Viburnum
Over Viburnum
Gelderse roos, vorm, heesters, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit commons.wikimedia.org
Een geslacht van bladverliezende of soms altijdgroene struiken, zelden zijn het kleine bomen. Bloemen zijn klein en staan in eindelingse trossen of meestal schermachtige trossen, wit en soms wat roze. In verscheidene soorten zijn de randbloemen steriel, maar wel opvallend.
Bessen zijn opvallend, rood, donkerblauw of zwart.
Tegenoverstaande bladeren.
Een 150-175 soorten komen voor in noord en centraal Amerika, Europa en N. Afrika waarvan een 65 soorten in O. Azië tot en met Java.
Het blad van vele soorten kleurt schitterend in de herfst, van rood tot purper.
Caprifoliaceae, nu Adoxaceae.
Sectie Thyrsoma.
Bladeren zijn veernervig en aan de basis 3nervig. Bloemen in pluimvormige bloeiwijze. Vruchten rood tot zwart. Soms groen blijvende planten.
=Viburnum farreri, Stearn. (Engelse plantenverzamelaar in China, Reginald Farrer, 1880-1920) Bladstelen 1.5cm lang en diep gegroefd, bruin.
Bladeren zijn 5-8cm lang en 2.5-4cm breed, eivormig, soms met de grootste breedte boven het midden, spitse top, regelmatig gezaagd met brede tanden, matglanzend donkergroen met bruin/rode herfstkleur, van onderen lichter met dikke vooruitspringende nerven, spaarzaam behaard langs of op de nerven en bladoksels.
Bloeit voor de bladontwikkeling, soms al in november/december met geurende en in knop licht roze en later wit uitbloeiende bloemen in 3.5cm lange, gedrongen pluimvormige bloeiwijze, bloemen met ene korte buis en vlak staande kroonlobben, 8-10mm breed.
Een opgaand groeiende struik met glanzend bruine twijgen en spitse lichtbruine knoppen.
Uit N. China wordt 3m hoog.
Farrer’s viburnum. Duft-Schneeball.
Uit Curtis botanical magazine.
Viburnum x bodnantense Aberc, is gewonnen uit Viburnum farreri x Viburnum grandiflorum.
Van de eerste werd in 1914 zaad verzameld in de tempeltuinen van Kansu, N. China door de verzamelaar W. Purdon en R. Farrer. De laatste werd door R. Cooper uit Bhutan gehaald en naar Engeland gebracht in 1914.
In de beroemde Bodnant Gardens te Wales kruiste de eigenaar, Lord Aberconway, deze twee. Hieruit kreeg hij in 1935 de ‘Dawn’, de dageraad van het jaar, de bloem van lente. Maar al in 1933 had Charles Lamont, assistent curator van de botanische tuin te Edinburgh de beide ouders gekruist, de zo ontstane planten niet als beter gezien dan de ouders en geen verdere kruisingen verricht. Naar hem is de soort ‘Charles Lamont’ genoemd.
Bladverliezend, blad met parallel lopende nerven.
De dawn is een recht opgaande struik met bloemen in bosjes roze die tot wit verkleuren. De trompetjes bloeien lang en kunnen goed de vorst verdragen. Zelfs in het koudste winterweer opent de struik zijn ronde trossen van licht roze knoppen zodat de witte bloemen hun heerlijke geur kunnen verspreiden, zijn aanwezigheid kan zelfs door een blinde gevonden worden..
Bodnant-Schneeball ,Winter-Schneeball of Duft-Schneeball.
Uit Curtis botanical magazine.
Viburnum henryi, Hemsl. (Augustine Henry, Ierse arts en botanicus, 1857-1930) Spitse knoppen zijn bruin geschubd en behaard.
Bladstelen zijn 1-2cm lang.
Smalle elliptische, glanzend groene bladeren die in de herfst bruin/rood verkleuren en gedeeltelijk afvallen, 5-12cm lang en naar beide zijden puntig toelopend, rand gezoomd met wijd uiteen staande en op klieren gelijkende tanden, 6-8 paar naar de top toebuigende maar uiteindelijk in de rand verlopende nerven, van onderen matglanzend donkergroen.
Twijgen zijn olijfgroen en glad.
Bloeit in juni/juli met zeer kleine witte bloemen in een breed piramidale bloeiwijze, bloemen met korte kroonbuis en iets opstaande kroonlobben, meeldraden steken even voor de kroonlobben uit met gele helmhokjes.
De kleine vruchten van 5-7mm lang zijn donkerrood en kleuren uiteindelijk naar zwart toe.
Een dicht vertakte en opgaand groeiende struik.
Uit Midden China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1909.
1. uit Addisonia.
Viburnum sieboldii, Miq. (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna) Bladstelen zijn tot 1.5cm lang en smal gevleugeld.
Elliptische bladeren met meestal een stompe top, onduidelijk getand, donkergroen en iets glanzend, van onderen lichter met dikke hoofd en zijnerven, kaal of spaarzaam sterharig.
Bruin behaarde en spitse knoppen.
Bloeit in mei/juni met roomwitte bloemen in tot 10cm lange bloeiwijze, bloemen met korte kroonbuis en bijna horizontaal afstaande kroonlobben met meeldraden die net zo lang of iets langer zijn dan de kroonlobben met gele helmhokjes.
Vruchten 8-10mm lang en rood die later zwart worden.
Bij ons meestal niet meer dan 3m hoog, een breed uitgroeiende struik met stevige donkergrijze twijgen.
Uit Japan wordt 6m hoog.
Siebold’s viburnum.
Sectie Tinus.
Bladverliezend of bladhoudend, gaaf of ongetand, soms 3nervig, nerven vaan de top toe gebogen. Vruchten blauw of zwart. Knoppen met 1 paar knopschubben.
Uit www.appeltern.nl
=Viburnum davidii, Franch. (Armand David, 1826-1900, Franse missionaris en plantenverzamelaar in China) Gegroefde bladstelen van 3cm lang.
Het blad is leerachtig donkergroen met 3 naar de top toe lopende nerven, bladhoudend, 7-14cm lang en 3-7cm breed soms met de grootste breedte boven het midden, top loopt puntig toe, boven het midden zwak getand, matglanzend donkergroen en wat netaderig, van onderen lichter met tamelijk dikke hoofd en 2 zijnerven, de laatste ontspringen evenwijdig bij de bladvoet en buigen naar de top toe.
Twijgen zijn zeer kort, kantig en groen.
De bloem is soms al voor de winter maar meestal in mei/juni met tamelijk lang gesteelde 7stralige bloeiwijze van 5-8cm breed aan het eind van de twijgen, in knop lichtroze en later wit met zeer korte kroonbuis en eivormige kroonlobben.
De blauwe bessen van 6mm lang zijn zeer decoratief in het najaar. Het is een ideale plant voor een tuincentrum. Voor een goede beszetting is het verstandig om enkele exemplaren bij elkaar te zetten.
Wel is de struik gevoelig voor strenge vorst, dus beschutte plaats in wat schaduw.
Groeit op voedselrijke grond in de zon als halfschaduw.
In zijn herkomstgebied, W. China, wordt dit een meter hoge struik. Deze plant groeit gedrongen zodat bijna een bol wordt gevormd. Hier is het een laag struikje van een halve meter hoogte en meer breedte.
4. uit botanical magazine.
Viburnum tinus, L. (Viburnum laurustinus) De tinus is een altijdgroene struik, hoewel het blad niet leerachtig is.
Bloemen zijn in knop roze en openen in wit in bijna vlakke schermen, een winterbloeier. De bloei valt in de winter/voorjaar.
Groeit op een wat beschutte plaats in de zon als wat schaduw en is matig winterhard. Symbool van een teken, ik sterf als ik veronachtzaamd wordt.
De struik is al lang gecultiveerd in Engeland vanwege zijn mooie winterse bloemen.
Is inlands in Z. Europa. Is beschreven in 1595.
Er zijn 3 subspecies: Viburnum tinus subsp. tinus. M, Zeegebied.
Viburnum tinus subsp. rigidum Silva. (stijf, onbuigbaar) ( Viburnum rigidum). Canarische eilanden.
Viburnum tinus subsp. subcordatum Silva, (bijna hartvormig) Azoren.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas noemen we wilde Laurus boom, in het Latijn Laurus sylvestris of, zo Cato zegt, Laurus sylvatica, maar meest Tinus, in het Grieks Daphne agria, in het Italiaans lauro salvatico, in Spanje uva de perro en van andere follado en van andere durillo.
Van deze wilde Laurus boom of Tinus heeft Plinius vermaand in het 15de kapittel van zijn 30ste boek want hij zegt er aldus van: ‘Tinus wordt van sommige voor een wilde soort van Laurus boom gehouden en van sommige voor een boom op zichzelf en verschilt genoeg van het geslacht van Laurus boom’. En voorwaar hij verschil in kleur van de laurier want zijn baai of bes is blauw’.
Laurustinus van Latijn laurus en tinus, een plant van de laurierfamilie, mogelijk naar zijn purgerende kwaliteiten van waaruit de naam verbonden mag worden met oud-Slavisch tina: modder, oud-Engels pinan: vochtig worden, en Grieks tilos: purgerend. Laurustinus is zo genoemd door Gerard, 1567. De naam tinus werd al gebruikt door Plinius als een soort van laurier en door Linnaeus werd de naam zo vastgelegd.
Duitse Mittelmeer-Schneeball. Lorbeerblättriger Schneeball, Engelse laurustinus.
Sectie Lentago
Bladeren zijn ongelobd, gaaf of gezaagd met naar de top toe buigende nerven. Bloeiwijze zonder randbloemen. Vruchten zijn zwart of blauw/zwart.
7. uit Curtis botanical magazine.
Viburnum nudum, L. (naakt) Bladstelen zijn tot 15mm lang.
Bladeren zijn 6-12cm lang en 2.4-4.5cm breed, ovaal meestal met spitse top, rand onduidelijk fijn getand, soms bijna gekarteld, glanzend donkergroen van onderen lichter en spaarzaam afschilferend met rood/bruine herfstkleur.
Bloeit in mei/juni in meestal 7stralige en tot 8cm brede schijnschermen.
Vruchten van een cm lang, donkerblauw en berijpt.
Een opgaand groeiende struik met iets kantige en spaarzaam afschilferende twijgen die een dichte struik vormt met later meer afstaande en wat hangende takken.
Uit O. N. Amerika, wordt 4m hoog. Is beschreven in 1752.
Naked viburnum, possunhaw. American withe rod.
8. Uit NGSimages.
=Viburnum cassinoides, L. (Ilex cassine-achtig) Gladde, ovale bladeren van 5-10cm lang en 3-5cm breed met spitse top, gaaf of onduidelijk gekarteld, donkergroen met lichte hoofdnerf, van onderen met voor de rand afbuigende zijnerven en spaarzaam afschilferend.
Twijgen en bladstelen eerst bruin afschilferend, de laatste 1cm lang en breed gegroefd, iets gevleugeld.
Bruin geschubde knoppen.
Bloeit in juni met witte bloemen in 6-10cm brede en 4-5tralige schijnschermen, bloemen 5mm in diameter, voor de kroonbladen uitstekende meeldraden met gele helmhokjes.
Vruchten zijn eerst rood en worden donkerblauw, 8-10mm lang.
Bij ons een dichte en breed uitgroeiende struik met grijs/bruine takken die bezet zijn met kleine en bijna onzichtbare lenticellen.
Uit O. N. Amerika wordt 3m hoog. Is beschreven in 1761.
Appalachian tea, witherod viburnum.
9. uit F. Guimpel.
Viburnum lentago, L. (taai) Bladsteel zijn tot 2.5cm lang, schilferend en niet geklierd maar gezoomd.
Bladeren zijn 5-10cm lang en 2.5-4.5cm breed, eivormig met spitse top, fijn getand en soms bijna gaaf, eerst aan beide zijden bruin afschilferend, later matglanzend donkergroen en van onderen spaarzaam schilferend met rood/bruine herfstkleur en al gauw afvallend.
Grote, spitse, roestkleurige eindknoppen.
Bloeit in juni met witte bloemen in tot 10cm brede eindstandige en kort gesteelde schijnschermen.
Vruchten zijn 1-1.5cm in diameter en donkerblauw, berijpt.
Een boomvormig opgroeiende vorm die bij ons meestal een hoge struik wordt met iets afschilferende twijgen.
Uit O. N. Amerika, wordt 10m hoog. Is beschreven in 1761.
Schapenbes, Sheep berry of nanny berry, sweet Viburnum.
10. uit Addisonia.
Viburnum rufidulum, Raf. (roodachtig) Bladstelen zijn ruim 1cm lang en gezoomd of smal gevleugeld
Stevige glanzend groene donkergroene bladeren van 5-12cm lang en 3-4.5cm breed, ovaal en gewoonlijk naar beide zijden stomp toelopend, fijn gezaagd, van onderen lichter en iets roestig
Knoppen zijn vlokkig viltig behaard.
Rijk bloeiend met zuiver witte bloemen in brede, vlakke schijnschermen van 12cm in mei/juni
Blauw berijpte vruchten die zeer lang aan de struik blijven, 10-14mm in diameter.
Nauw verwant met de volgende en met lentago tot de boomvormig opgroeiende soorten behoort
Bij ons een breed opgaande struik met afstaande takken met grijs/bruine twijgen.
Uit Z. O en Midden N. Amerika, wordt 10m hoog.
Southern of rusty black haw.
11. Uit F. Guimpel.
Viburnum prunifolium, Raf. (met blad als de pruim) Geschubde en iets viltig behaarde eindknoppen
Bladstelen zijn tot 2cm lang.
Breed eivormige en glanzend donkergroene bladeren die in de herfst mooi scharlaken/rood of bruin/rood verkleuren, 5-9cm lang en 3.5-5.5cm breed met kort toegespitste top, scherp gezaagd, van onderen lichtgroen en soms spaarzaam op de hoofdmerg geschubd.
Twijgen grijs/bruin.
Bloeit in mei/juni met witte bloemen in eindstandige schijnschermen van 10cm breed op het eind van de korte zijtwijgen.
Vruchten 1cm lang, spits en donkerblauw berijpt.
Hier meestal een hoog opgroeiende struik met buigzame en dicht vertwijgde takken met talrijke kleine lenticellen.
Uit O, Midden en N. Amerika wordt 8m hoog. Is beschreven in 1731.
Zwarte haagdoren, American black haw, stag bush.
Sectie Lantana.
Bladeren veernervig en aan de basis 3nervig. Bloeiwijze is vlak, tuilvormig, soms wintergroene planten, sterharig of viltig, naakte knoppen.
Uit www.zoonar.com
Viburnum buddleifolium, C.H. Wright. (met bladeren als Buddleja) Bladeren zijn 8-16cm lang en 3.5-6cm breed, lang eivormig met een zwak getande bladrand, tanden aan de top verdikt, matglanzend donkergroen en zacht behaard, van onderen dicht wit of grijs sterharig viltig.
Twijgen zijn eerst geelviltig en later glanzend olijf/groen. In het voorjaar zijn de top van de twijgen, bladstelen en nerven aan de onderkant van de bladeren roze gekleurd.
Bloeit in april/met roomwitte bloemen in lang gesteelde schijnschermen, bloemen met een korte buis en eivormig afstaande kroonlobben, meeldraden met gele helmhokjes zijn even lang of iets langer dan de kroon, bloemknoppen zijn in de herfst al zichtbaar.
De eerst rode vruchten van 8mm lang worden later zwart.
Lijkt veel op de volgende maar met dunnere en aan beide zijde blijvend behaarde bladeren die er in het najaar gedeeltelijk afvallen.
Komt uit Midden China en wordt 3m hoog. Is beschreven in 1903.
13. uit Curtis botanical magazine.
Viburnum rhytidophyllum, Hemsl. (rimpelbladig) Bladen zijn 9-20cm lang en 3-7cm breed, glanzend donkergroen en leerachtig, van boven sterk gerimpeld en voelt ruw aan, grijs viltig en netaderig aan de onderkant. Mooi is dat die bladen in de winter aan de struik blijven. Het geheel ziet er echter ruw, ruig en onverzorgd uit. Het lijken wel groene vodden die gemengd worden met grijze vilten lappen.
De twijgen zijn stevig en dicht sterharig bruin viltig, oude takken met ruwe schors, bladstelen 4cm lang.
De bruin viltige bloeiwijze zie je al in de herfst, bloeit in mei juni met roomwitte bloemen in meestal 5-7stralige, sterharige en viltige schijnschermen, bloem 6-8mm in diameter.
Het mooist is de plant in de herfst als grote trossen van rode tot zwart glimmende bessen van 7mm aan de struik hangen.
Een hoge en breed uitgroeiende struik met in de winter blijvende of gedeeltelijk afvallende bladen.
Is afkomstig uit Centraal China, geïntroduceerd in Europa door Wilson voor Veitch in 1900 en wordt 3m hoog.
Wordt wel op Viburnum lantana veredeld zodat je soms struiken ziet met wilde takken van lantana. Omdat ze gelijk bloeien is een verbastering ook mogelijk waaruit Viburnum rhytidophylloides, Suring. uit is ontstaan. Die is half groen blijvend en lijkt het meest op laatste vermelde soort waarvan de cv ‘’Holland’’ wel geteeld wordt.
Een kruising x buddeleifolium leverde Viburnum rhytidocarpum, Lemne (rimpelachtige vrucht) op.
Wrinkled of leatherleaf burnum. Runzelblatt-Schneeball.
14. uit Curtis botanical magazine.
Viburnum carlesii, Hemsl. (Engelse botanist William Richard Carles in China, 1848-1929) Bladstelen zijn 1cm lang.
Afvallende bladeren van 3.5-8cm lang, breed/ovaal met spitse top, onregelmatig getand, iets geplooid waardoor de bladeren zelden vlak zijn, donkergroen en van onderen iets lichter, aan beide zijden sterharig behaard, met een mooie geel/bruine herfstkleur.
Twijgen zijn bruin/grijs en net als de knoppen viltig sterharig.
De bloei volgt na Viburnum fragrans, gelijk met de bladontwikkeling, eind april aan vorig jaar gevormde korte zijtwijgen, de knoppen van de halfronde schijnschermen van 5-8cm breed zijn roze en de geopende wit, bloemen 1cm lange roze kroonbuis, witte afstaande kroonlobben. De bloemen hebben een bijna betoverende geur en worden gevolgd door blauwe bessen.
Vruchten 8-10mm lang en donkerblauw.
Vormt een gedrongen struik van een ruime meter hoog en meer breed.
Is afkomstig uit Korea en sinds 1902 in Europa. De eerste bloeide in de Kew Gardens in 1906.
Korean spice viburnum. Korea-Schneeball.
Uit Curtis botanical magazine.
=Viburnum utile, Hemsl. (nuttig) Bladstelen zijn 3-10mm lang.
Leerachtige glanzend groene bladeren van 3-6cm lang, ovaal met spitste of stompe top, van onderen wit viltig en zelden vlak.
Bloeit in april/mei en bij gunstig weer kan het zelfs voor de winter bloeien met kleine in knop roze en in bloei witte bloemen in eindstandige en veelbloemige schijnschermen, bloemen 5-7mm in diameter met korte buis en eivormige kroonlobben, meeldraden met gele helmhokjes die niet langer zijn dan de kroonlobben.
Kleine elliptische vruchten van 6-8mm lang zijn scharlakenrood maar worden uiteindelijk zwart
Vrucht een wat beschutte omgeving in halfschaduw.
Een groen blijvende struik die eerst breed uit groeit met dunne overhangende, dicht geel/bruin sterharig viltige twijgen.
Uit Midden China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1909.
Service viburnum. Nützlicher Schneeball.
Uit www.missouribotanicalgarden.org
Viburnum x burkwoodii Burkwood & Skipwith (Burkwood & Skipwith, kwekers te Kingston on Thames, Engeland( is een kruising van Viburnum carlesii x Viburnum utile. Bladeren zijn dun en glanzend groen, lang eivormig en van onderen viltig behaard, half wintergroen. Groeit op voedzame grond in de zon.
De bloei valt al in maart en soms nog in het najaar. De roze bloempjes hebben een fijne geur.
Wordt een ruime anderhalve meter hoog en breed. Deze kruising is in 1924 geïntroduceerd door A. Burkwood en G. Skipwith op de kwekerij Kingston on Thames. Immergrüner Duft-Schneeball.
15. Uit F. Krebs.
Viburnum lantana, L. (buigzaam) Bladsteel is 3cm lang en geschubd.
Het blad zie je al in februari als kleine knoopjes van grijsgroene kleur en als ze meer opengaan wordt het grijzig. Helemaal geopend is het alsof de bladeren met stof bedekt zijn en in mei zijn de grote en compacte trossen van witte bloemen ook geopend. Bladeren zijn 5-12cm lang en 3-7cm breed, fijn getand en tanden soms geklierd, boven met zwak ingezonken nerven.
Dicht geschubde en sterharige twijgen met naakte, viltig behaarde knoppen.
Bloemen staan in eindelingse trossen en is in het najaar al zichtbaar, platrond en grijs viltig, wit of roomwit en iets geurend met korte buis en horizontaal afstaande kroonlobben en voor de kroon uitstekende meeldraden.
In de tijd dat de bladeren rood/bruin gaan kleuren en de onaanzienlijke bloemen plaats maken voor de 7-9cm lange bessen trekt de struik onze aandacht door de uitbundig gepolijste vruchten. Die zijn van licht groen en blozen naar roze, plotsklaps verschijnen die van rood of opaal rood tot koraalrood en als finale gaan die tot een purperzwart over. Al deze tinten zijn te zien in een enkele tros. Ze worden weinig gegeten door de vogels, pas als er niets anders meer is.
De wollige sneeuwbal is een bladverliezende hoog en breed opgroeiende struik of een kleine boom van 5m hoog met donkergrijze takken.
De struik wordt vaak geplant in Duitsland langs de autowegen. Het gewas is inlands in Duitsland en Engeland.
’Aureum’ heeft in het voorjaar goud/gele bladeren die later meer groen worden.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De Italianen noemen deze heester in hun taal lantana’.
Dodonaeus (b) ‘De Fransen noemen het viorne (al is het dat viorna of viorne in het Frans de naam van Clematis is) en met geen andere namen is ze hier te lande bekend’.
Lantana is afgeleid van het Italiaanse lentaggine: buigen, omdat de takken buigzaam zijn.
Vanwege de flexibele scheuten is de plant geschikt om gaten te dichten. De buigzame twijgen werden gebruikt om er vogelstrikken van te maken, manden en zwepen.
Naar de buigzame twijgen Duitse Bandstrauch, Bugelholz, Federwied, Lederwied, Rechenbogliholzstaude, Wida, Widenbaum, Wiede, Windbaum, Widenbaum (zie Salix) en Schlingbaum naar de wilgachtige buigzame takken, Engels lithe-wort of lithy tree, van lithe: buigzaam, twistwood, van twist: draaien, gebruikt als vlechtwerk en ruwe bast tot binden, Rohrchenholze en vandaar Schlinge en Schlingbeere, -weide, Rothschlinge, bij Bock, Wegeschlinge en voor Gerten.
In het Frans heet de struik viorne lantane, van Gallisch/Romaans viburna, van Latijn Viburnum, dat woord betekent iets sierlijks langs de weg, Latijn via: vandaar de struik die gezien werd door wayfarers en zo de basis was van de Engelse naam wayfaring tree.
Dodonaeus © ‘Men gelooft dat dit gewas het Viburnum zou mogen wezen daar Virgilius (Bucolicon Ecloga 1.) van vermaant en aantoont dat het een laag en klein gewas moet wezen gemerkt dat als hij van de stad Rome spreekt zegt dat Rome zoveel groter is dan enige andere stad zou mogen wezen zoals de hoge cipresboom dat lage en taaie gewas Viburnum te boven gaat. Het heet in Italië ook viburno en misschien ook viurna en op het Latijn Liburnum, anders Viburnum Matthioli of, als sommige menen, Speiraea Theophrasti, in het Grieks tegenwoordig clemaczida’.
Viburnum is afgeleid van vieo: binden, naar het gebruik van de flexibele scheuten. Of van vieo: ik buig, omdat de lange flexibele scheuten gebruikt worden als zwepen, Duitse Schlingbaum, vergelijk vibex: riemen of vimen: roede en vibro: slingeren, of verwant met verberare: slaan. Virgilius schrijft: “Quantum lenta solent inter viburna cupressi”. Symbool van strengheid, wreed.
Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk heet ze ook maussane, riorte, hardeau, maar meest viorne’.
Frans mancienne uit lanata.
Dodonaeus (e) ‘Lobel noemt het kleine es, in het Hoogduits Kleyner Malbaum of Kleyner Meelbaum by Tragus.’
Kleiner Mehlbaum bij Bock, Wollige Schneeball, wollige sneeuwbal, Fries wollige krushoutbeam, Engelse cottontree, cottoner, coven, whitewood tree of whitten-leaf naar de onderkant van de bladeren hoarwithy waar hoar wit betekent. De bladeren, die bij aanraken veel van flanellen hempjes hebben, zijn breed elliptisch met een sterke middenrib. Als in april de twee tegenoverstaande bladeren zich ontvouwen geven de haren het hele bosje de verschijning van een opduikende schaduw in de mist. De wollige sneeuwbal heeft een speciale verbinding met stof. Ze is bedekt met haren die niet alleen het stof opvangen maar het ook een stoffig uiterlijk geeft.
(f) Ook werd het als pijpenroer gebruikt, Turks pijpenhout.
(g) Of het woord komt van lanata: wollig, naar het grauwe en viltige blad. Deze struik heeft getand blad dat aan de onderzijde met grijs dons bezet is, vandaar de naam katoenstruik. Het is de wollige sneeuwbal, de Wolliger Schneeball. Engelse mealy Guelder rose.
(h) Verder in Duits Pabstwiede, Wiedel, Juchwied, Hulfertn, Wiedel, Portsscherben, zie Prunus padus, Pabst, Pabel, Pappel, Paperstaud’n, Pastscherbe en zo tot Scherbecken, Scherben, Scherpkenholz, Scheriken, Schwelken, Schwilke, Schwillgene, Schwalmbeer.
Verder Altweiberbeer, Fliegadreck, Heubeerenholz, Heulieger, Heumauzenstock, Kandelweide, Kaulbeerbaum, Mukablust, Muckendrreck, Schlangeleskoten, Schmussbeere, Vogelbeere, Wasserschwelch wel uit de Gelderse roos, Zwitsers Halstere, Hulstere, Lederwide, Meitliruete, Melbaumli en Schwelga.
(i) Frans cochene, mogelijk uit common chene: als een eik omdat het als een eik in het woud groeit. Frans auborne, vergelijk Engels auburn: roodbruin, de sapkleur van de bes of uit alburnum: wit hout, vergelijk Laburnum, en Engels white wood.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Water of wrange wijn daar dit gewas met bladeren en bessen in gekookt is geweest is zeer nuttig om de gezwellen van de amandelen, huig, keel en zeren en ontstekingen of verhitting er van te genezen of te verkoelen als men de mond en de keel daarmee in het begin van de ziekte spoelt of gorgelt en dan is ze ook zeer goed om het losse tandvlees stijf te maken en de losse tanden vast te maken.
Die bladeren en vruchten in loog gekookt en daarmee het hoofd gewassen maken het haar zwart.
De kernen hebben dezelfde kracht als men die een tijd lang kookt en dat water te drinken geeft en het poeder er van als ze gedroogd zijn geweest is nuttig om allerhande buikloop en ook alle bloedgangen te stelpen en de vrouwelijke vloeden op te laten houden.
Sommige zeggen en verzekeren dat de schors van de wortel van dit gewas een tijd lang onder de aarde gelaten en geweekt en daarna gekookt en gestoten geschikt is om er lijm van te maken die zeer nuttig om er vogels mee te vangen dat men vogellijm noemt.
De twijgen of taken van dit gewas zijn zo taai en buigbaar dat ze zeer nuttig zijn om alle dingen vast te maken en te binden daar men de tenen en wilgentwijgen toe gebruikt.’
De binnenste bast is echter scherp en blaartrekkend waardoor het vroeger gebruikt werd om haren van huisdieren te verwijderen.
Sectie Pseudopulus.
Bladeren zijn onregelmatig getand met naar de rand toelopende nerven, onderzijde blijvend sterharig. Bloeiwijze met randbloemen aan korte zijtwijgen. Blauw/zwarte vruchten.
18. Uit l’illustration horticole.
=Viburnum plicatum, Thunb. (geplooid of gevouwen blad) De Japanse is een gedistingeerde plant met mooi, rustig en donkergroene eivormige bladen met duidelijk zichtbare nerven waarvan de zijnerven tot de rand doorlopen. Wel is het veel behaard, 6-12cm lang, verschillend van vorm en meestal eivormig met spitse top, getand met stompe tanden, van onderen grijs/groen en blijvend behaard dat in de herfst diep wijnrood tot donkerbruin kleurt.
De twijgen en knoppen zijn bruin behaard met roestviltige sterharen.
Bloeit zeer rijk in mei/juni met zuiver witte bloemen in ronde en tamelijk lang gesteelde 7stralige schijnschermen van 8cm breed met zeer grote steriele bloemen aan het eind van de zijtwijgen, bloemen met een korte buis en iets teruggeslagen en puntig toelopende kroonlobben, steriele rand bloemen 3cm in diameter.
Het meest gekweekt worden de cv’s met alleen of veel steriele bloemen.
Groeit op zwak zure vochthoudende grond.
Een breed uitgroeiende struik, de takken groeien op zijn Japans, in etages en kan 3m groot worden.
Is de Japanse sneeuwbal. Door R. Fortune werd die gevonden tijdens zijn reizen naar China en Japan. In 1844 werd gewas het naar Engeland gestuurd.
=Var. tomentum (behaard) is de wilde vorm die in juni bloeit met een vlakke bloeiwijze met kleine fertiele bloemen en grote steriele bloemen aan de rand. ‘Grandiflorum’ ,’Rotundifolium’. ‘Lanarth’, ‘Mariesii’, ‘Rowallane’, Watanabe’.
‘Mariesii’ wordt meer breed dan hoog met opvallende in etages staande vertakkingen. De bloeiwijze is meer gewelfd met grotere bloemen dan het type. Een typische Japanse plant voor Japanse tuinen. Geïntroduceerd door C. Menzies die planten in China en Japan verzamelde voor Veitch. De vormen uit Taiwan worden wel onderscheiden als =Viburnum plicatum var. formosanum Liu & Ou.(uit Formosa)
Japanse sneeuwbal, Japanese snowball viburnum, Japan-Schneeball, Japans yabudemari, oodemari.
Sectie Odontotinus.
Bladeren zij getand, nerven eindigen bij de bladrand. Bloeiwijze zonder randbloemen. Vruchten zijn rood tot zwart. Knoppen met 2 paar knopschubben.
21. uit Addisonia.
=Viburnum dilatatum, Thunb. (verbreed) Behaarde bladstelen van 1.5cm lang.
Dofgroene, ovale bladeren die in het voorjaar duidelijk behaard zijn aan beide kanten, groot getand met duidelijk zichtbare naar de rand toelopende nerven, 5-12cm lang, eivormig met spitse top, van onder lichter met kleine rood/bruine stippen en blijvend behaard.
Bloeit zeer rijk in juni met witte bloemen in bijna vlakke en tot 12cm brede schermen, meeldraden met gele helmhokjes die ongeveer even lang zijn als de kroonlobben.
Glanzend rode vruchten van 5-7mm lang die er zeer lang aan blijven.
Een hoog opgroeiende en bijna ronde struik.
Uit Japan wordt 4m hoog. Is beschreven in 1846.
Linden viburnum.
22. uit www.scientificlib.com
Viburnum wrightii, Miq. (Amerikaanse botanist Charles Wright, 1811-1885) Bladstelen zijn 2cm lang.
Donkergroene ovale bladeren van 8-14cm lang, groot getand, glanzend donkergroen met diep ingezonden tot de rand toe doorlopende nerven, van onderen lichter gekleurd met donkerbruine tot rode herfstkleur.
Bloeit in mei/juni zeer rijk met kleine witte bloemen in gesteelde schijnschermen van 10cm breed, bloem 5-6mm breed met meeldraden die voor de bloemkroon uitsteken met gele helmhokjes.
Een mooie vruchtdragende vorm met glanzend rode vruchten die al in oktober rijp zijn en er zeer lang aan blijven.
Een breed uitgroeiende struik met grijs/bruine twijgen.
Uit Japan wordt 3m hoog. Is beschreven in 1903.
Wright’s viburnum.
23. uit www.missouribotanicalgarden.org
Viburnum setigerum Hance (borstelachtig) (Viburnum theiferum, Rehd. (theedragend) Knoppen met 2 paar schubben.
Bladstelen 1-2cm lang.
Stevige en iets hangende, lang eivormige bladeren van 7-12cm lang en 3-5.5cm breed met spitse top, duidelijk getand, matglanzend donkergroen en van onder iets lichter en langs de nerven blijvend behaard.
Twijgen zijn eerst glanzend geel/bruin en later grijs/bruin.
Bloeit in mei met witte bloemen in kleine eindstandige en kort gesteelde 4-5stralig en 3-5cm brede schijnschermen, bloem 5mm breed met korte meeldraden die even lang zijn of iets langer dan de kroonlobben.
De vruchten worden in oktober rijp en zijn helder rood, 6-8mm lang.
Een opgaand groeiende struik met stevige takken en meer afstaande zijtakken.
Uit Midden en W. China wordt 4m hoog. Is beschreven in 1910.
Tea viburnum.
24. Uit F. Guimpel.
=Viburnum dentatum, L. (getand) Bladstelen zijn 1-2cm lang
Bladeren zijn 5-10cm lang en 3/5-6cm breed, eirond en boven het midden het breedst met kort toegespitste top, groot getand met in het midden afstaande en van boven meer naar de top toe gerichte tanden, donkergroen, van onderen lichter en spaarzaam in de nerfoksels en op de nerven bij de bladvoet behaard.
Bloeit in mei/juni en soms later met witte bloemen in eindstandige, gesteelde en 5-8cm brede bloeiwijze, bloemen 5cm breed met scherp getande kelk, kroonlobben eivormig en teruggeslagen, meeldraden steken er vooruit met gele helmhokjes.
Vruchten van 5-7mm lang en donkerblauw.
Een hoog opgroeiende bijna ronde struik met rood/bruine en aan de top behaarde twijgen, later kaal en grijs of grijs/bruin gekleurd.
Uit O. N. Amerika wordt 4m hoog. Is beschreven in 1763.
American arrow wood.
29. Uit F. Guimpel.
Viburnum acerifolium L. (met blad als esdoorn) is een struik van 1-2m.
Tegenovergestelde bladeren staan in paren,5-10cm lang en breed, 3-5lobbig, lobben met gezaagde rand.
Witte bloemen in eindstandige trossen van 4-8 cm diameter.
Kleine rode purperen vrucht van 4-8mm lang.
Uit oost N. Amerika van zuidwest Québec en Ontario tot noord Florida en oost Texas.
Maple-leaf viburnum of dockmackie.
Viburnum hupehense, Rehd. (uit Hupeh, nu Hebei) Bladstelen zijn 1-1.5cm lang en dicht behaard.
Bladeren zijn 4-7cm lang en 3-4.5cm breed, eivormig tot breed eivormig, getand, dof donkergroen en blijvend behaard, van onderen grijs/groen en behaard met 4-6 paar ombuigende maar in de rand eindigende zijnerven.
Bloeit in juni met zeer kleine witte bloemen in tot 6cm brede, gesteelde behaarde schijnschermen.
De donkerrode vrucht is 6-8mm lang.
Een opgaand groeiende struik die in de winter te herkennen is aan de tamelijk dunne en wat glanzende bruine takken die aan de top sterk vertakt zijn met betrekkelijk kleine grijs behaarde eindknoppen.
Uit Midden-China wordt 3m hoog. Is beschreven in 1910.
Sectie Opulus.
Bladeren zijn gelobd en aan de basis 3nervig met klieren boven de bladsteel. Bloeiwijze vaak met randbloemen. Rode vruchten.
31.
=Viburnum opulus, L. (van opalus, het is een oude Latijnse naam voor de esdoorn en werd aan deze plant gegeven vanwege de gelijkenis van de bladeren) Knoppen zijn 2schubbig.
Bladstelen zijn tot 2.5cm lang en gegroefd, met enkele grote klieren.
Bladen zijn 5-12cm lang, breed en wat hartvormig met drie tot vijf gepunte en gezaagde lobben, onregelmatig getand, top en lobben toegespitst, heldergroen en van onderen grijs of blauw/groen
De bloemen staan in juni/juli in grote platte eindstandige schermen van 8-10cm breed, de helder witte randbloemen van 2cm in diameter zijn veel groter dan de binnenste bloempjes, die stervormige randbloemen zijn onvruchtbaar en hebben de functie van lokbloemen, de kleinere vruchtbare bloemen zijn klokvormig. Ze worden druk bezocht door allerlei bijen, wespen, vliegen, vooral zweefvliegen, en kevers.
Twijgen zijn eerst bruin of bruin/grijs en wat kantig.
Al in juli hebben de bladeren hun frisse groen verloren en hebben de bloemen plaats gemaakt voor trossen van los gegroepeerde bessen van onaanzienlijk groen. Symbool van oud. In augustus vertinten die tot puur en helder rood als robijnen uit de tuin van Aladin.
De bloemen ontwikkelen zich tot robijnen besjes. Deze doorzichtige en prachtige bessen vormen juwelen die tussen roodachtig wordende bladeren hangen, een schoonheid. Zo gloeit de struik in oktober met een toegevoegde warmte en een blos van rosé schijnt door de randen van de bladen, die blos spreidt naar binnen toe uit, van lob tot lob en verdiept zich tot een rijke heldere kleur waarna de randen vervagen tot een goudgeel. Verheug je in zo’n struik als die overhangt over een beek.
De Gelderse roos komt algemeen voor in houtwallen en bosranden op de wat betere gronden. Kan tegen wat schaduw en is bestand tegen zeewind.
De Gelderse roos is een verwarrende struik of kleine boom, maar zelden gaat de plant omhoog met een flinke opgaande stengel. Een inlandse struik van 4m hoog, die op vochtige gronden voortkomt, oevers en in N. Europa tot 67 graad N. B komt, Eurazië.
Is nauw verwant aan de N. Amerikaanse soort Viburnum trilobum Marshall (drie lobben) die als een var. er van wordt beschouwd, Viburnum opulus var. americanum Ait. Of een subspecie, Viburnum opulus subsp. trilobum (Marshall) Clausen. Amerikaanse sneeuwbal
=‘Roseum’ heeft bloemen die alleen maar uit zulke onvruchtbare bloemen bestaan. Samen vormen ze een grote bos of bal die zo dicht opeen staan dat we de bloemen haast niet onderscheiden kunnen. Symbool van verkoeling.
De vruchtbare tuinvormen geven mooie vruchten.
‘Compactum’ is een meter hoog met grote felrode vruchten, verder lijkt die op zijn grote broer. De struik is door S.G.A. Doorenbos in de dertiger jaren geselecteerd. Mooi is de ‘Compactum’ als besheester voor een artistiek effect.
‘Nanum’ is maar een halve meter hoog, dicht bossig en een bodembedekker. Bloeit vrijwel niet.
’Xanthocarpum’ heeft gele vruchten.
Uit hortus eystettensis.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze soort van vlier wordt hier te lande gewoonlijk swelcken en swelckenhout genoemd’.
Schwalkenbeere, Hiëronymus Bock, 1566, heeft Schwelken, Schwalken, Schwalbenbaum, ook Schweissbeere en Schwelgen, de naamsverklaring, de zwelkende stengels?
Dodonaeus (b) ‘In het Hoogduits heet het Waltholder, in het Latijn Sambucus palustris of Sambucus aquatica, dat is watervlier, te weten bij de nieuwe kruidbeschrijvers want bij de ouden vindt men er geheel niets van vermaant want ze is niet de Opulus zoals sommige kwalijk vermoeden. In Italië heet ze ook sambuco acquatica’.
Waterelder, Franse sureau d’eau, Engelse marsh, marish of water elder, Duitse Wasserholder, Wasser-Schneeball, Wasserflieder of, ook naar zijn standplaats. Naar de vlier heet het in Duits ook Ganseflieder, Grosflieder, Holderrose, Goosflieder, Witthuollern.
Dodonaeus © ‘Veel minder is het een soort van Platanus daar andere het voor aangezien hebben, in het Engels dwarfle planer tree want haar bladeren lijken meer op die van de Acer of van de zwarte aalbes dan van de vlier’.
Dodonaeus (c ) ‘In het Hoogduits heet het ook Hirschholder’.
Dodonaeus (d) ‘In het Frans heet het soms obiere’.
Frans viorne obier, uit Latijn, in Italië en Spanje viburno.
Dodonaeus (e) ‘Valerius Cordus noemt het Lycostaphylos en de eerste soort die bessen voortbrengt noemt hij Lycostaphylos femina, dat is wolfsbes wijfje en de tweede die onvruchtbaar is (‘Roseum’) noemt hij wolfsbes mannetje, Lycostaphylos mas. Gesnerus schrijft daar aldus van: ‘Die van Saxen noemen dit gewas Uva Lupina, dat is wolfsbes, en daarvan heeft Valerius Cordus de Griekse naam Lycostaphylos gemaakt’. Niets met wolf, wel met hond.
De gewone Gelderse roos heet in Duits Hundbeere en in Engeland dog rowan tree, zie Sorbus, dog elder ofwel hondsvlier waarbij het woord hond een vernedering uitdrukt zodat het beschouwd werd als een minderwaardige vorm van vlier.
Dodonaeus (f) ‘Het heet in het Engels martis elder en ople’.
De soortnaam opulus komt mogelijk van opalus, het is een oude Latijnse naam voor de esdoorn en werd aan deze plant gegeven vanwege de gelijkenis van de bladeren, Engelse ople tree.
(g) Duits uit Slavisch Kalinka, hun naam voor deze plant, Calinichen, Galinchenbaum, Malinenbaum, Tellinkenbeer, Kallinkenbaum of baum.
(h) Gebruik, pinholt genoemd omdat het hout gebruikt werd om er schoenen mee te pinnen. Van de bast werden zeven gemaakt, waarom ook de naam zevenboom of in Engels sivebark voorkomt. King’s Crown, gebruikt om de meikoning te kronen.
(i) Opvallende bessen, Engelse cranberry tree, Duitse Herzbeer, Blutbeer, Drosselbeerstrauch, Eibelbeere, Gefrerbeere, Dampfbeerstrauch, Forrbeerstaude, Huhnerbeere, Rote Gimpelbeere, Fackelbeerbaum, Fulbeern, Schlangenbeere, Glasbeeren, zijn wat doorzichtig, Zwitsers Chratabeeri, Geisschas, Schlangebeeri, Schwiderbeeri en Spicbeeri. Verder, Harrbom en Palmholt. De Turken noemen het germeschelek en de Russen gordowina.
(j) De jonge scheuten en rottende vruchten gaven het de naam van stinktree. De dichte wortelpruik bevat boterzuur en stinkt als te lang gedragen sokken.
Dodonaeus (k) ‘De eerste van deze twee soorten van vlier is nu van vele Palustris Sambucus femina genoemd, dat is watervlier wijfje’.
(l) Een tuinvorm met grote bloemen wordt gekweekt onder de naam sneeuwbal, Duitse Geißenball, Schneeball of Wasser-Schneeball Franse boule de neige: sneeuwbal, Engelse snowball tree of whitten tree, naar zijn gebalde sneeuwbloemen. De binnenste bloemen van de bijschermen zijn zeer klein en vrijwel onzichtbaar. De meer naar buiten staande zijn veel groter, maar die zijn er alleen voor sier en om bestuivers aan te trekken. Een zelfde eigenschap zien we bij de hortensia, Hydrangea. Het is mogelijk dat de Viburnum uit Hydrangea is voortgekomen. Die naam zien we pas bij Brockes in 1735, daarvoor heette het;
Dodonaeus (m) ‘De tweede soort omdat ze van bloemen dubbel is en mooi is als een witte roos wordt daarom hier te lande veel geacht en Gheldersche roos genoemd en in het Latijn van Lobel Sambucus aquatica rosea, sive flore corymboso, andere noemen het Sambucus palustris mas, dat is watervlier mannetje. Ze is in hete landen niet algemeen en schijnt zulks door teelt of kunst eerst hier te lande geworden te zijn.’
De steriele of onvruchtbare werd Gheldersche Roose genoemd. De Engelse kruidkundige Gerard, die een boek schreef dat geheel op Nederlandse kruidboeken berustte, neemt in 1597 het woord Gelderse roos letterlijk over. Het is nu nog steeds de guelder rose, Duits Rosenholder, Frans rose de Gueldere. Een andere mogelijkheid is dat guelder rose komt van elder rose, de naam van de vlier.
Gelderse roos wordt de plant genoemd naar de sage van F. W. van Eeden: deel 2, blz. 111‑112.
“In zulk bosmoeras huisde eens een vreselijke draak, die werd door Wichard van Pont verslagen en liet al stervende een luide kreet, Gelre, Gelre horen”. De streek waar dit gebeurde kreeg later de naam hertogdom Gelre, nu Geldern in Duitsland. Ter nagedachtenis aan die overwinning op de draak nam Wichard een bloem mee die daar bloeide in het bos, en plaatste die op zijn schild. En nog heden heet die bloem door de hele wereld Gelderse roos. De bloem staat als versiering afgebeeld op de houten raamlijsten en deuren in oude Geldersche boerderijen. De oude Graven van Gelre en Zutphen voerden als teken op hun banier en schild een bloem met 5 bladen, dit teken is op de gemeentewapens bewaard gebleven van Lochum en Bommel. Uit die versieringen en tekens is echter niet de Gelderse roos te halen, meer een rood bloeiende roosachtige.
Die tekens zouden, volgens oude kronieken, op de esculus slaan die op een gouden schild zou zijn afgebeeld. (Dit is niet de Paardenkastanje, die sinds Linnaeus Aesculus heet en in de 16de eeuw werd die ingevoerd onder een andere naam. Bij de Romeinen was de esculus een soort van eik, die kan het dus ook niet zijn) In de Chronyke van Holland, Zeelant ende Vrieslant wordt de esculus vertaald voor mispel, Mespilus, vermoedelijk zo naar de vorm van de bloem op de bekende schilden. Er zijn echter meer 5bladigen, als wilde roos, appel, peer, meidoorn, eigenlijk de meeste roosachtigen. Het probleem is dat de mispel daar, in die tijd, nog niet bestaan zou hebben. Van Maerlant rond 1250 vermeldt. ‘Esculus, dat is de mispel’ zijn vrucht is niet mals
en elk heeft er in vijf stenen
alzo gegroeid is algemeen
ze zijn nuttig en bekwaam
en is ook goed voor het lichaam
het hout is uitermate hard
nochtans is het snijden vaardig’. Dat slaat duidelijk op mispel. Volgens Albertus Magnus 1193‑1280, is de mispel wel goed bekend.
In 878 voerden de Graven van Gelre 3 mispelbloemen in hun wapenschild. Nog staan de mistelbloemen afgebeeld in de wapens van de gemeentes Goor, Beek en Donk en St. Odilienberg. De boom kwam vroeger meer voor in gebruik zodat in Spessart een oord Mespelbrun ernaar genoemd is.
Gebruik.
De helrode bes is zuur en braak verwekkend. Het sappige vlees dat gemengd werd met honig en meel, werd gegeten in Siberië en Scandinavië. Uit de wortel wordt er in Z. Europa een vogellijm gemaakt en in Siberië een verdovende drank.
33. uit davesgarden.com
Viburnum sargentii, Koehne. (Amerikaans dendroloog en botanicus, de eerste directeur van het Arnold arboretum Charles Sprague Sargent, 1841-1927) Bladeren aan de top van de twijgen zijn vaak zwak of ongelobd met een intensievere rood/bruine kleur maar iets vroeger afvallend.
Verder hebben de meeldraden van de Gelderse roos gele of groen/gele helmhokjes en van deze zijn ze wat rood/bruin terwijl de randbloemen groter zijn.
Twijgen zijn donkergrijs. Oudere takken hebben een tamelijk dikke en ruwe schors
Bladstelen zijn 2-3.5cm lang met tamelijk grote klieren
Bladeren zijn 5-12cm lang en meestal 3, zelden 5lobbig, heldergroen en van onderen lichter
Bloeit in mei/juni met witte bloemen in tot 10cm brede schijnschermen, steriele randbloemen tot 3cm in diameter.
Vruchten als vorige en tot 8mm lang.
Uit deze groep wel de rijkst bloeiende soort die veel op de gewone Gelderse roos lijkt, maar groeit meer opgaand.
Uit N. China wordt 2-3m hoog.
Is beschreven in 1899.
Uit; http://yaminacollectorsnursery.com.au/product/viburnum-odoratissimum-var-awabuki/
Viburnum odoratissimum Ker Gawl (zeer geurend) struik of kleine boom, 9m, hier meestal een 3m.
Glanzende elliptische altijdgroene bladeren tot 20cm lang.
Trossen van geurende witte bloemen in het voorjaar die gevolgd worden door oranje rode bessen die later zwart worden.
Uit China, Taiwan. =Var. awabuki komt uit Taiwan.
Sweet Viburnum is winterhard.
Vermeerderen.
De Gelderse roos wordt via zaaien vermeerderd, stratificeren vanaf september en in mei zaaien, zaad bedekken, of via winterstek. De rest kan via zomerstek vermeerderd worden. Er mogen geen bloemen in zitten, verwijderen.
Neem een topstek in juli met drie bladparen, verwijder het onderste bladpaar, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen, en steek dit in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in stekgrond, liefst 1 in een potje maat zeven, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl