Glycine

Over Glycine

Soja, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit pflanzenlexicon.

Een 40 soorten komen voor in dit geslacht, ze zijn meestal allemaal tropisch.

Ze komen voor in Azië, Afrika en Australië.

Het zijn bijna allen klimmende planten.

Verwant aan Vigna, Dolichos en Phaseolus.

Fabaceae, vlinderbloemige, Vicia klasse.

Glycine max, Merrill. (van maximum; hoogste waarde?) is een eenjarig harig kruid met een of enkele opgaande en aan de top soms windende stengels die met vele bruine en schuin omlaag gerichte haren bezet zijn.

Het bossige kruid wordt een 60-180cm hoog.

Het blad heeft een lange gootvormige steel en drie blaadjes.

In de bladoksels verschijnen kleine groepjes wit/paarse vlinderbloemen.

De bruine peulen hangen schuin omlaag als een mantel om de stengel. Het kleine en langwerpige zaad kan er zijn in verschillende kleuren.

Het kruid werd gecultiveerd wegens de zaden die soy genoemd werden.

Het is mogelijk een gecultiveerde vorm van Glycine ussuriensis, Regel. & Maack. (uit Ussurien, kust van China) dat wild groeit in Japan, Mantsjoerije, China en India. De var. worden ingedeeld in 4 geografische rassen: Indische, Japanse, Mantsjoerije en Chinese. Hiervan is de derde groep de grootste en omvat vormen met grote glanzende zaden die nooit vlekkerig zijn.

Naam, etymologie.

Glycine komt van Grieks glykys: zoet, het is een verwijzing naar de smaak van de wortels van sommige.

De plant die door Linnaeus Phaseolus max genoemd werd is de sojaboon en omdat de beschrijving op een voorgaande bladzijde die van Dolichos soja was gebruiken sommige auteurs de specifieke naam max en noemen de sojaboon Soja max.

Soja, Duits Sojabohne. Het Engelse soya komt van onze soja en dit van Japans shoyu en dit van Chinees shi-yow: een gezouten boon + olie. In het Japans so-ju en in het Hindoe heet het bhatwas en in Javaans katjang kedele.

Gebruik.

De Chinezen maken er een soort moes van voor het vervaardigen van bi hoe dat in Indonesi laksa genoemd wordt, een in dunne en smalle strookjes geplet deeg. Dit kookt men bij kip of vlees, dit is een weke spijs die gemakkelijk is te verteren.

Omdat soja door koken onvoldoende verteerbaar wordt, maakt men ze voor consumptie geschikt door ze te infecteren met bepaalde schimmels. De zo verkregen voedingsmiddelen zijn van Chinese oorsprong zoals de namen nog aanduiden, tempe koekjes, tahoe, ketjap of sojasaus.

Zetmeel als zodanig is niet aanwezig, wel op koolhydraat gelijkende stoffen. Door het geringe gehalte aan koolhydraten, 24% tegen 49,5 van bonen en 53,8 van erwten, is het zeer geschikt voor diabetici terwijl het door het hoge eiwitgehalte 37,8% tegen 24 van bonen en 23 van erwt zeer voedingrijk is. Bevat 16-20% vet. Onder de naam sarton wordt het medisch gebruikt. Verder bevat de sojaboon wat vitamine A, echter te kort voor een normaal dieet en vrij veel B1, en B2, vit. C is vrijwel afwezig.

Als oliehoudend zaad wordt soja vooral in de industrie gebruikt voor oliebereiding, voornamelijk margarine, mayonaise, slaolie en zeep. De overblijvende koeken hebben een hoog eiwitgehalte en zijn een uitstekend veevoer. Dit is licht verteerbaar en bevordert meer het vetgehalte in melk dan de anderen veevoeders. In oost Azië worden ze ook gebruikt als organische meststof en vooral van suikerrietvelden. In China worden sojabonen verwerkt tot sojamelk die langs de huizen wordt gevent, het vetgehalte is 2% en eiwit 3-5%. Bij zeepfabricatie levert het een licht schuimende zeep.

De bonen werden gebruikt als een vervanger voor koffie, coffe, bean of coffee berry.

Historie.

Reeds 2800 v. Chr. wordt de soja genoemd door de keizer Schen-nung in het boek ‘Een Ts'a Kong Mu' als een van de 5 gewassen die aan de goden geofferd moesten worden. Het is een van de belangrijkste cultuurplanten van O. Azië. De plant werd door Engelbert Kaempfer ontdekt die het na zijn Japanse reis in 1691/92 beschreef. In 1737 is er een vermelding dat ze in een Hollandse tuin gekweekt werd, 1739 ook in Frankrijk. De cultuur mislukte hier en men had er geen interesse in, afgezien van het gebruik voor de pikante Engelse saus. In 1840 begon men het als akkervrucht te telen. De doorbraak kwam door Friedrich Haberlandt in 1873 op de wereldtentoonstelling in Wenen. In Amerika werd het begin 20ste eeuw veel geteeld en als voerplant gebruikt. Het eerste gebruik daar dateert van 1854. Sinds 1882 en vooral sinds 1898, nam het gestadig toe in belangstelling. Tot 1908 toen het op een wijze, die waarschijnlijk enig in de geschiedenis van de wereldhandel is, plotseling de wereldmarkt veroverde. De import steeg tot fabelachtige hoogte en het uit de bonen gewonnen olie had zich een eerste plaats naast lijn- en katoenzaadolie genesteld.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl