Caucalis
Over Caucalis
Doornzaad, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten.
Uit caliba.mpiz-koeln.mpg.de
Caucalis platycarpos, L. (met brede zaden) (Caucalis lappula Grande) (grote bladeren of klisachtig) (Caucalis daucoides, L. )(Daucus-achtig)
Bladen zijn tweemaal geveerd en de deelblaadjes veerspletig met smalle segmenten.
Witte schermen van een paar rijen met wat roodachtig in juni.
De grote vruchten dragen aan de top gekromde stekels.
Groeit op kalkrijke gronden en is meer een onkruid.
Eenjarige van lage groei, hoogstens 50cm. Wortel is niets waard.
Komt voor in het M. Zeegebied tot midden Europa en Perzië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas is in het Latijn en in het Grieks Caucalis genoemd en met bastaardnamen Caucon en Mytis, van Democritis Brion, in het Latijn Pes gallinaceus en Pes pulli, in Egypte Seselis.’
Caucalis, Grieks kaulus: stengel, kalos: mooi, de stengel is gevorkt en zeer knoestig. Of het woord is afgeleid van branden, vanwege de brandende smaak van de plant. Het is de caucali van de Italianen, de caucalide van de Spanjaarden, Frans caucalide en Engels caucalis.
Dodonaeus (b) ‘Van sommige wordt het ook Daucos agrios, dat is in het Latijn Daucus silvestris Galeni genoemd.’
Wilde wortel, in tegenstelling tot de in de tuin gekweekte gele wortel van de peen of Daucus. Mohren-Haftdolde, Acker-Haftdolde.
Dodonaeus; ‘De landlieden van Italië, te weten in Toscane, noemen het petroselio salvatico, in Frans persil sauvage.’
Frans persil batard, Engelse hedge of bastard parsley, is van dezelfde familie als peterselie.
Dodonaeus (d) ‘Het wordt van Lobel Caucalis albis floribus vulgaria genoemd of Lappa agrestis Tragi, in het Hoogduits Ackerkletten.’
Naar de oude naam Lappa: klitachtig, vandaar wel burrճ parsley genoemd vanwege de grote en ovale zaden die met stekels bezet zijn die aan je blijven hangen, Engels hedge hog parsley en henճ foot, Duits Haftdolde, Mhren-Haftdolde, Acker-Haftdolde, Heckenkerbel, Betellause en Filzlause, de vruchten zijn van weerhaken voorzien en blijven daardoor aan de kleren hangen, vandaar ons doornzaad en Frans gratteau, van gratter: krassen, beterluus van de Denen. Zie Torilis.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Caucalis is een moeskruid, zo Dioscorides verzekert, dat rouw en gekookt gegeten wordt en geschikt is om de plas te verwekken. Plinius rekent Caucalis ook in het getal van de moeskruiden en Galenus zegt er noch meer toe, te weten dat het in pekel bewaard en weg gelegd wordt.
Het zaad laat de plas rijzen en de maandstonden voortkomen en het drijft de gebroken stenen en het niergruis af en vermorzelt of breekt die stenen van de nieren of blaas als ze noch heel zijn.
Omdat dit kruid van smaak en alle andere eigenschappen op Daucus lijkt, daarom wordt dat in Itali gebruikt in al hetgeen daar men Daucus of enige soorten van peen nuttig toe houdt. Het verwarmt, verdroogt, opent, ontsluit, verwekt, veegt af, verdeelt en maakt dun. Het sap van het ganse kruid is goed om het niergruis af te drijven en alle grove taaiheden dun te maken. Het zaad wordt nuttig gegeven diegenen die hun zaad ontgaat. Ettelijke dagen achter elkaar met wijn gedronken maakt de vrouwen vruchtbaar. Het kruid zelf gegeten en dan overgegeven zuivert de maag en maakt lust om eten of appetijt en geneest de walging. De zwaarmoedige mensen mogen dit kruid bij hun spijs doen of het sap drinken of het zaad alleen eten.
Men zegt dat het zaad van Caucalis nuchter ingenomen het gezicht helderder en scherper maakt, het hart zeer behulpzaam is en het verkwikt.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl