Aegle

Over Aegle

Slijmappel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Aegle.html

Uit W. Roxburgh.

Dit geslacht omvat n soort. Rutaceae, afd. Citraceae.

Aegle marmelos, Correa. (marmelade) (Crateva marmelos, L.) Het blad is driedelig.

De bael is een kleine en vaak doornige boom, tot 15m, afschilferende schors en uitgespreide takken met afvallend blad in de droge tijd.

De afwisselend geplaatste bladeren bestaan uit drie tot vijf eivormige of ovale, ondiep getande, 4-10 x 2-5 cm grote deelblaadjes. Nieuw loof is glanzend rosachtig-kastanjebruin. Oudere bladeren verspreiden na kneuzing een onaangename geur.

Uit verwonde takken stroomt een heldere, gomachtige vloeistof die na verloop van tijd stolt en lijkt op Arabische gom.

De smaak is aanvankelijk zoet, maar de vloeistof is irriterend voor de slijmvliezen, vandaar slijmappel.

De zoet geurende, tweeslachtige bloemen groeien met vier tot zeven stuks in 4-5 cm lange trossen, die ontspringen in de bladoksels van jonge takken.

Ze bestaan uit 1,5 cm lange kelkbladeren en vier of vijf teruggeslagen, vlezige, tot 1,5 x 0,8 cm grote kroonbladeren die groen aan de buitenkant en geel aan de binnenkant zijn en uit 50 of meer groenig-gele meeldraden.

De geelgroene, 5-20 cm, grote vrucht bezit een harde schil en is gevuld met oranje sap en tien of meer cellen die gevuld zijn met een sap of gom en langwerpige zaden. Het vruchtvlees is bleekoranje, zacht, melig, pappig en sappig. Het ruikt sterk aromatisch en smaakt zoetzuur, iets bitter, harsig en fruitig.

Komt van naturen voor in droge wouden in Zuid-Azië in India, Indochina.

Het is de baelvrucht van India, is bekend in 1759.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ԋwee van Bengalen dat in het Portugees marmelo de Bengala genoemd wordt en in het Latijn Mala Cydonia Bengalensia, in het Indiaans sirifole en beli groeien op vele plaatsen van Oost-Indiծ

Slijmappel. Engelse golden appel, bael of bhel fruit tree, bilva, bilwa, bel, kuvalam, koovalam, beli fruit, Bengal quince, stone apple, wood apple, Duitse golden Affel, Bengal Quince: kwee.

(b) Aegle komt van het Latijnse Aegle, n van de Hesperiden, Grieks Ἐσερίδες. De Hesperiden bezaten de magische tuin met gouden vruchten die de eeuwige jeugd zouden geven. De legende verhaalt dat de drie Hesperiden, bij de invallen van de barbaren, in het geheim wegvlogen om de vruchten in veiligheid te brengen. Ze staken de zee over in een grote schelp en kwamen op de Italiaanse kust aan. Aegle liet haar cedraat appelbomen vruchten dragen aan de oevers van het Garda meer. Arethusa plantte haar citroenen in Ligurië en Hesperis plantte haar sinaasappels in Campanie.

Gebruik.

Voor vers gebruik kan de vrucht worden opengebroken en het vruchtvlees worden uitgelepeld en kan er sap of marmelade, gelei en zoetwaren van gemaakt worden. Jonge bladeren en twijgen worden in Thailand en Indonesië als groente gegeten. Onrijpe vruchten bevatten tot 10% tannine en worden daarom in de volksgeneeskunde als medicijn tegen diarree toegepast. In de Hindoecultuur worden de bladeren gebruikt als offergeschenk voor de god Shiva. Hierom wordt de boom in India in tempeltuinen aangeplant.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze vrucht is eerst teer en week en uit de groene zwartachtig en dun van schors, zo groot als een kleine oranjeappel, maar volkomen is ze zo groot als een kwee en de schors wordt dik en hard als die van de Indiaanse noot. Daarom neemt men die als ze noch teer en onrijp is en men legt ze in azijn, suiker of pekel en men bewaart ze om de verouderde buikvloed te stelpen, hoewel dat ze die stoppende kracht noch behoudt als ze rijp en hard is want ze geneest de rodeloop als het gegeten wordt of als men het sap uitduwt en te drinken geeft of dat vlees of merg op de buik leg wat tot doel eruit genomen en in suiker bewaard wordt. Of men maakt er als een kweekruid van met suiker of honig en men eet ook de gebraden vrucht met suiker besproeid’.

De rijpe vrucht wordt veel gebruikt door de Hindoestanen, waarvan velen het de beste van citrusvruchten vinden. De Europeanen in India waren er vaak dol op. Ook werd er een verkoelende drank van gemaakt.

Mythologie.

De bilva was aan de Trimurti (drievoudige godheid) gewijd. Volgens de Yajurveda waren de pilaren van het offeraltaar van bilvahout gemaakt. De bilva was ook aan Parvati, de vrouw van Siva, toegewijd.

De vrucht wordt hala genoemd omdat ze voortkwam uit de melk van Sri, de godin van overvloed. De boom is opgedragen aan Siva, wiens aanbidding niet vervolmaakt kan worden zonder zijn bladeren.

De plant wordt veel geteeld in India en is bij vrijwel elke tempel te vinden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl