered en komt morgenvroeg evengoed weer op. Maar wat als de zon eerder ingehaald wordt?

Het lied van Grimnir in de oude Edda, strofe 39 en 12 en 51 van Gylfis uit de jongere Edda leert ons twee wolven kennen, Skoll en Hati. De eerste achtervolgt de zon om haar te grijpen waardoor de zon zo snel langs de hemel loopt om die te ontgaan. De andere wolf is haar vooruit om de maan te pakken. ‘Het zal geschieden dat de wolf de zon verslindt, de mensen tot groot onheil. De andere wolf zal de maan grijpen en ook grote schade aandoen, de sterren zullen van de hemel vallen. Dan zal het ook gebeuren dat de aarde beeft, dat de bomen ontworteld worden, de bergen ineenstorten en alle ketens en banden breken. Dan breekt de wolf Fenrir los’ Het einde der dingen is gekomen.’

Zo geloofde men dat op het einde der tijden het kroost van Fenris (wolf) elke dag gevoed werd zodat ze dagelijks aan kracht wonnen en uiteindelijk de Sol (zon) en Mani (maan) inhaalden en hen verscheurden, onderwijl overstroomden ze de aarde met bloed uit hun druipende muilen. Bij dit vreselijke onheil trilde en schokte de gehele aarde, de sterren ontstelden en vielen van hun plaatsen. Loki, Fenris en Germ rukten hun ketenen van elkaar en stormden aan om wraak te nemen. Op hetzelfde ogenblijk knaagde de draak Nidhung de wortel van de Yggdrasil door die tot aan zijn bovenste top sidderde. Nadat een verschrikkelijk gevecht volgde en de goden gevallen waren wierp Surtr, de vlammenreus, zijn vurige donders over de hemel, aarde en de negen rijken van de Hel. De woedende vlammen omringden de zware stam van de Yggdrasil en bereikten de gouden paleizen van de goden die geheel verteerd werden. De plantengroei op aarde werd eveneens vernietigd en de brandende hitte deed alle wateren zieden en koken. De grote brand woedde verschrikkelijk, totdat alles verteerd was, tot de aarde, zwart en gewond, onder de kokende golven van de zee wegzonk. Ragnarok (: de omwenteling) was inderdaad gekomen, de tragedie van de wereld was voorbij, de goddelijke spelers waren gedood en de chaos scheen haar vroegere heerschappij herwonnen te hebben. Maar evenals in een toneelstuk, nadat de hoofdpersonen vermoord zijn en het gordijn is gevallen, verwachtten de aanwezigen dat er een gunsteling zou verschijnen. Zo meende men dat uit de algemene rune de goedheid zou oprijzen om zijn heerschappij over de aarde te hernemen en dat sommige goden zouden terugkeren en voor eeuwig in de hemel zouden wonen.

Twee menselijke wezens, een vrouw Lif, en een man Lifthrasir, doken nu op uit de diepten van de levensboom. Vali en Vidare, typen van de onvergankelijke krachten der natuur keerden naar het Idaveld terug waar ze Modi en Magni, Thors zonen ontmoetten, de verpersoonlijking van sterkte en energie. Uit de donkere onderwereld rees de stralende Balder (zon) op.

Samenvatting.

De boom is zo het symbool van tijd en leven. Zoals de vijandelijke machten verstorend werken, zo knagen ze aan de levensboom van de hele mensheid, verstoring en verderf zaaiend, maar ook zij zullen, zoals de groene bladeren en knoppen op aarde vallen, eeuwig vernieuwen en geslacht op geslacht laten ontstaan.

Net als het Bijbelse verhaal van de zondvloed waardoor alles vernietigd wordt, waar Noach, zijn vrouw en kinderen gered worden om een nieuw mensengeslacht te vestigen, herinnert dit aan de Noorse dichting. Maar hier is het de levensboom zelf de stichter van het nieuwe mensenrijk. De zondvloed van de warme streken is bij de noordelijken de ‘Riesenwinter’, waarin alle leven stopt en tot dood vervalt. De boom zelf werd tot levensdrager om het enige overgebleven paar tot schut en bescherming te dienen, voedsel te geven, tot het ijs smeltende morgendauw ze tot nieuw leven wekt.

Symbool van grootsheid. De boom staat onder het beheer van de zon.

De es is met de lijsterbes, de enigste inheemse boom met geveerde bladeren. De levensboom heeft in Germaanse en noordelijke mythen en in het gebruik een zeer betekenisvolle rol gespeeld. Dat de mens uit de es is ontstaan in de Edda is mogelijk meer toeval, ook mogen we niet vergeten dat de Edda een verhoudingsgewijs laat ontstane kunst dichting is. Het verhaal van het ontstaan van mensen uit bomen is zeker een oeroud volksgoed. Daarmee is te vergelijken dat bij Hesiodus Zeus het mensengeslacht uit een boom laat stammen, onder deze boom is waarschijnlijk de mannaes te verstaan.

1) Yggdrasil, oud-Noors yggr: de verschrikkelijke (Wodan) drasill: een paard, de boom die Odin of Wodan droeg of waaraan hij hing als heer van de Asen.

2) De Nornen zijn schrikgodinnen die overeenkomen met de Griekse Moiren. Oerd was het verleden, Verdandi het heden en Skoeld de toekomst.

3) De vier stromen, die van de hemelboom zouden uitgaan, komt van Gen. 2:10, waar de rivier uitging van Eden om de hof te bevochtigen en zich daarna in vieren te splitsen. Zo worden ze dan afgebeeld als vier stromen, die ontspringen uit een rots, waarop een lam, het zinnebeeld van Christus, is gezeten.

Gerechtsboom.

In de Edda werd de wereldboom, Yggdrasil, beschreven die een es zou zijn. De boom was de hoofdzetel van de goden waar dagelijks vergaderd werd en recht gesproken, (Wat we ook later zien bij de zogenaamde gerechtsbomen waaronder door het plaatselijk hoofd recht werd gesproken)

De mannen die op het slagveld gevallen zijn krijgen een plaats onder de Goden, hun feesten mogen ze bijwonen en staan daardoor in hoge aanzien. Ook de gehangene die als hangoffer aan de boom zijn gehangen vallen hieronder. De anderen, niet gevallenen en vrouwen bevinden zich met de reuzen onder de wortels in de Hela, het rijk der verdoemden en vergetene. Of bij een Taxus die in Keltische landen nog steeds in het kerkhof staat en de wortels in de mond van de overledene gaan en ze zo samen aan een boom hangen.

De Levensboom als symbool van het leven wordt nog wel gezien als ornament boven de deuren in oude Saksische huizen. De betekenis is hetzelfde, de boom beslaat met zijn takken de kosmos en houdt met zijn wortels de aarde bijeen, de stam is het centrum van leven.

Bijbel.

Ook in andere landen komt de levensboom voor met ongeveer dezelfde strekking. Het duidelijkst zien we dit in Ezechiël XXXI:18.

‘Zie Assur was een ceder van de Libanon, schoon van takken met schaduwrijk loof, hoog van stam en zijn top reikte tot in de wolken. Water maakte hem groot, de vloed uit de diepte deed hem hoog worden, die liet zijn stromen vloeien rondom de plaats, waar hij geplant was en deed zijn geulen uitgaan naar alle bomen des velds. Daardoor werd zijn stam hoger dan alle bomen des velds, zijn twijgen werden talrijk en zijn takken lang door de overvloed van water terwijl hij opschoot. In zijn twijgen nestelde al het gevogelte des hemels, onder zijn takken wierp al het gedierte des velds zijn jongen, in zijn schaduw woonden alle grote volken...’

Ook op andere plaatsen in de bijbel wordt naar zo’n boom verwezen. De bekendste is uiteraard de boom uit het paradijs, die eveneens als levensboom gezien kan worden.

Na de oorspronkelijke verering in de tijd van Abraham wordt in het Oude Testament vele malen gewaarschuwd tegen de verering van bomen. Geleidelijk zien we de weerstand daartegen toenemen. De afbraak van heilige eikenbomen of levensbomen zien we bij de profeet Hosea, die de mensen berispt voor het branden van wierook en offers onder een eik. In het boek van de profeet Ezechiël wordt definitief de banvloek uitgesproken: ‘Daarom, zo zegt de Heer, omdat hij hoog van stam geworden was en zijn top tot in de wolken had gestoken, en omdat zijn hart zich verhovaardigd had op zijn hoogte, daarom gaf Ik hem over aan de machtige onder de volken die hem ten volle deed naar zijn goddeloosheid; Ik verstiet hem. Vreemden, de gewelddadigste onder de volken, velden hem en deden hem neerstorten; op de bergen en in alle dalen vielen zijn takken, zijn twijgen braken in alle beekbeddingen der aarde, alle volken der aarde trokken, weg uit zijn schaduw en lieten hem liggen... Want zij zijn allen aan de dood overgegeven, om naar de onderwereld te gaan, te midden der mensenkinderen... ‘(Ezechiël 31)

Bliksem.

Mogelijk hangt het met de mythologische voorstellingen van de es als wereldboom samen dat het in de volkssage niet zelden met de donder in verbinding wordt gebracht. Naar Engels volksgeloof zou de boom de bliksem aantrekken, volgens andere volkeren juist afhouden. Estakken strooien op Goede Vrijdag was gelijk aan drie dagen regen en drie dagen zon.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe XIV;

De Esschenboom en ‘t Riet;

‘De dik gegroeide es, wiens stijle toppen gingen

Recht naar de sterren toe en’s Hemels zolderingen

Trotseerde, dat hij stond verheven in het foreest

Spijt de aller felste storm en allerlei tempeest

Braveerde dat hij was veel sterker van vermogen

Als մ Riet, dat door de wind gestadig wordt gebogen

Als մ wankelbare Riet, dat siddert, schudt en beeft

Voor de allerminste koelte, die langs de velden zweeft

Hij eindigt nauwelijks, een bui ontstaat met snelle vaart

En velt de Essenboom ontwortelt uit de aard

‘t Riet, speurende val van diegene, die terstond

‘t Gebladerte hoofd op stak en hoog verheven stond

Dus bij zichzelf spreekt, o, veilig wonderbaarlijk

Is nederige staat voor hoogheid, die gevaarlijk

Het onderwerp is van allerhande leed

En schielijk wordt gedreigd om te vallen eer men ’t weet.’

Folklore.

Met een ‘bijzonder gevormde’ essentak slaat een Tiroolse maagd in het water waarna er onweer ontstaat.

Volgens een Tiroolse sage liep een jong meisje naar de alpenhut van haar grootvader. Ze had knoedels en schnaps voor hem mee. Onderweg zag ze een bos essentakken liggen en nam die mee. Toen zij bij een beekje aankwam zag ze daarin kikkervisjes en salamanders rondzwemmen. Om die wat te laten schrikken sloeg ze met de takken op het water en plots kwam daar een geweldig onweer en grote hagelstenen vielen er uit de lucht. Hoe kwamen die daar zo plotseling? Volgens de sage kwam dit omdat de essenroede uit de handen van een heks was gevallen. Heksen zouden essentakken gebruiken om aan de horizon onweer te laten opkomen. De heksen veroorzaken longontstekingen en andere kwalen aan de essen. Ook de knollige uitwassingen komen van heksen.

De es is een verdoemde boom waaronder heksen wonen of zich treffen. Die duistere geesten bevinden zich met voorliefde op een es en daarom vind je op deze boom ook zulke merkwaardige verfrommelde afdrukken (vervormingen) die er als een bisschopstaf, zegels of sikkels uitzien. (dit is mogelijk een fasciatie, of misvorming)

Bij de Slovenen werd op Johannes dag een twijg in de akker gestoken. Die twijg zou zo de groei bevorderen. De Spanjaarden hangen het op Johannesnacht in huis op en zou hun geluk brengen. De Slowaken nemen bij een wandeling een esstok mee als bescherming tegen boze geesten, kobolds en heksen. De Badnjac die met Kerst gesneden werd, gebruikte men om het vee uit te drijven en werd meestal van de es genomen. Een in de hand gedragen tak zou de drager voor boze toverijen en hekserijen behoeden.

In Ierland wordt het hout verbrand om de duivel te bannen. In Devonshire werden esleutels verbrand met kerstmis, zonder twijfel om dezelfde reden. Ook is er een verklaring dat zijn moeder de boreling de eerste was- en kleedbeurt bij een essenvuur gaf. Essensleutels werden meegedragen tegen heksenkracht. Zijn er in een jaar geen of weinig essensleutels, dan is dat een voorteken dat een regerend vorst zal sterven.

Men is ervan overtuigd dat deze boom vanzelf groeit op het graf van diegene die onschuldige ter dood gebracht is. In Tirol zou men op Maria ‘s Hemelvaart of Goede Vrijdag twijgen van de es snijden aan die kant die niet door de morgenzon beschenen wordt. Op die manier gewonnen hout is onverwoestbaar.

De bezemstok van heksen zou ook van essenhout zijn. In Lincoln mocht een man met een pas gesneden essen tak, die niet dikker was dan zijn duim, zijn vrouw er ongestraft mee slaan.

Uit J. Strutt, great ash te Carnock.

Voorspellend.

De zaden kunnen ook dienen als liefdestoverij. Een Engels versje:

Essenvleugeltjes, essenvleugeltjes, ik pluk jullie af

Laat mij mijn toekomstige zien vannacht

Niet als hij in bed ligt, noch in zijn graf

Maar gekleed in zijn alledaagse dracht.’

Als je een blad vindt met evenveel blaadjes links als rechts, dan brengt dat zeer veel geluk want die zijn zeldzaam. Als je zo een hebt gevonden, pluk die dan af en draag die tussen je kleren. Je voelt je gelijk vrij en opgewekt en zal beschermd zijn tegen ongeluk. Dat vooral als je het volgende versje opgezegd hebt:

Essenblad, nu ik u pluk

Hoop ik op vrede en geluk

Als ik geen geluk van u krijg

Wens ik u terug aan de twijg.’

Als de es eerder uitkomt dan de eik heeft dat een betekenis voor de komende zomer, komt de eik voor de es geeft de hemel veel groei, komt de es voor de eik geeft het weinig oogst.

Wondhout.

Het werd gebruikt om bloedvloed uit bloedende wonden te stelpen. Ga in de Johannesnacht naar een es en snij er een tak af. Wordt er later in het jaar iemand verwondt, naai dan een stukje van het gesneden hout in de kleren en de wond geneest.

In de Sympathiemedicijn is dit het beroemde wondhout dat op zekere dagen, als bijvoorbeeld Maria ‘s Boodschap en nieuwjaarsmorgen, voor zonsopgang gesneden wordt alle wonden heelt en stopt, vooral het neusbloeden. De tak die hiervoor gesneden werd moet naar het oosten toe gegroeid zijn. Een reine knaap moet met gewassen handen de tak zonder geluid afhouwen, de tak mag daarvoor niet aangeraakt worden. Het voldoet als men de wond met het hout aanraakt of het hout in het hemd van de verwonde naait. De reden hiervan is waarschijnlijk dat de bast looistof bevat die daardoor een tezamen trekkende werking bezit.

In vele delen van Schotland was het een gewoonte om een pasgeboren kind het sap van de es als eerste voedsel te geven. De vroedvrouw nam daartoe een groene tak die aan n kant in het vuur werd gestoken. Daardoor kwam er aan de andere kant vocht uit dat aan de kleine werd gegeven. Bij een zieke die aan geelzucht leed, werd de as van de es vermengd met de urine van de zieke. Dit geheel werd tot kleine koekjes gemaakt die in het midden werden uitgehold. Hierin werd saffraan water gedaan. Daarna zette men dit weg totdat alles vergaan was en dan zou ook de ziekte verdwenen zijn.

Een stuk essenbast onder de tong genomen zou tegen sprakeloosheid helpen.

Schwindelholz.

De es helpt tegen duizeligheid, vandaar de naam Schwindelholz. Hiertoe snijdt men een tak als de maan 3 dagen oud is. Wie snijdt moet volledig naakt zijn en de twijg mag niet met blote handen aangeraakt worden. Deze tak mag niet met de verontreinigde grond in aanraking komen en moet in de lucht opgevangen worden.

Een andere geneeswijze was om een stukje linnen met het bloed van de zieke in een es aan te brengen. De boom zou zo de ziekte overnemen. De jicht heelt men door het dragen van nieuwe twijgen die met 1 slag, Գ nachts om 12 uur op Goede Vrijdag, zonder geluid gekapt zijn.

Een overblijfsel uit vroegere verering was het gebruik dat het landvolk van de es maakte. Jonge essen werden soms gespleten en door die opening werden zieke kinderen geduwd. Men hoopte dat die kinderen door deze behandeling genezen zouden worden en de boom de ziekte zou overnemen. (zie Quercus)

Het is de ‘shrew ash’, de spitsmuizen es. Zo een stond er te Selborne. Daar stond vlakbij de kerk een zeer grote es. Zijn twijgen die zachtjes tegen de lenden van vee werd geslagen, gaven die onmiddellijk verlichting van de pijnen waaraan ze leden wat veroorzaakt was door het lopen van een spitsmuis over die delen. Want er wordt geloofd dat een spitsmuis een zo hatelijke natuur heeft en wat of waar het over kruipt, het mag een paard, koe of schaap zijn, krijgt erge pijnen en wordt bedreigd door het verlies van die leden. Tegen dit verlies, waar ze geregeld aan onderhevig zijn, hielden onze voorvaders altijd een spitsmuis bij de hand om die direct te gebruiken en zijn krachten weg hield Een gat werd er in een es te geboord, waarin een spitsmuis werd geklemd. Hierna sneed men een paar stroken van de boom af. Dit zou een probaat middel zijn tegen krampen en verlammingen van het vee.

Het ligt voor de hand dat men geprobeerd heeft duivelse muizen te beletten ziekten te veroorzaken en, als het toch gebeurde, de zieke te genezen. De ziekte moest op de een plant overgedragen worden, daartoe werd de muis in een boom opgesloten. Dit gebeurde met zogenaamde muizenessen in Engeland waar muizen ingekeild werden. Als iemand zich met een wapen verwond had, en om erger te voorkomen, bijvoorbeeld infecties, hoefde hij alleen maar het wapen in de bast te slaan en de boom nam dan de komende ziektes over.

Topzanger.

De nageboorte van een veulen moet aan een es (of aan een eik) gehangen worden, dan draagt het dier later het hoofd hoog (deze bomen groeien ook hoog) Als de geboortekoek van een baby onder een es wordt begraven zal die later een topzanger(es) worden. Zo is er ook een gelijkend gebruik in Drenthe bekend. De moederkoek van een veulen wordt hoog in een boom gehangen zodat het veulen later groot wordt.

Klein kinderboom.

Een even gevind essenblad zou geluk voorspellen: ‘Vindt ge soms een even Esch; of klaver vier bladen. Eer de zon ter kimme stijgt, zult ge in liefde baden.’ Hou zo’n blad in je hand en je liefste ontmoet je voordat de dag om is.

Naar een Tiroler volksgeloof is het een kleinkinderboom. Ook dit zal waarschijnlijk een naklank zijn van antropogene mythen. In Zweden offert men de Askafrao (de esvrouwe) als men op Aswoensdag, voor zonsopgang, water over de wortel van de boom giet.

Druïden.

De druïden zouden de es zeer vereerd hebben en de boom werd vaak in de buurt van altaren en gedenkstenen, die ze bouwden, aangetroffen. De es werd ook in de buurt van huizen geplant om die voor boze geesten te beschutten.

Zijn verering was zo groot dat er in Yorkshire een gezegde was die luidde: Als je een kniebuiging maakt, doe het dan bij een essenwortel.

Christelijke zienswijze.

Deze gebruiken kwamen wijd en zijd voor en dus verbood de kerk in het jaar 742 het gebruik van essenhout voor dit doel.

De es leverde waarschijnlijk het vaste hout dat vroeger bij de noodvuren (nood: nieuw) gebruikt werd. Een gebruik dat als ignis de lapide fricatus de ligno door de kerk in 742 verboden werd en de kerkelijke novus ignis de lapide excussus tegenovergesteld werd. Dit nieuwe noodvuur werd eertijds door kuise jongelingen door met hout op hout te wrijven verkregen. Elk huis kreeg een stukje van dit zonnewende vuur waarmee het haardvuur opnieuw aangestoken werd. Elk huisgezin strooide de as op de akkers zodat het vlas hoog werd. Voor verdrijving van ziektes werd om het vuur gedanst en er doorheen gesprongen. Wie ongedeerd door het zonnewendevuur springt blijft het hele jaar gezond, regent het erin, dan worden de noten duur dit jaar.

Te Ball-mahon, Ierland, staat er de St. Patricks es. Een sage beweert dat de boom er door de heilige zelf geplant werd. Omdat Patrick in 464 stierf is dit echter niet mogelijk, want de es leeft niet langer dan twee eeuwen. Toen hij onthoofd was, nam hij zijn hoofd onder de armen, of volgens de beste autoriteiten, tussen zijn tanden, en zwom er de Shannon mee over.

Een grote es staat, stond er te Woburn. De hoogte is 27m, op de grond 6.70m in omvang, 3 m op 30cm hoogte van de grond en 4.5m aan 1m hoogte. De diameter van de uitstrekkende takken is 39m.

Planten.

Ornamentele bomen, meestal winterhard en zijn waardevolle straat- en parkbomen. Ze groeien meestal tot grote, piramidale of breed hoofdige bomen.

Essen stellen meestal hoge eisen aan de bodem. Ze houden van de betere en vochtige kalkhoudende gronden.

Zaden worden groen geplukt en direct gezaaid of vanaf augustus stratificeren en in februari gezaaid.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl