Orchidaceae
Over Orchidaceae
Orchideefamilie, kenmerken, herkennen, nauw verwante familie, orchidee zoekers, orchidee manie, groei, vormen, bestuivers,
Dit is een zeer bijzondere familie van zeer grote schoonheid. Economisch zijn ze van weinig belang, maar de tropische vormen kent iedereen en worden gebruikt voor (trouw) boeketten, snijbloemen en als potplant. Onze inlandse soorten zijn alleen kleiner en zijn zeker zo sierlijk en oefenen ook een bijzondere aantrekkingskracht uit.
Deze groep omvat kruidachtige planten met verschillende vormen en structuren. Ongelofelijk is de rijkdom aan variaties en kleurverscheidenheid. Orchideeën worden in alle werelddelen gevonden, van de Noordelijke IJszee tot Z. Afrika, van Lutjebroek tot Californië en verder.
Naar de groeiwijze zijn ze verdeeld in monopodiale en sympodiale orchideeën. De eerste groeien aan de top steeds door en vertakken zich niet of weinig (bijvoorbeeld Vanda, Phalaenopsis, Angraecum) bij de laatste sluit elke scheut zijn groei na een of twee seizoenen af en vertakt aan de basis, waardoor een vertakkende rizoom ontstaat met verticale scheuten met een beperkte groei (bijvoorbeeld Cattleya, Coelogyne, Dendrobium) De eerste groep heeft geen echte rusttijd, de tweede wel, terwijl de verticale scheuten vaak veranderd zijn in schijnknollen, (pseudobulbs) voor het bewaren van vocht en reservevoedsel.
Naar hun groeiplaats zijn ze te onderscheiden in epifytische, dus op bomen groeiende soorten die vaak luchtwortels bezitten en terrestrische, dus op de aarde groeiende soorten.
In de koudere regionen bezitten ze vaak bolachtige aanhangsels of rizomen en groeien in de aarde. In tropische streken groeien sommige orchideeën zonder knollen, maar het merendeel heeft wel knolvorming, hetzij in de grond of bij de epifyten boven de grond. Die laatsten bezitten zogenaamde schijnknollen die groen van kleur zijn en een langere levensduur bezitten dan de ‘aardse’ knollen. Deze schijnknollen bestaan uit een of meer verdikte stengelleden en dragen bladeren en bladscheden en bloeien hetzij uit de top, hetzij zijdelings of uit de voet.
De tropische orchideeën bezitten meestal luchtwortels die bedekt zijn met een dichte en witte omhulling waardoor vocht uit de lucht opgenomen wordt. Als de toppen van deze wortels een nieuw en groen gedeelte vormen is dit voor de kweker een teken dat de rustperiode voorbij is. Dit kan verder ook blijken door vorming van nieuwe scheuten of wortels aan de voet van de schijnknollen.
Sommige tropische aardorchideeën zijn groot en statig, anderen zijn aantrekkelijk vanwege hun gekleurde bladeren. Dit zijn vooral verscheidene soorten van Anaectochilus, Anaectochilus setaceus (borstelig) wordt in Sri Lanka ‘koning van de wouden’ genoemd vanwege de gouden vlekken op zijn bladeren.
Zeer opvallend zijn de leden van het Javaanse geslacht Galeola, die bladerloze en klimmende ranken van 30m kunnen krijgen.
Vogelnestje.
Sommigen orchideeën zijn saprofyt omdat ze geen bladgroen bezitten, maar zijn toch geen echte parasieten. Ook in ons land komen zulke planten voor, zoals het zonderblad en het vogelnestje. De laatste heeft zijn naam gekregen omdat het een wortelstok bezit met vele wortels en zo een vogelnestje vormt.
Zaden.
De zaden worden door de wind verspreid. De zaaddozen springen open door middel van kleppen die vanonder en boven vaak aan de stengel blijven vastzitten waardoor de wind erdoor kan dringen en het zaad in kleine wolkjes eruit kan blazen. Het zaad is zo fijn als stof. Doordat ze door de wind verspreid worden is de kans dat een zaadje op een geschikte plaats terechtkomt zeer klein. De zaaddozen bevatten dan ook zeer veel zaden. Uit een capsule van Orchis maculata kwam men tot 6200 zaden, uit die van Acropera 371 000 en Maxillaria spande de kroon met 1 756 500 zaden. De zaden kunnen enige jaren hun kiemvermogen behouden, doch voor een goede ontwikkeling van de kiemplantjes is de medewerking van lagere zwammen onmisbaar die ook steeds in het wortelweefsel van orchideeën voorkomen. (symbiose) Het zaad kiemt alleen op plaatsen waar zich een bepaalde schimmel bevindt. Die schimmel wordt gebruikt om bepaalde voedingsstoffen uit de bodem te onttrekken. Als je geen zaad ziet of het proces niet kent is het voortplanten een mysterieuze zaak. Lang geloofde men dat orchideeën opschoten uit gemorst zaad van parende dieren.
Uit C. Lemaire, Oncidium barkerii.
Aapjesorchis.
De bloemen zijn zeer opmerkelijk. Ze zijn uitsluitend gericht op kruisbestuiving door insecten, zie onder andere Darwin ‘on the contrivances by wich Orchids are fertilized by insects’, uit 1862.
Door die bijzondere bloembouw had de orchidee al de interesse van de vaders der botanie. De bloemvormen die op dieren lijken voerde tot wonderlijke bijgelovigheid. Ze zagen er sterke overeenkomst in met sommige dieren, zoals spinnen, schorpioenen, vliegen etc. Men ging zelfs zo ver dat men er de vorm van de eerstgeboren kinderen inzag en, met een beetje bijgeloof, kwam men tot een ingebeelde gelijkenis en zelfs natuurlijke verwantschap. Dit is niet zo verwonderlijk want de naam aapjesorchidee voor Orchis simia (aapachtig) heeft de plant niet voor niets gekregen.
Vroeger was bij sommige mensen het geloof dat planten uit dieren en vooral uit vogels ontstonden. Dit komt nu lachwekkend over, toch leefde dit geloof nog in de vorige eeuw leefde bij de bewoners van de Indische Archipel. De Engelse kruidkundige Parkinson gaf in 1629 een werk uit, Theatrum Botanicum, met een afbeelding van een orchidee waar de bloemen door eerstgeboren kinderen vervangen waren. Van achter naar voor en niets ontbrak. Een Duitser, Kircher genaamd, die lid was van de order der Jezuïeten, gaf een werk uit te Amsterdam in 1678, Mundus Subterraneus genaamd, waarin bloemen voorkwamen die kleine mannetjes voorstelden die met hun haren aan de bloemsteel waren verbonden en met hun armen en benen als kikkers hingen te spartelen. Andere afbeeldingen lieten vogels zien in verschillende afbeeldingen en vormen. Zelfs was er een bij met een complete stierenkop.
De bouw van de bloem hangt af van het insect of het dier dat ze bestuift. De bloem lijkt dan op het achterlijf van een vrouwelijk insect en wordt om die reden bestoven door een manlijk insect die een vrouwelijk soortgenoot denkt te treffen. Zelfs de geuren van sommige bloemen zijn op die bestuiver aangepast. Sommige soorten zijn zo gespecialiseerd op bestuiving door een en hetzelfde insect dat de bloem lang goed moet blijven omdat de kans dat het insect langs komt maar klein is. Wordt dit insect uitgeroeid, betekent dat ook het einde van deze plant.
Lyrisch.
De orchidee kan men op verschillende manieren beschrijven:
De orchidee is als een schone, maar boze fee die de mensen in haar vormenschoonheid verstrikt. Deze plant is een monster, van aanvang af is de plant met bronskleurige warrige draden versierd, tentakels van duistere werken die je geest omvatten en zich uitstrekken om alles te omvatten. De bloemen zijn met ruige baarden voorzien en met akelig uitziende lila puisten bedekt. Zo’n bloemstengel verlengt zich eindeloos, dol en onwaarschijnlijk tot een uitgerekte gestalte met de kleur van een drenkeling.
Hiertegenover staan vele voorbeelden:
Het was een tovertuin. Tussen palmen en cactusachtige bladeren dringen de meest fantastisch gevormde bloemen naar voren. Ze wringen zich met moeite uit wonderlijke stengels, gezwollen in weelderige overvloed uit dunne en tere stelen. Er zijn bloemen als vlinders op een steeltje die zo lijken weg te vliegen en zweven.
Nu eens zijn het grote stevige bloemen, als het ware met was overgoten, groteske uitvindingen van de tropische zon, met schoenvormige helmen die zich wellustig openen, met rhytmisch gedraaide bladen van een matte glans die als omarmend uitstaan. Dan verschijnen er weer slanke en angstvallig opgesloten bloempjes met een uitgestoken tong en bladeren, symbolen van zinnelijke extase vol zwoele pracht. Daar zie je een vlinder met jubelende kleuren naast moe overhangende bosjes vol zoete melancholie als betoverde vrouwen. Opeens verschijnt een griezelig insect tussen de beschuttende bladeren en zie je anderen met verschrikte sprookjesgezichten of met flaporen, daar tussen tuimelt een Japanse bloemenregen, zachte tere tuilen aan meterslange trossen in sierlijke bogen zwevend en slingerend.
Krachtige en milde, dromerige en ontketenende kleurenmelodieën omspelen deze vormgezichten. Tussen de sneeuwwitte bladeren ontwaar je een bloedrode lip, toonklanken van het matste lila tot het diepste violet, van lichtend dooiergeel tot rauwvol fluweelbruin, van rietgroen tot gloeiend purper.
Om de vorstinnen onder deze bloemen groepeert zich een hofhouding van de lagere adel. Die zijn zacht gekleed in gestippelde en gestreepte, met tere kant omzoomde en met ruisende klederen omgorde gewaden. Daar draaien in feestkleren de serpentinedanseressen, waarbij hun exquise toilet de vochtige bodem beroert. Hier groeien kleine onschuldige maagden die zich voor deze feestavond opgetuigd hebben. Een tovertuin.
Aantal soorten.
Orchideeën zijn al in de oudheid bekend en pas veel later leerde men de tropische soorten kennen. De inlandse orchideeën waren voor de herbaristen van de 16de eeuw zeer interessant. Pas op het eind van de 17de eeuw werden er een paar tropische epifyten beschreven en getekend door Rheede tot Draakenstein, Sloane, Plumier en andere.
De eerste editie van Miller’s Gardener ‘s Dictionary, 1731, beschrijft 20 inlandse soorten in Europa onder Orchis, geen tropische vormen. Omstreeks deze tijd kwamen planten in Engeland binnen door officieren en missionarissen die de tropen bezocht hebben. In 1731 werd Bletia verecunda uit de west meegenomen, de vanille werd gecultiveerd door Miller in 1759 en was in die tijd in Engelse instellingen goed bekend.
Linnaeus kende in 1764, in zijn Species Plantarum, 102 soorten en daaronder zaten 30 epifytische groeiende. (groeien op takken en stammen, dus tropische), die onder Epidendrum werden beschreven.
In 1789 stuurde Commodore Gardner planten van Epidendrum fragrans (geurend) uit de wouden van Jamaica. Een ervan bloeide een jaar later en werd afgebeeld in Curtis Botanical Magazine.
Willdenow kende in 1805 391 soorten, waarvan 140 epifyten. Lindley kwam in 1830‑1840 op 2000 soorten, waaronder 1000 epifyten.
In 1880 schatte de Puydt het aantal bekende soorten op 6000. In 1920 waren er 10 000 soorten bekend. Een enkele zoektocht in Nieuw-Guinea leidde er in 1907 tot 1909 er toe dat er 1102 nieuwe soorten bijkwamen, dit is een indicatie van het aantal soorten dat gevonden wordt en niet ontdekt is. Het is nu een van de grootste plantenfamilies en omvat ongeveer 10% van het plantenrijk, 30-35 000 soorten. In Europa komen verhoudingsgewijs maar weinig soorten voor, ongeveer 200. 80‑90% groeit in de tropen en subtropen en verder overal in de hele wereld, behalve in extreme natuurgebieden als woestijnen en aan de poolstreken. In sommige delen van het Himalayagebergte komen ze uitbundig en in vele soorten voor. Toch moet men ook hier naar bloemen zoeken.
Nieuwe soorten.
Een orchidee is verbonden met zwoele tropenhitte, gevaarlijke dieren en duistere donkere wouden. Dit is al een zeer oude voorstelling.
De golf voor de ware schoonheid van de orchidee ontsluit zich in de tropische jungle en het moerassige oerwoud, daar waar zoemende insecten en kleine vogels boven de boomtoppen zweven. Daar in de bossen van de oostelijke Himalaya Գ komen machtige orchideeën voor. Soms verschijnen ze als nietige struikjes die nauwelijks boven het mos uitsteken, maar meestal zijn het epifyten of boom bewoners die aan een duurzaam en vochtig gebied gebonden zijn. Een ander orchideeënparadijs is het noorden van Zuid-Amerika, Columbia, Venezuela en de Guyana ‘s. Daar is het vaderland van de zo duur betaalde Stanhopea, Cattleaya, Laelia, Masdevallia, Oncidium en Odontoglos sumsoorten. Toen Alexander von Humboldt de Orinoco bereisde was deze prachtige bloemenschoonheid nog helemaal ongerept. Dan kan men zijn woorden ook begrijpen.’Het leven van een schilder zou niet toereikend zijn om ook maar een klein gedeelte van de prachtige orchideeën af te beelden die de diepe dalen van de Andesketen sieren.’ Nu is die rijkdom verdwenen, opgeslokt door hebzucht gelijk als de goudzucht in Klondike, een hebzucht die de oerwouden van hun sieraden berooft en zelfs tot woestijn maakt om een vluchtige gril in Engeland of Parijs te bevredigen.
Er waren in de hele wereld in 1914 maar 4 importeurs, in Engeland, Amerika, Parijs en Berlijn. De grote orchideeën firma’s hebben reizigers naar die landen gestuurd die met levensgevaar, ontberingen en ongelooflijke avonturen voor de wetenschap aan het werk zijn geweest. Een firma die een orchideeën jager erop uitstuurde had zeer hoge kosten. Bovendien was dit een zeer gevaarlijk beroep.
Uit Addisonia, Oncidium urophyllum.
Gevaar.
Toen iemand eens met een lading mooie Coelogyne- orchideeën, die hij in het oerwoud van Borneo verzameld had, in het dorp terugkwam ontstond een luid geklaag onder de vrouwen die in deze planten de schutgeesten van hun dorp vereerden. De mannen namen een dreigende houding aan zodat de beroemde verzamelaar alleen door snelle vlucht zijn lijf kon redden.
Een jager werd 20 000 geboden om een Cypripedium fairreieanum te halen, maar werd door een wilde volksstam gedwongen om eerst aan een oorlog mee te doen en werd daar gedood. L. von Humbolt ging naar Madagaskar en schoot op een godsbeeld, hij werd in olie verbrand. Goede orchideeën verzamelaars waren getrainde Berokapen in Malaya. Die waren met een snoer aan de jager verbonden en haalden naar gelang de leider ze toesprak de orchideeën wel of niet van de bomen. Voor 3 exemplaren van Odontoglossum moest een boom geveld worden, en wat voor een, de reus van het oerwoud.
Het plantaardige goud groeit hoog in de bomen. Iedere boom die een orchis lijkt te dragen wordt omgehakt. Vaak worden daarbij vergissingen gemaakt en andere of mindere planten zijn daarvan het slachtoffer. Met trots vertellen de jagers bij thuiskomst dat ze 10 000 Odontoglossums meegebracht hebben. Hoeveel roemruchte oude bomen dat gekost heeft vermelden ze niet. Regelmatig voerden er speciale orchideeën schepen tussen Amerika, Engeland en België waarvan een enkele soms 30-40 000 stuks aanvoerde. Vele zaden en planten gingen onderweg verloren.
Bloemen van tropische orchideeën zijn soms sterk riekend (Stanhopea) of lang bloeiend (Paphiopedilum, Phalaenopsis 1-5maanden)
De mooiste soorten zijn Cattleya, Odontoglossum, Lycaste, Stanhopea uit het Westelijke halfrond en Aerides, Vanda, Saccolabium, Dendrobium en Phalaenopsis uit het Oostelijk halfrond.
Teelt.
Het was een bloem van de miljonairs, een chique plant voor de ‘welgestelde,’ De tulpenmanie is bescheiden bij de orchideeën manie.
Aanvankelijk was aanvoer vanuit hun tropische vaderland het middel om het aantal orchideen in Europese kwekerijen uit te breiden. Deze aanvoer had vooral in 1875-1910 op grote schaal plaats. Die epifyten werden door missionarissen, officieren van het leger en dergelijke verzameld en naar Engeland gestuurd zodat het aantal zeer snel toenam. Op het eind van de 18de eeuw wist men al een paar Epidendrum soorten te cultiveren. In 1830 bevonden ze zich al in privé-tuinen en in 1851 cultiveerde men in de tuinen van de Graaf Thun al tegen de 500 tropische soorten. Er was omstreeks 1850 een bekende collectie te Hamburg die meer dan 1350 soorten omvatte.
Meestal ging het bij het kiemen echter mis. In 1904 lukte het de Franse botanicus Noel Bernard het raadsel rond de ontkieming op te lossen. Die toonde aan dat het zaad in de vrije natuur ontkiemde met behulp van een zwam, de plant vormt daarmee een symbiose. Na deze ontdekking werd de teelt uit zaad steeds meer toegepast. Men kon de groeiomstandigheden steeds beter nabootsen. In het midden van de 19de eeuw werden vele mooie nieuwe en zeldzame vormen ontdekt.
Orchideeën manie.
Voor een plant van Aerides schroederi werd in 1855 340 dollar betaald, 20 jaar later bracht een Dendrobium wardianum 500 dollar op en in 1879 een mooie Vanda Caefutea 460 dollar.
Op een Londense orchideeën tentoonstelling werd voor een driebloemig exemplaar van Odontoglossum crispum zoveel betaald dat de plant dertigmaal duurder was dan een diamant van hetzelfde gewicht. Voor een goede Odontoglossum werd 8000 mark gevraagd, ze zakten in prijs naarmate de cultuur eenvoudiger werd. Toen de eerste Phalaeneopsis aphrodite in 1836 van Filippijnen kwam betaalde de Hertog van Devonshire er zo 2000 gulden voor. Hij zond gelijk zijn botanist naar Oost-Azië die 100 soorten mee terugbracht. Mr. Harvey zag een exemplaar van Laelia anceps in een kas van Mr. Sander die hem buitengewoon scheen. Hij kocht de plant voor 48 gulden en verkocht hem weer voor 4000 gulden nadat ze in bloei stond.
In 1910 waren er naar schatting 2000 gecultiveerde soorten en kwam de liefhebberij tot grote hoogte, voor een enkele plant werd soms meer dan 10 000 gulden betaald. Er zijn zelfs vermeldingen dat voor een enkel orchidee wel tot 41 000 gulden werd betaald.
Door die hoge prijzen werden er steeds meer verzamelaars op uitgestuurd om orchideeën te verzamelen. De meesten zullen nu wel ontdekt zijn, hoewel dat nog steeds niet zeker is. Het aantal soorten neemt nog steeds toe. Bij de hybriden komt er elke dag wel een nieuwe bij.
Hybriden.
De eerste hybride die in cultuur gekweekt werd was Calanthe dominii, een kruising tussen Calanthe masuca en Calanthe furcata. Die werd verkregen door Mr. Dominy in de kwekerij van James Veitch & Son en bloeide in 1856. Andere hybriden, waaronder de schitterende Calanthe veitchii, verschenen de daaropvolgende jaren. Van dezelfde kweker kwam in 1861 de eerste bigeneric hybride, Goodyera dominii, een kruising tussen Haemaria (Goodyera) discolor en Dossinia marmorata. Sinds die tijd is de interesse is hybriden enorm gestegen, het aantal beloopt nu vele duizenden.
Als hobby behoorde de orchidee nog lang tot de duurdere ‘sporten.’ De laatste jaren is door hybridiseren en betere kweekwijze deze hobby binnen het bereik van de gewone man gekomen. Dit heeft ook het voordeel dat het voortbestaan van de soorten gegarandeerd is door de vele kwekers.
Proust.
De orchidee is een van de mooiste en duurste bloemen die vaak gedragen wordt in het knoopsgat. Het arrangeren van een orchidee op de borst van zijn Odette is bij Proust het begin van zijn liefdesverklaringen. Met Cattleya’s versieren’ was zijn omschrijving als hij de nacht bij haar doorbrengt.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl