Primula
Over Primula
Sleutelbloem, aurikel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Mandeville.
Een geslacht van lage planten, meestal zijn ze kruidachtig en vaak zijn het voorjaarsbloeiers, een paar zijn geschikt voor winterbloei.
Ze geven meestal een tros aantrekkelijke bloemen in wit, roze, soms in rood, blauw of geel.
De bladeren staan meestal in een rozet waaruit bloemen in allerhande kleuren oprijzen.
De alpine vormen kunnen zelfs tegen muren opgroeien doordat zij de bladeren gebruiken om erop te steunen. De onderste bladeren worden teruggebogen en stevig tegen de muur aangedrukt, als de bladeren afgesneden worden valt de plant om, de plant herstelt zich weer spoedig doordat jonge bladeren de eigenschap van de ouden overnemen.
Primulaceae, sleutelbloemfamilie.
Het geslacht omvat een 400-500 soorten, verder zijn er vele hybriden.
Primula’s zijn inlands in de noordelijke gematigde zone, vooral in China waar vrijwel de helft van de soorten voorkomt, in het Himalaya gebied groeien tegen de honderd soorten, verder verschijnen ze in Japan, N. Amerika, 15 in Europa waarvan de helft in de Alpen, Eurazië en een is er bekend in de koudere delen van Z. Amerika, Primula magellanica, (uit de straat van Magellaan) 1 in Java en spaarzaam verschijnen ze in Afrika.
Ze zijn geschikt voor kamer- en tuingebruik.
Voor commercieel gebruik kunnen ze in groepen verdeeld worden.
De Alpine- en subalpinevormen. Dit zijn vaak de mooiste planten voor de alpine- of rotstuin.
De polyanthus klasse, die sterke voorjaarsbloemen omvat, is geschikt voor tuingebruik zoals Primula veris.
Geel- of purperbloeiende, met verticillata trossen, van de buitensoorten, als de Primula japonica type, kunnen sommigen winterhard zijn.
De echte kasprimula’s, met de oude Chinese primula, de obconica en malacoides.
De aurikels die ontwikkeld zijn uit Primula auricula.
Botanisch worden ze verdeeld in;
Auricula, hiervan hebben de jonge bladeren naar boven opgerolde randen terwijl bij alle andere groepen de randen van de jonge bladeren naar beneden gebogen zijn. Het zijn laag groeiende planten met leerachtig tot vlezige, vlakke bladeren. Bloemen staan in trossen met bladachtige schutblaadjes. Het zijn rotsplanten die thuishoren op kleiachtige, wat kalkhoudende grond op matig vochtige en vooral goed doorlatende, niet te zonnige tot half beschaduwde plaatsen. Hiertoe behoren auricula, carniolica, clusiana, deorum facchinii, glaucescens, glutinosa, heeri, hirsuta, tyrolensis, venusta, villosa, viscosa en wulfeniana.
Bullatae, deze soorten kenmerken zich door een min of meer houtachtige wortelstok en gebobbelde bladeren die meestal klierachtig behaard zijn en bepoederd, grote en bladachtige schutblaadjes, gesteelde bloemen zijn trechtervormig, ronde vruchtjes zijn korter dan de kelk. Deze houden van kalkrijke grond op matig vochtige goed doorlatende, half beschaduwde plaatsen. Hiertoe behoren bullata, forrestii, redolens en rufa.
Candelabra kenmerkt zich door dunne en meestal niet bepoederde bladeren met aflopende voet, stevige opstaande bloemstengels met verscheidene boven elkaar geplaatste en meestal bepoeder kransen of etages, gesteelde bloempjes zijn trechtervormig, min of meer ronde vruchtjes die korter zijn dan de kelk. Forse planten die gemakkelijk groeien en elke goede humushoudende grond op vochtige en goed doorlatende half beschaduwde plaatsen. Hiertoe behoren anisodora, aurantiaca, beesiana, bullesiana, bulleyana, burmanica, chungensis, chunglenta, cockburniana, helodoxa, japonica, poissonii, pulverulenta, serratifolia, silva-taroucana en wilsonii
Capitatae heeft als kenmerk dat de planten bepoeder zijn, bladeren met aflopende voet, bijna ronde bloemhoofdjes van kleine en wat hangende, trechtervormige, zittende tot zeer kort gesteelde bloemen. Ze lijken op die van denticulata maar bloeien later. Ze groeien goed in elke goede grond op niet te zonnige tot half beschaduwde plaatsen, het beste is ze als tweejarige te behandelen. Hiertoe behoren capitata, craibeana, crispa, mooreana en sphaerocephala.
Cortusoides, planten zijn niet bepoederd, bladeren duidelijk gesteeld en min of meer gelobd, gesteelde bloemen zijn trechtervormig, kelk is min of meer buisvormig en korter dan de bloemkroon, vruchtjes korter dan of ongeveer even lang als de kelk, vochtige en goed doorlatende, half beschaduwde plaats op humushoudende grond, het best is ze om de twee te vernieuwen of te verplanten om, rijke bloei te krijgen. Hiertoe behoren cortusoides, lemoinei, lichiangensis, saxatilet, sieboldii en veitchii.
Denticulata sterke soorten die min of meer bepoederd zijn, bladeren meestal met aflopende voet, dicht bolvormige hoofdjes van kleine en min of meer opstaande, zittende tot kort gesteelde trechtervormige bloemen, groeien gemakkelijk als die van capitatae en vragen dezelfde behandeling, hiertoe behoren cachemiriana, denticulata, erosa, erythocarpa en glomerata.
Farinosae bevat mooie soorten die niet altijd even gemakkelijk groeien, niet behaarde en meestal bepoederde planten waarvan de niet gelobde bladeren een aflopende voet hebben, gesteelde bloempjes zijn trechtervormig, schutblaadjes gewoonlijk met wat zakvormige voet, meestal cilindervormige vruchtjes en soms rond, groeien in goede tuingrond op vochtige en goed gedraineerde, koele en half beschaduwde plaatsen, in de winter is te veel vocht nadelig, goede rotsplanten die om de twee jaar vernieuwd moeten worden voor een goede bloei. Algida, darialica, davurica, farinosa, frondosa, involucrata, longiflora, luetola, rosea, sibirica en yargongensis.
Muscarioides met min of meer bepoederde planten, dichte en wat aarvormige trossen van hangende, bijna zittende, trechtervormige bloempjes, ze groeien vrij gemakkelijk in humushoudende grond op matig vochtige en zeer goed gedraineerde half beschaduwde plaatsen, in de winter is te veel vocht nadelig terwijl dan ook wat bedekking vereist is, mooie rotsplanten die als tweejarige behandeld kunnen worden, hiertoe behoren littoniana, muscrioides, pinnatifida en watsonii.
Nivales heeft mooie planten die niet altijd even gemakkelijk groeien, vlezige bladeren zijn niet behaard en meestal bepoeder, met aflopende voet, gesteelde bloemen zijn trechtervormig met cilindervormige vruchtjes die gewoonlijk veel langer zijn dan de kelk, planten in humushoudende grond op matig vochtige en goed oorlatende half beschaduwde plaatsen, het beste is ze als tweejarige te behandelen, hiertoe behoren agleniana, bayernii, calliantha, chionantha, maximowiczii, moorcroftiana, muliensis, nivalis, parryi, pulchella, rusbyi en sion-purpurea.
Sikkimensis heeft gaafrandige tot getande bladeren met aflopende voet, bloemtrossen zijn bepoederd, gesteelde bloemen zijn klokvormig. Groeien gemakkelijk in humushoudende grond op matig vochtige en goed doorlatende half beschaduwde plaatsen, hiertoe behoren alpicola, flexilipes, florindae, microdonta, prionotes, pseudosikkimensis, reticulata, secundiflora, sikkimensis, vittata en waltonii.
Vernales met sterke en gemakkelijk soorten die vrijwel overal bruikbaar voor zijn, niet bepoederde planten en niet gelobde bladeren, behaard met aflopende voet, gesteelde bloemen zijn trechtervormig, groeien in elke grond op niet te vochtige en niet te zonnige tot half beschaduwde plaatsen, hiertoe behoren amoena, anglica, canescens, carpathica, columnea, cordifolia, cultorum, digenea, elatior, heterochroma, intricata, juliae, leucophylla, macrocalyx, margotae, media, pallasii, praecox, pruhoniciana, pseudoelatior, ruprechtii, sibthorpii, velenovskyi, veris en vulgaris.
Groep I, met nummers uit Bailey.
1. subgenus Sphondylia sectie Sphondylia.
Uit www.etsy.com
Primula x kewensis W. Wats. (In de Kew Gardens te Londen ontstond in 1900 spontaan een kruising met Primula floribunda, dit werd Primula x kewensis) 35cm hoog.
Is geheel bedekt met een meelachtig wit waslaagje.
Langwerpig/eironde bladeren met gezaagde en gegolfde randen.
Het is de enigste geelbloeiende kamerprimula.
Geurende bloemen van 2cm breed staan in boven elkaar staande kransen aan 25cm lang stengels in februari/april.
9. uit www.floramontana.de
Primula x facchinii Schott. (Francesco Facchini, 1788-1852, Oostenrijkse arts en botanicus), groep i, =oude kruising van minima x spectabilis, staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Omgekeerd eivormige bladeren zijn wat klierachtig met kraakbeenachtige rand, aan de top gezaagd/getand.
Stengel met 1-2 bloemen.
Roze bloemen van 2cm groot in april/mei.
Uit Z. Tirol wordt 4-8cm hoog.
13. uit www.raymond-faure.com
Primula x heeri Brugg (Oswald Heer, Zwitserse botanicus, 1809-1883) groep i.
Ontstaan uit een kruising van hirsuta x integrifolia en staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Elliptische tot omgekeerd eivormige bladeren zijn meestal getand en licht groen, wat behaard.
Stengel is ongeveer even lang als de bladeren.
Lila/roze bloemen van 1.5-2.5cm groot. Verschilt van integrifolia door de meestal getande bladeren en langere bloemsteeltjes, van hirsuta door kortere bloemsteeltjes en langere schutblaadjes met grotere bloemen in april/mei.
Uit Zwitserland en Oostenrijk wordt 7-10cm hoog. Is beschreven in 1880.
20. subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
Uit G. Nicholson.
Primula x pubescens Jacq. (zacht behaard) groep i.
Lijkt in groei en bloeiwijze het meest op auricula.
Bladeren zijn langwerpig/omgekeerd eivormig, gekarteld/gezaagd tot bijna gaafrandig en min of meer wit bepoederd en met klierharen bezet.
Bloemen variëren in verschillende tinten van geel tot wit, rood, purper, violet en bruin met meestal sterk afstekend geel of wit oog, keel en buitenkant van de bloemen is vaak bepoederd in mei/juni.
Door Aretius werd de plant Arthritica variis coloribus genoemd. Uit de Raetische Alpen in Tirol wordt 10-15cm hoog, Is beschreven in 1800.
Vanouds bekende plant die ontstaan is uit een kruising van auricula x hirsuta die pas weer in 1800 in het wild is teruggevonden. Het vinden van Primula pubescens gaf weer aanleiding tot de opbloeiende aurikelzucht die hoogtepunten bereikte.
Deze vorm is de stamvader van de primulateelt geworden.
Var. arctotis (als Arctotis of berenoor) wordt 5-10cm hoog en verschilt door de minder forse planten en meer op hirsuta lijken, niet bepoederd zijn, verder in genoemde kleuren.
Var. colorato (gekleurd) is ontstaan uit kruisingen van auricula en variëteiten met hirsuta, venusta, pubescens en var arctotis. Hiertoe behoren bijna allen in de tuinen voorkomende planten onder de naam aurikel. Ze groeien forser dan pubescens var arctotis en zijn weinig of niet bepoederd met veelbloemige trossen en veel grotere kleurenvariatie. Elk zaaisel brengt nieuwe afwijkingen.
Flaum-Primel.
24. uit Curtis botanical register.
Primula x venusta Hort. (bekoorlijk) groep i.
Oude kruising van auricula x carniolica, staat in groeiwijze tussen beide ouders in.
Bladeren lijken het meest op die van carniolica maar zijn wat bepoederd.
Bloemen staan met 2-16 in een tros, purperachtig tot purper/rood met min of meer bepoederde kelk in mei.
Uit de Julische Alpen wordt 10-20cm hoog Is beschreven in 1823.
31.
Primula x silva-taroucana (graaf Ernst Silva Tarouca, Oostenrijkse plantenliefhebber in de tweede helft van de 19de eeuw) C.Sch.& Zem wordt 50-75cm hoog, groep iii.
Oude kruising die ontstaan is uit cockburniana x pulverulenta, die in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in staat maar bloeien in talloze tinten van oranje tot purper/roze, abrikoos, scharlaken en oranje/geel.
Bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig en 15-25cm lang, 6-8cm breed, stomp en getand met aflopende voet.
Stengels zijn wat bepoederd met 3-5 kransen van 9-17 bloemen met bepoederde kelk in juni/juli.
34. Uit Redoute.
Primula auricula, L. (geoord) groep i., subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
Geheel met fijne klierharen bezet.
Vlezige bladeren zijn omgekeerd eivormig tot eirond en 5-12cm lang, 2.5-6cm breed met smalle kraakbeenachtige, gave tot zwak getande rand, jonge bladeren zijn geheel, de oudere slechts langs de randen zilver wit bepoederd.
Stengels zijn bepoederd.
Eenzijdige tros van geurende en 1.5-2.5cm grote zwavel/gele bloemen, kelk en bloemsteeltjes zijn dicht bepoederd, schutblaadjes zijn breed eivormig in april/juni
Tuinaurikel groeit in de Alpen op 1000 tot 3600m hoogte en liefst op kalkhoudende grond, wordt 10-15cm hoog, Is beschreven in 1596.
subsp.balbisii var. obristii (Italiaanse botanist Gionna Battista Balbis, 1765-1831, Johann Obrist, 1854-1904, hortulanus aan de botanische tuin te München) uit N. Alpen en W. Karpaten heeft smallere bladeren dan het type die wat klierachtig behaard zijn, gewimperd en niet bepoederd, donker gele bloemen zijn geurend, kelk en bloemsteeltjes bepoederd.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De nieuwe kruidbeschrijvers hebben dit kruid de naam Auricula Ursi gegeven, dat is berenoor, en ze rekenen dat onder de soorten van Solidago. De naam Auricula Ursi of berenoor komt omdat de bladeren ‘s winters of als ze net uitkomen op de oren van beren lijken en dan is dit gewas zo gesteld dat men het zeer gauw voor een soort van donderbaard of navelkruid zou aanzien. Sommige Hoogduitsers noemen het Bernohren of Bar Sanikel’.
Berenoor, wordt in Engels ook bears ears, Frans oreille d’ors, Italiaans orecchio d’orso of berenoren genoemd. Omdat de bladeren met een wit stof bedekt zijn en naar de vorm, werd het gewas auricula ursi: berenoren, genoemd en daaruit ontstond de naam aurikel. Tuinaurikel, Duits Garten aurikel of Alpen-Aurikel, Franse primevere aricule, Engelse common auricula.
Dodonaeus (b) ‘Gesnerus noemt ze Lunaria arthritica. Sommige andere noemen het Paralytica en Sanicula Alpina. Matthiolus heeft het ook voor een soort van sanikel beschreven en laten schilderen. Deze kruiden heten ook Sanicula ursina’.
Dodonaeus © ‘Deze soort is van Clusius in Oostenrijk bij Wenen met grote menigte gevonden. De eerste soort van Clusius beschreven is in Oostenrijk Craftkraut en Schwindelkraut genoemd omdat de wortel daarvan zeer goed is om het hoofd te versterken en van bezwijming of draaiing te bewaren. Daarom plegen de jagers deze wortel veel te gebruiken omdat dat ze aan het voor het vermelde gebrek zeer onderhevig zijn als ze veel op de hoge steile bergen moeten klimmen, ander noemen het Wolsmeckende Schlussel-blumen. De Zwitsers noemen ze meest Flublumle, dat is bloempje van de steenrotsen’. Zwitsers Flühblümchen. Alpenschlüsselblume, Petergstamm, Zollitsch,Platenigl, Gemsbluaml (Boven Beieren).
(d) De in de Alpen gebruikelijke naam Platenigl of Platenga is uit Betonica ontstaan, een naam die vanaf de oudheid tot in de 16de eeuw voor sleutelbloemen werd gebruikt.
Ontwikkeling.
In het midden van de 16de eeuw werd de aurikel door Clusius verzameld en naar zijn vriend van Delft in België opgestuurd in 1582. (164) Rode, purperen, vleeskleurige, bleekrode, donkerrode, witte en witachtige of bleke sleutelbloemen die gewoonlijk in Nederland naar de Latijnse Primula Veris heten. Deze soorten van sleutelbloemen zijn van Clusius in Oostenrijk gevonden, niet ver van Wenen en meestal met rode bloemen en zijn daarom van hem Primula Veris rubro flore genoemd’.
Tegelijk stuurde hij de rood bloeiende Primula pubescens die hij van een bevriende dame uit Innsbruck ontvangen had. Ze werden vermenigvuldigd en naar verschillende kwekerijen opgestuurd zodat ze in 1595 al algemeen aangetroffen werden. Al spoedig waren er meer dan 1000 soorten die men verdeelde in Hollandse en Engelse, de gepoederde en mulatten.
Midden 18de eeuw werden sleutelbloemen duur betaald. Een tuin met sleutelbloemen in honderden kleuren werd mode.
Uit hortus eystettensis.
Werking.
Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Auricula Ursi bij de wonddranken gedaan of alleen gekookt kan de uitwendige en inwendige kwetsingen van de borst helen en genezen en bovendien ook, als sommige geloven, zo kan ze de scheuren en breuken van het ingewand bijeen halen en verbeteren als het ettelijke dagen achter elkaar gedronken is.
Voor allerhande wonden, voornamelijk van de borst en scheuren: Maak een afkooksel van dit gehele kruid en laat hiervan enige dagen achtereen drinken en leg de gestampte bladeren van buiten op. Matthiolus, Dodonaeus.
Tegen kloven in de handen of voeten dat door koude veroorzaakt is: Druppel er het sap in dat uit de bladeren geperst is. Brunfelsus.
De bladeren van Auricula Ursi noch groen (met of zonder bloemen) met de wortels gestampt en van buiten opgelegd kunnen niet alleen de overvloedige maandstonden op laten houden, maar helen de wonden zeer gauw toe al waren die in de borst en op zeer zorgelijke plaatsen van het lichaam en zijn ook goed tegen de pest. Andere zeggen dat de wortel van dezelfde eerste welriekende Auricula Ursi zeer geschikt is om de wijn een goede reuk te geven. Dezelfde wortel gekauwd of gegeten verdrijft de pijn in de tanden die van koude verkoudheid veroorzaakt is.
De vrouwen die hun mooiheid vermeerderen willen bestrijken hun aanzicht met het sap dat uit de bloemen van Auricula Ursi geduwd is omdat dat het zeer goed is om de plakken, rimpels en andere diergelijke gebreken van de huid wonderlijk goed af te vagen en laten vergaan.
Dit zelfde kruid wordt in Italië gebruikt van de jonge dochters die voor maagden willen genomen worden en zulks niet zijn, want het heeft een bijster verdrogende en eng makende kracht’.
Folklore.
Als bewijs van hun durf en moed wordt het bloempje dan ook door bergbeklimmers in de hoed gestoken. Ook wordt het wel bloempje, als teken van de alles overwinnende liefde, aan de uitverkorene gegeven. Het kruid zou de gemzen en jagers beschermen tegen duizeligheid.
Er wordt verteld dat het veel lof ontvangt voor de ziekte die ze geneest die veroorzaakt wordt door ‘onoplettend de zeehaas te eten’ dit arme, weerloze dier dat zo veel voorkomt aan de kust lijkt een groot gevaar te zijn geweest en zelfs het aanraken was gevaarlijk. Hoe het ‘onoplettend’ gegeten kan worden is een wonder, want het is opmerkelijk groot. Maar een grote hoeveelheid van deze plant werd aanbevolen tegen zijn verschillende inwerkingen.
36. uit J. Seboth.
Primula spectabilis, Tratt. (opwindend, bezienswaardig) groep i.
Stijve bladeren zijn langwerpig tot omgekeerd eivormig en 3-9cm lang, 1-4cm breed, spits en doorschijnend gestippeld, glanzend groen en klierachtig met gave en wat omgebogen, breed kraakbeenachtige randen.
De roze bloemen staan met 2-7 in een trosje en zijn 2-3cm in doorsnede, kelk met lancetvormige, stompe slippen in mei/juni.
Uit de Dolomieten en Karnische Alpen wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1879.
Prachtprimel.
37. uit www.albion-prints.com
Primula glaucescens, Moretti. (zeegroen blauwachtig) groep i
Lancetvormige bladeren zijn 3-10cm lang en dik, spits en blauwachtig/groen, glanzend wat naar binnen ombuigend met gave, breed kraakbeenachtige rand.
Bloemen staan met 2-6 bijeen en zijn lila/roze, 2-3cm in doorsnede met niet uit gerande bloembladeren, kelk is klierachtig met lancetvormige, spitse slippen, lijnvormige schutblaadjes zijn wat roodachtig in mei/juni.
Uit Z. O. Alpen wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1826.
Meergrüne Primel.
38 uit www.wulfen-wiki.de
Primula wulfeniana, Schott. (Franz Xavier von Wulfen, Oostenrijkse botanicus, 1728-1805) groep i.
Langwerpige tot elliptische bladeren zijn 2-5cm lang en 0.5-1cm breed, stijf en spits, donker blauw/groen en glanzend met klierachtig, breed kraakbeenachtige randen.
Stengel met 1-3 donker roze bloemen met witte keel, 2-3cm in doorsnede met rode bloemsteeltjes en klierachtige kelk met eivormige, stompe slippen in mi/juni.
Uit O. Alpen wordt 2-5cm hoog,
Wulfens primrose. Wulfen-Primel.
39. uit commons.wikimedia.org
Primula clusiana, Tausch. (Charles de lÉcluse of Clusius, Vlaamse botanicus, 1525-1609) groep i.
Eivormige bladeren zijn stevig en 2-9cm lang, 1-3cm breed, spits tot stomp en glanzend donker groen, gaaf met smalle kraakbeenachtige rand, gave, klierachtige bewimperde randen.
Bloemen staan met 1-6 bijeen en zijn lila/roze en 2.5-3cm in doorsnede, kelk is klierachtig, schutblaadjes zijn lancetvormig en purperachtig in mei/juni.
Uit de Oostenrijkse Alpen wordt 5-10cm groot.
Clusius-primel, Nordostalpen-Primel, Rotes Gamsveigerl, Roter Zollitsch en Jägerblut.
41. subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
Uit www.steingartenpflanzen.de
Primula hirsuta, L. (ruigharig) is de meest voorkomende roodbloeiende alpensoort. groep 1.
Klierachtig behaarde plant.
Omgekeerd eivormige bladeren zijn 3-15cm lang en 1-4cm breed, stomp en aan de top getand, bruinachtig/geel behaard.
Tros van lang gesteelde en 1.5-2.5cm grote lila/roze bloemen met klierachtig behaarde keel, vliezige schutblaadjes zijn eivormig en stomp in april/juni.
Kalkarme grond.
De ruige komt op 16-2000m voor, op de Monta Rosa zelfs tot 3600m. Clusius noemde het Auricula ursi tertia. Wordt 7-10cm hoog. Is beschreven in 1792.
Behaarde sleutelbloem, Engelse hairy leaved of stinking primrose.
Behaarte Primel, Behaarte Schlüsselblume, Drüsenhaar-Primel, Drüsige Primel en Roter Speik.
44. uit Curtis botanical magazine.
Primula villosa, Jacq. (viltig behaard) groep i.
Geheel met rode klierharen bezet.
Omgekeerd eivormige bladeren zijn 3-10cm lang en 1-4cm breed, stomp en fijn getand.
Trosjes van 2-10 kort gesteelde lila/roze bloemen van 1.5-2.5cm grote bloemen met driehoekige kelkslippen en breed eivormige schutblaadjes die stomp zijn in april/mei.
Uit Zwitserland wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1768.
Beersanikel of Peterstamm.
46. Uit Saint-Hilaire.
=Primula minima, L. (klein) groep i.
Stijve blaadjes zijn wigvormig en 1-3cm lang, 4-8mm breed en glanzend groen, aan de top getand.
Bloemstengeltjes zijn korter dan de bladeren met 1-2 zacht roze, ca. 2cm grote bloemen met witachtig behaarde keel en omgekeerd hartvormige, 2spletige bloemhoofdjes in mei/juli.
Uit O. Alpen, Karpaten en Bulgarije wordt 3-5cm hoog. Is beschreven in 1819.
Var. alba heeft witte bloemen.
Var. caulescens verschilt doordat de bloemstengels langer zijn dan de bladeren en door de donkerder roze gekleurde bloemen.
Var. fimbrata heeft fijn ingesneden bloemblaadjes.
Dwergsleutelbloem, Blauer Speik, Teufelsabbiss bij Gesner, Sauspeik en Gamswurz. (Dodonaeus) ‘Deze Auricula Ursi groeit veel bij Innsbruck. De Hoogduitsers noemen het Rotte Schlussel-blumen’.
Zwerg-Primel , Bergboeren noemen het Hab mich lieb.
48. uit Curtis botanical magazine.
Primula integrifolia, L. (gaafbladig) groep 1.
Langwerpige tot elliptische bladeren zijn stijf en 1-3.5cm lang, 0.5-1cm breed, stomp en gaafrandig, glanzend groen en gewimperd.
Stengeltjes zijn klierachtig behaard met 1-3 lila/roze, 2-2.5cm grote bloemen, schutblaadjes zijn lijnvormig en roodachtig in mei/juni.
Uit de Midden Alpen en Pyreneeën wordt 3-6cm hoog.
Var. albiflora heeft witte bloemen.
Entire leaved primrose. Breitblättrige Primel.
49. uit J. Seboth.
Primula tyrolensis, Schott. (uit Tirol) groep i.
Breed/eivormige tot bijna ronde bladeren zijn 1-3cm lang en 0.5-1.5cm breed, stomp en klierachtig, donker groen en aan de top wat getand.
Klierachtige stengels met 1-2 lila/roze bloemen van 1/5-2.5cm in doorsnede met witte, klierachtige keel en een kelk met eivormige, stompe slippen, lijnvormige schutblaadjes in mei/juni.
Uit Tirol en Z.W. Alpen wordt 2-5cm hoog.
Südtiroler Primel.
51. uit C. Loddiges.
Primula marginata, Curt. (gerand) groep i., subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
Langwerpige tot omgekeerd eivormige bladeren van 2-10cm lang en 1-4cm breed zijn stomp en gezaagd/getand, jonge bladeren zijn bepoederd, de oudere alleen aan de randen.
Trosjes van lila/blauwe 2-3cm grote bloemen met purperachtige kelk en driehoekige, wat bepoederde slippen, schutblaadjes zijn breed eivormig en bladachtig, bepoederd in april/mei.
Uit de Zee Alpen Cottische Alpen wordt 5-15cm hoog,. Is beschreven in 1777.
Marginate primrose, Geweltrandige Primel.
52. uit J. Graf.
=Primula carniolica, Jacq. (uit Karinthie, Carniolie) groep i. subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
Omgekeerd eivormige tot langwerpige bladeren zijn 5-15cm lang en 1.5-5cm breed, stomp met kraakbeenachtige rand.
Roodachtige stengels met 2-8bloemige trossen.
Bloemen zijn 1.5-2.5cm groot, lila/roze met wit bepoederd oog in april/mei.
Oostenrijk, Julische Alpen wordt 10-25cm hoog. Is beschreven in 1826.
Carniolan Primrose.
53. subgenus Auriculastrum sectie Auricula subsectie Euauricula.
54. uit J. Seboth.
Primula glutinosa, Wulf. (kleverig, gluten) groep 1.
Lancet/wigvormige bladeren zijn 2-6cm lang en 4-8mm breed, tamelijk stijf en stomp, wat getand en klierachtig.
Donkergroene stengel met 1-6 geurende en 12-18mm grote violet/blauwe bloemen met uitgerande bloemblaadjes, kelk is klierachtig met eivormige, stompe slippen in juni/juli.
Kalkarme grond.
Uit de Alpen en Tirol wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1824.
Naam.
Kleverige sleutelbloem, sticky primrose, Duitse Klebrige Primel Barsanikel, Roter Speik, Rosspeik in Tirol of blauer Speik, de zogenaamde “Speikböden” van de Tiroler Alpen ziet op deze plant en niet op de echte speik (Valeriana celtica) (Dodonaeus) ‘Die van Hoog Stiermarckt noemen het Ross speick, dat is Nardus van de paarden’.
55. uit Curtis botanical magazine.
Primula deorum, Vel. (van de goden) groep i.
Langwerpige tot lancetvormige bladeren zijn 2.5-4cm lang en 5-8mm breed, stijf en spits, klierachtig en donker groen met kraakbeenachtige, gave rand.
Stengels zijn klierachtig en bovenaan rood/bruin met eenzijdige 5-10bloemige trossen.
Donker violet/purperen bloempjes van 12-15mm in doorsnede met donker groene kelk die klierachtig is en smal driehoekige, spitse slippen in mei/juni.
Uit Bulgarije wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1905.
Rila primrose, Rila cowslip, God’s cowslip.
57. subgenus Sphondylia sectie Sphondylia.
uit Curtis botanical magazine.
Primula verticillata, Forsk. (kransvormend) komt uit Arabië.
Dit is een vorm met gele en geurende bloemen. Deze plant kwam in 1825 in Duitsland in cultuur.
Engelse Abyssinian primrose, whorled primrose.
groep III subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit www.rbge.org.uk
Primula wilsonii Dunn var. anisodora (Balf. f. & Forrest) A. J. Richards (Engelsman Ernest Wilson 1876-1930, Engels botanicus en plantenverzamelaar vooral in China) (Primula anisodora, Balf. & Forr. (anijs geurend), groep iii.
Niet behaarde en niet bepoederde plant.
Smal langwerpige bladeren zijn 15-20cm lang en 5-7cm breed, getand, de voet in ene gevleugelde steel uitlopend.
Stengels met 3-5 kransen van 4-8 bloemen.
Kelk met eivormige/driehoekige en fijn gewimperde slippen, trechtervormige bloemen van 18mm groot is zeer donker purper met geel oog en aan de buitenkant pruimen/blauw gekleurd in juni/juli.
Anijs geurende plant met waarschijnlijk de donkerste bloemen van allen.
Uit Yunnan wordt 30-60cm hoog.
Etageprimula, Anise primrose.
Subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit www.flickr.com
Primula aurantiaca, W.W.Sm. & Forr. (oranjeachtig) groep iii.
Dunne bladeren zijn omgekeerd lancetvormig en 12-16cm lang, 2.5-3.5cm breed, stomp en getand, de voet in een smal gevleugelde steel uitlopend met wat bepoederde achterkant.
Stengels met 2-6 kransen van 6-12 bloemen, kelk met smal langwerpige, gekartelde slippen, kort gesteelde bloemen van 18-30mm groot zijn oranje/rood in juni/juli. De vruchtdragende stengels gaan vaak liggen en brengen dan aan de top een nieuwe bladrozet voort.
Uit Yunnan, wordt 20-30cm hoog. Etageprimula.
Subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit www.biolib.de
=Primula burmanica, Balf. & Ward. (uit Birma) wordt 50-60cm hoog, groep iii.
Omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 30-40cm lang en 5-10cm breed, stomp en getand met aflopende voet.
Stengels met 3-6 kransen van 18-24mm grote, karmijn/purperen bloemen met klein oranje/geel oogje, kelk is van binnen wit bepoederd met smal lijnvormige en toegespitste slippen in juni.
Burma primrose.
Subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Primula chungensis, Balf. & Ward. (Chung vallei in N. W. Yunnan) wordt 40-80cm groot, groep iii
Langwerpig/eivormige bladeren zijn tot 8cm lang en tot 3cm breed, gekarteld, de voet kort uitlopend in een breed gevleugelde steel.
Stengels zijn bovenaan wit bepoederd met 3-5 kransen van 4-9 geurende donker oranje/gele bloemen, bloemdekslippen zijn omgekeerd eivormig en ruim 0.5cm lang, klokvormige kelk in mei/juni.
Primula x chunglenta Mullig. = woordkruising en kruising van chungensis x pulverulenta, staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in, uit groep iii.
Bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, stomp, de voet in een steel uitlopend.
Stengels zijn bovenaan bepoederd met 4-6 bloemkransen.
Bloemen van 2.5cm groot zijn oranje met fluwelige bruine ring in het midden, bloemsteeltjes en kelk zijn bepoederd in mei/juni. 50-70cm hoog.
Groep IV, subgenus Aleuritia sectie Capitatae.
Uit L. van Houtte.
Primula capitata subsp. craibeana, Balf. & W.W. Sm. (kopvormig en G. Craib, 1882-1933, Schotse botanicus) groep iv.
Omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 8-14cm lang en 1-2cm breed, spits en getand, donker groen, de voet in de smal gevleugelde steel uitlopend, achterkant geel bepoederd
Hangende purperen bloempjes van 9mm lang zijn aan de buitenkant geel bepoederd, ook de kelk en schutblaadjes zijn geel bepoederd in juni/juli.
Uit Sikkim wordt 20-40cm hoog,
Primula capitata subsp. crispata, Balf. & W.W. Sm. ( gekroesd), groep iv.
Smal langwerpige tot omgekeerd eivormige bladeren zijn 6-12cm lang en 2.5-4cm breed, stomp en uitgerand/getand, donker groen, de voet in een lange, groene, breed gevleugelde steel uitlopend.
Kort gesteelde bloempjes zijn wijd open staand en lila tot licht purper gekleurd, aan de buitenkant wit bepoederd, bloemstengels, schutblaadjes en kelk zijn ook dicht wit bepoederd in juni/juli.
Uit Sikkim wordt 20-30cm hoog.
Primula capitata subsp. mooreana, Balf. & W.W.Sm. (F. Moore, hortulanus van de botanische tuin te Glasnevin bij Dublin, geboren in 1857), groep iv.
Breed lancetvormige tot langwerpige bladeren zijn 10-15cm lang en 4cm breed, stomp en zwak getand, donkergroen met sneeuwwit bepoederde achterkant.
Bijna zittende bloempjes van 1.5cm lang zijn violet en aan de buitenkant wit bepoederd, tongvormige schutblaadjes zijn 1.5cm lang en 4mm breed, aan de top soms zwak getand, stengels, schutblaadjes en kelk zijn dicht wit bepoederd.
Uit Sikkim wordt 30-40cm hoog.
Primula capitata Hook. subsp. sphaerocephala (Balf. f. & Forrest) W. W. Sm. & Forrest (kogelhoofdig) (Primula sphaerocephala, Balf. & W.W.Sm.) groep iv.
Langwerpige tot omgekeerd eivormige bladeren zijn dun en 8-12cm lang, 2-2.5cm breed, stomp en zwak uitgetand/getand met aflopende voet, de achterkant wat bepoederd.
Stengels zijn bovenaan wit bepoederd.
Kort gesteelde bloempjes zijn donker purper met een zachte geur en wit bepoederde buitenkant, ingesneden schutblaadjes zijn wit bepoederd in juni/juli.
Uit Yunnan wordt 20-30cm hoog.
Groep V.
60 subgenus Auganthus sectie Auganthus.
Uit L. Van Houtte.
Primula praenitens, Ker‑Gawl. (zeer glanzend) (=Primula sinensis)
Deze zeer bekende kamerplant is heel anders dan de andere primula’s.
De stam is kort en houtachtig.
De rimpelige bladeren ontspringen direct vanaf de grond, 10cm groot en meestal donkergroen en diep gelobd. De gehele plant is zacht behaard.
Uit de sprekende bladvorm ontplooien zich de groene kelken tot een omgekeerde baret waaruit witte of rozerode kroontjes uitsteken.
30cm hoog.
De kamerprimula’s zijn er nu in vele kleuren, ook dubbele vormen en bezitten een opvallende opgeblazen bloemkelk. De vormen met gefranjerde bloemen, de Fimbriata typen, vallen veel op.
‘Beauty de Nice’ met zachte zalmkleurige bloemen.
‘Blender’ blijft laag met donker oranje bloemen.
‘Cote d’ Azur’ met helder blauwe bloemen.
‘Dazzler’ met helder scharlaken bloemen.
‘Defiance’ met donker fluweelrode bloemen met bruin oog.
‘Mont Blanc’ met grote witte bloemen.
‘Papa Volpp’ met fluweelrode bloemen met geel hart.
Vormen. Uit Redoute.
De Chinese sleutelbloem is afkomstig uit China en in 1833 werd de Chinese in Europa bekend.
Volgens de Witte kwam de plant al in 1820 in Europa, met oorspronkelijk lichtpaarse bloemen. Een tiental jaren later verkreeg men witte en nog later een met ingesneden bloemblaadjes, vervolgens gestreepte en tenslotte gevulde bloemen, met sierlijker bladen en donkere en heldere rode bloemen.
De eerste potprimula die in Europa kwam was de Chinese Primula sinensis. Men vond ze op 5000 m hoogte in de Himalaya en Tibet. Omdat die zijn prachtige bloemen meestal in de winter ontvouwt verkreeg het al snel grote bekendheid, vooral omdat het gewas tot verlopingen neigde en bloemen bracht waarvan de kroonbladen gaafrandig of gefranjerd waren. De gefranjerde komen vooral bij de gevuldbloemige voor die als anjerbloemige een aparte groep vormen.
De moderne veelkleurige primel zou in de tuin van Doctor Buxton in Greenwich ontstaan zijn.
Naam.
Kamerprimula’s worden wel Chinese sleutelbloemen genoemd, omdat de meeste afkomstig zijn uit China, vooral uit de provincie Yunnan, Duitse Chinesische Primel.
62. subgenus Auganthus sectie Cortusoides.
Primula sieboldii, Morr. (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna) groep v (Primula amoena (bekoorlijk)
Gehele plant is behaard.
Lang gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig en 6-10cm lang, 4-6cm breed, gegolfd/gelobd en getand, helder groen met hartvormige voet.
Flinke trossen van grote bloemen die variëren van purper/roze tot wit met trechtervormige kelk die bijna even lang is als de bloembuis met lijnvormige, spitse slippen in mei/juni. Elk zaaisel brengt afwijkingen voort, bijna geen twee planten zijn aan elkaar gelijk en vele planten hebben fantasienamen ontvangen die alleen vermeerderd kunnen worden door scheuren en wortelstek.
De Japanse werd door Ph. Fr. von Siebold, Duitse arts en botanicus, 1796-1866, uit Japan naar zijn etablissement in Leiden gestuurd en niet lang daarna aan een Engelse firma verkocht. De eer voor invoering werd dan verder in Europa aan de Engelsen toegekend. Wordt 20-30cm hoog.
Is beschreven in 1865.
63, subgenus Auganthus sectie Obconicolisteri.
Uit Addisonia.
Primula obconica, Hance. (omgekeerd kegelvormig) Behaarde plant.
Hartvormig/rode bladeren.
De kogelsleutelbloem heeft kogels op meer dan 20cm lange stelen staan. De bloemen verschijnen in ronde trossen en zijn er in verscheidene kleuren, geeft vanaf de herfst de hele winter door bloemen met rijke aren in wit, blauw, karmijn of donkerrood.
Is afkomstig uit W. China. Het plantje werd door fa Veitch in cultuur genomen. In 1880 kwam de plant in Engeland voor de eerste keer tot bloei en zijn zegetocht door de Europese tuinen was aangebroken zodat het de Chinese overvleugelde.
Het Grandiflora type heeft grotere bladeren maar ook zeer grote bloemen.
Het Gigantea of Arendsi type bloeit met witte, roze, rode, lila en zelfs blauwachtige bloemen.
De groep Fimbriata heeft gefranjerde bloemen.
‘Aalsmeer’s Rose’ met grote donker roze bloemen.
‘Appelbloesem’ met appelbloesem kleurige bloemen.
‘Fassbender’ met grote rode bloemen.
‘Koningssee’ lichtblauwe bloemen.
‘Sneeuwlawine’ met grote witte bloemen.
Allergie.
Het blad scheidt primuline af, dit geeft huidgevoeligheid voor gevoelige mensen, selecties zijn ervan die deze stof niet bezitten en dus geen ontstekingen meer geven. Poison of German primrose.
70. subgenus Auganthus sectie Cortusoides.
Uit H. Andrews.
=Primula cortusoides, L. (Cortusa-achtig), groep v.
Behaarde plant.
Gesteelde bladeren zijn eivormig en 6-9cm lang, 4-6cm breed, gekarteld/gelobd en helder groen met hartvormige voet.
Roze bloemen staan in een tros en zin 1.5-2cm in doorsnede, bloemsteeltjes even lang als de kelk en kelk met lancetvormige slippen in mei/juni.
Volgens de Witte kwam de Siberische sleutelbloem in 1794 in de tuinen, voornamelijk in wetenschappelijke inrichtingen voor. Dit duurde tot ongeveer 1850 toen een Japanse cv. bekend werd en de plant in de belangstelling kwam. Uit Altai en Siberië, wordt 20-30cm hoog.
71. uit www.robsplants.com
Primula saxatilis, Kom. (op steenachtige grond groeiend) groep v.
Lang gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig en 5-8cm lang, 3-5cm breed, ingesneden/getand en behaard met min of meer hartvormige voet.
Stengels steken ver boven het blad uit en zijn onderaan behaard, met 4-10 bloemige trossen
Lila/roze bloemen van 2cm in doorsnede met twee maal zo lange bloembuis als de kelk, bloemsteeltjes zijn langer dan de kelk en schutblaadjes zijn lijn/lancetvormig en behaard, driehoekige kelkslippen zijn spits en kort behaard in mei/juni.
Uit Mandsjoerije en Korea wordt 20-25cm hoog.
Rock primrose.
80. subgenus Auganthus sectie Cortusoides.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula polyneura Franch. (met veel nerven) (Primula lichiangensis, Forr. (Lichiang gebergte in Yunnan, Z. China) groep v. (Primula veitchii, Duthie. (Jas. Veitch & Sons, kwekers te Chelsea, Engeland)
Behaarde plant.
Gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig en 5-8cm lang, 3.5cm breed met hartvormige voet, gelobd/getand en roodachtige behaarde achterkant.
Trossen van 5-10 geurende purper/roze bloemen van 2-3cm groot met groot, groenachtig/geel oog en purperen helmknoppen, klokvormige kelk en lancetvormige slippen in mei/juni.
Wordt 20-35cm hoog.
Uit Szechuan wordt 25-30cm hoog. Is beschreven in 1905.
Kruisingen van veitchii x sieboldii gaven de Lemoine hybriden. Gewonnen door V. Lemoine, kweker uit Nancy, Frankrijk.
Staan in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in, worden 25-30cm hoog, groep v
Bloeien met 3.5cm grote, geurende karmijn/roze bloemen met groot oranje/geel oog en tweelobbige bloembladeren in mei/juni. Bladeren zijn gebobbeld en helder groen met behaarde achterkant.
‘Ville de Nancy’ heeft dieper gekleurde bloemen met ingesneden bloembladeren en sterker behaarde bladeren.
83. subgenus Auganthus sectie Monocarpicae.
Primula malacoides, Franch. (Malva-achtig, mogelijk naar de kleur, rode/roze kleuren)
Lang gesteelde bladeren met wat wit bepoederde achterkant.
Lange bloemstengels met bloemen die in kransen die op elkaar staan, lila/roze met dik wit bepoederde bloemkelk.
Is afkomstig uit China, Yunnan. Is in 1906 beschreven.
‘Eriksoni’ groeit forser met grote karmijn/roze bloemen.
‘Fire Globe’ gedrongen groei met donker karmijn/rode.
‘Gratulation’ blijft laag met vroege donker zalm/roze bloemen.
‘Salmon Surprise’ groeit gedrongen met zalmkleurige bloemen.
‘Wadenswiler Purpurea’ met lila/purper bloemen.
‘White Giant’ met witte bloemen.
Dit is een bloeiende potplant die overal ter wereld gebruikt wordt. Aanvankelijk was het weinig bloeiend, maar door veredeling werden er grotere bloemen en meer kleuren verkregen. Kenmerkend is de dichte bepoedering van het blad, vooral de bloemstengels.
Een meerjarige plant die als eenjarige gekweekt wordt.
Fairy of baby primrose.
Groep II.
91. subgenus Auganthus sectie Bullatae.
92. Uit Curtis botanical magazine.
=Primula forrestii, Balf. (George Forrest, Engelse plantenverzamelaar en botanicus, 1873-1932) groep ii.
Houtige wortelstok.
Lang gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig en 10-20cm lang, 3.5-6cm breed met wat hartvormige voet, stomp en vlak, gekarteld tot getand en donker groen met behaarde en goudgeel bepoederde achterkant, jonge bladeren zijn rimpelig en klierachtig behaard met zeer dicht bepoederde achterkant.
Stengel is wat klierachtig behaard met 10-25bloemige tros.
Geurende bloemen variëren van licht geel tot oranje/geel met donkerder oogje en 2cm in doorsnede, aan de buitenkant behaard, kelk met driehoekige tot langwerpige, spitse slippen, schutblaadjes zijn breed lancetvormig en gaafrandig in mei//juni.
Uit Yunnan wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1909.
Groep XI.
97. subgenus Primula sectie Primula.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Primula veris, L. de geslachtsnaam stamt van het Latijnse primus: de eerste, en de soortnaam veris, ver: de eerste in de lente. (Primula officinalis, Hill.)
Groep xi.
Bruine wortelstok.
Eivormige tot eivormige/langwerpige bladeren van 5-10cm lang en 3-6cm breed, stomp en rimpelig, getand met helder groene achterkant die wat behaard is, bladsteel breed gevleugeld.
Blad loze bloemstengel is langer dan de bladeren en behaard.
Geurende bloemen staan in trossen en zijn klokvormig, 10-15mm groot en dooiergeel met 5 oranje vlekken in de keel, kelk is 1-1.5cm lang in april/mei.
Bloeit iets later dan elatior en verlangt een iets minder vochtige plaats, droge weiden en bosranden in gematigd Europa, Azië.
‘Albiflora’ heeft witte bloemen.
‘Pallida’ heeft zacht gele bloemen.
De eerste in de lente is een stengelloze vorm, zacht behaard die veel trossen geurende bloemen draagt.
De bloei is vrij plotseling en dan massaal. Opmerkelijk is dat de gele bloemen groen worden bij drogen. Bij vele cv’s ontwikkelt zich de kelk in de vorm van een bloemkroon zodat twee gelijke bloemen in elkaar schijnen te steken. Honing zit diep in de bloembuis en is geschikt voor hommels, bijen en vlinders, bijvoorbeeld de citroenvlinder.
Uit Midden-Europa wordt 15-25cm hoog. Komt voor in vochtige loofbossen en drassige moerasweiden op voedselrijke humeuze gronden, vooral in beekdalen en brongebieden.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt deze kruiden gewoonlijk in het Latijn Primula Veris omdat ze wel de eerste zijn van alle kruiden die in de lente uit de aarde plegen te spruiten of ten minsten omdat ze van de eerste zijn die bloeiende gevonden worden, de Fransen noemen het primevere, in het Italiaans fiore de primavera, de Engelsen primrozen. Primula Veris quorundam is de kleine soort van madelieven en zo genoemd omdat ze vroeger bloeit dan de andere’.
(578) De Engelse naam primrose komt van het Latijnse prima rosa. De kleine hoogtegebergte bewoner die de eerste: primus, voorjaarskleur geeft. Dit woord zou stammen van oud-Frans prime, een overeenkomst met het Latijnse primula: wat kleine eersteling betekent. Deze naam was niet altijd bestemd voor de Primula vulgaris. In zijn oorspronkelijke vorm, fiore di prima vera: of voorjaarsbloem, werd dit woord bij oude herbaristen gebruikt voor de meibloem, Bellis. (De daisy die in de 16de eeuw nog primrose werd genoemd. Matthiolus gebruikte de naam voor primula en madelief) Later werd de naam gebruikt voor de nu bekende primula, Duits Fruhlingsblume. Door verandering van primaverola, door de Franse spraak in de 13de en 14de eeuw, werd dit veranderd tot primverole of tot primevere, Duits Primel, bij de Engelsen prymrole, primerolle en een gemakkelijke verandering tot primrose. Chaucer gebruikte het woord primerolle en Shakespeare gaf eerst de laatste naam, door een s te gebruiken. In de 18de eeuw werd het woord wel verkort tot primel. Spaans primula of yerba de San Pablo, Portugees primavera, Boheems petrolinka, Pools pirzwiosnka, bij de Italianen prima-vera, Hongaars kukorics De Russen noemen het baraneike: klein lam.
Dodonaeus (b) ‘Men noemt ze soms Herba Paralysis of Paralytica omdat deze kruiden zo goed en krachtig zijn om de weedom van de leden en van de zenuwen te verzoeten, bij de Italianen herba paralisi’.
De Engelsman Gerard, 1597, kende het als palsywort, Engels palsey wort en een oud Frans woord is herba a paralysie. Zonder twijfel is dit een nauwe botanisch verbintenis met de herba paralynsis van de oude herbaristen. In deze fabel wordt verhaald dat de primrose eens een jonge man was. Paralysos, zoon van de godin Flora, die gescheiden van zijn geliefde, wegkwijnde en stierf. Hij werd door zijn moeder in een bloem veranderd. Paralyse: betekent verlamming en een genezing, mogelijk door het trillen van de bloemen, daarom wordt het in Engels palsy wort genoemd of herba paralysis. Een aftreksel van de bloemen wordt bij de oude schrijvers aanbevolen om trillingen te genezen en zou ook de hersens en zenuwen sterken.
Dodonaeus © ‘De Italianen noemen het bracho di cuculo, brache cuculi of brache di cuco of cognol en ook lattuca selvaggia. De Fransen noem ze cocu of brayes de cocu’.
In Frankrijk deelt het met de gele narcis de populaire naam van coucou en in het Rijngebied is het de Kuckucksblume of kuckoo flower, Italiaans brache cuculi of brache di cuco
Dodonaeus (d) ‘Dat grootste geslacht (wat dubbele sleutelbloem zijn) van sleutelbloemen wordt tegenwoordig in het Latijn Herba Sancti Petri genoemd, in het Hoogduits Sant Peters kraut, Schlusselblumen, in het Nederduits Sint Peeters-kruid. De Hongaren noemen het kachá verag, andere Sinte Peeters-kruid en Clavis Sancti Petri op het Latijns’.
St. Petrus: Grieks petra: rots, als symbool van vastheid en betrouwbaarheid. De discipel Sim(e)on, de zoon van Jona, ontving deze naam van Christus: Mattheus 16: 18: “En ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen..”. Op grond van deze laatste woorden wordt Petrus vaak afgebeeld met sleutels in de hand en als wachter van de hemelpoort.
St. Pieterskruid, Duitse Petersschlussel, Engelse herb Peter en St. Peter’s wort, ook St. Paulsblume. Buiten de oude legende om is een er een legende die de nederige kleine bloem met St. Pieter verbindt. Op een dag hoorde St. Pieter geruchten in de hemel dat de mensen toestemming vroegen om via de achterdeur binnen te gaan in plaats van de hoofddeur waarvan hij de hoeder was. Hij werd zo geagiteerd dat hij zijn achterdeursleutels liet vallen zodat niemand daar meer binnen of buiten kon komen en daar op de aarde ontsprong een lieflijke voorjaarssleutel.
Dodonaeus (e) ‘De Hoogduitsers noemen het Himmelschlussel en bij ons hemelsleutel of sleutelbloemen’.
Hemelsleutel werd door Hildegard van Bingen Hymelslozzel of Himmelsluzela genoemd. Bij Trochus, 1517, verschijnt het als Slusselblume. De primula heeft alle kracht van de zon, bij melancholie en waanvoorstellingen wordt het kruid op het hart en bij hoofdziektes op de kaalgeschoren schedel en borst gebonden, zo verdrijft het de boze sappen. Kippen en eenden dienden een handvol primula’s en violen te krijgen zodat ze niet door kwade krachten beïnvloed werden. Fraulischlossli of-schuhli, Heiratschlussel, Himmelschlossel of Schlusselblumen bij Bock.
Sleutelbloem, Duitse Echte Schlüsselblume Frühlings-Schlüsselblume (Zwitserland), Arznei-Schlüsselblume en Himmelschlüssel of Schlusselblume, oud-Hoogduits Himilsluzzil, Engelse keys of heaven, hemels-, Maria-, of vrouwenoogjes, in Wells dagrau Mair: Maria’s tranen, Noorwegen Marienoeglebaand of sleutelbloemen van Maria Tijdloze namen die getuigen van de hoge achting uit oud Germaanse traditie en op mythische oorsprong duiden.
De plant gold als een heilzaam en ontsluitend middel die toegang gaf tot verborgen schatten. Haalt men de gele kroon eruit dan blijft de kelk over, een sierlijk slot met sleutelgat achterlatend. Het is een echte sleutelbloem, omdat ze in het voorjaar de lente ontsluit, of omdat de bloemstengels op een baard van een sleutel lijken. De plant werd door de goden aan de mens gegeven om daarmee schatten te ontdekken. Bij het vinden van het bloeiende kruid moet de sleutelmaagd, Freya, verschijnen. In de Noorse mythologie behoort de plant toe aan Freya, die aan de Duitsers de naam gaf van Frau, bij ons vrouw, ook vrijen. Het is de sleutelmaagd, dit naar de sleutel die ze in haar kroon draagt. Ze ontsluit het voorjaar, het nieuwe leven. In de Christelijke traditie werd het de Maagd Maria, de sleutel van moeder natuur. In sommige delen van Duitsland is het de sesam of geluksbloem die rotsen opent en schatten geeft. Bij dit soort verhalen wordt de held veelal naar binnen geleid door een mysterieuze lady, (Freya of haar Duitse pedant Bertha) De primula werd voor schatgraven gebruikt, het was de springwortel.
Het is de eerste voorjaarsbrenger en komt in overvloed als anderen schaars zijn. Als de vogels zingen, de bijen hommen en de eerste groene bladen zich ontvouwen dan ontlokt het suggesties van vreugde. De primula verschijnt met zijn gouden jas en hierin zie je zijn donkere ogen afsteken. De bloem heeft een geur van het bloemenveld. Die geur suggereert de lichte tint van de bloem en sterker wordt de geur in de avond en zeer zoet als het bloempje in een bosje aangeboden wordt.
Dodonaeus f) ‘Het wordt ook Betonica alba en witte betonie genoemd omdat de bladeren van dit kruid enige gelijkenis met die van betonie schijnen te hebben’.
Ook de naam Betonica werd voor primula’s gebruikt Bathenge en weiss Bathonien bij Bock, weiss Betonien bij Fuchs en verbasterd tot Bastenge Batinggut, Platenigen en de Zwitserse naam Badonikli.
Dodonaeus (g) ‘Ze zijn hier te lande bekend met de naam hofbloemen, de Engelsen coweslipe’.
Bossleutelbloemen heten in het Engels coeslippe en Silvarum Primula in het Latijns’.
Engels bedlam cowslip of common cowslip. Ook de cowslip heeft een sprookjesrol. In sommige plaatsen van Engeland is de plant bekend als fairy cups en verbonden met het elfenvolk. Zijn gele bloem is bekroond met 5 oranje vlekken, freckled cowslip, King Henry V 2, 49. De 5 vlekken zijn de gaven van de elfenkoningin en hierin ligt de kracht. Shakespeare verzekert “These be rubies fairy favours”.
We krijgen een goed idee over de grootte van Oberon, koning van de elven, en Titania, zijn vrouw, als we zien dat Ariël in de kelk kon kruipen van een van die kleine gele bloempjes en dat elven in eikelsschalen zich konden verbergen. Zijn beschrijving van de cowslips als “pensioners” van Titania is interessant omdat koningin Elisabeth aan haar hof te Londen altijd omgeven was door 50 van de edelste, nobelste, grootste en knapste jonge mannen. Rijk gekleed en bedekt met juwelen, acteerden ze als eregard en waren bekend als gentlemen pensioners. Waar de koningin reisde daar reisden zij;
“The cowslips tall her pensioners be;
In their gold coats spots you see;
Those be rubies, fairy favours,
In their freckles live their savours;
I must go seek some dewdrops here,
And hang a pearl in every cowslip’s ear”.
In zijn tijd was het de geliefde bloem van de jeugd. Elk jaar in april gingen die naar de velden en haalden de bloemen. Zo maakten ze de cowslip-balls, of “tossies”. Dit door de bloemen dicht opeen te pakken, vast te binden en vlak onder de top zodicht mogelijk de steel eraf snijden.
In “A Handful of Pleasant Delights”;
“Cowslips is for counsel
For secrets us between
That none but you and I alone
Should know the thing we mean
And if you will thus wisely do
As I think to do best
Then have you surely won the field
And set my heart at rest”.
Als glinsterende druppen beginnen te vallen kijken kleine gezichtjes hoopvol door de grasbladen naar een vriendelijke cowslip. Een moment later klimmen kleine wezens op de stengels en verdwijnen in de dichtstbijzijnde bloemenbel. Dan verschijnt een symfonie van zachte zoete geluiden en wie het kan verstaan hoort de muziek van het feeënland.
De bloem bevat veel honig, een favoriet van bijen. In Tempest;
“Where the bee sucks, there suck I
In a cowslip’s bell I lie”.
Ook werd er de cowslip wine van gemaakt, een heerlijk geurende amberkleurige drank die getrokken wordt van de nectar van de bloemen. Het zou de geur van wijn verbeteren. De wortel heeft een sterke anijsgeur en zou zo gebruikt zijn om de wijn te geuren.
“Pale cowslip, fit for maiden’s early bier”.
De “crimson drops i’ the bottom of a cowslip”: zijn vlekken. De cowslip is zo genoemd zijn omdat de cow aan de bloem likt met zijn lips.
Sommige schrijvers menen dat het plantje zo heet omdat de bloem lijkt op de lippen van een koe. Weer andere omdat het net zo ruikt als de koe ademt.
Het vee eet deze plant niet waardoor ze veel voorkomt op graslanden waar vee graast.
De naam cowslip is verbonden met het Angelsaksische cusloppe of coweslepe, dit werd in oud-Engels cu-sloppe of cu-slyppe. Het cuslyppe is geen kuslip, maar staat voor cu: een koe, en slyppe: kleverige of slijmige substantie, met andere woorden, koeienmest. De plant zou daar ontspringen waar de vlaaien waren gevallen.
Aan de andere kant maakte hij een kleine kleurengrap in A Midsummer Nights Dream. Thisbe, in dit wonderlijke komische spel, verhaalt:
“These lily lips
This cherry nose
These yellow cowslip cheeks”.
(h) ‘Men noemt ze in het Grieks Arthetica of Arthritike’.
Duitse Gichtblumen of jichtbloemen. Maerlant, ‘Primula, dat is een kruid, het eerste dat in de lente uitkomt en is de eerste dat bloemen draagt. Dat kruid, zoals men gewaagt, gekookt in rode wijn is een volmaakte medicijn om te drinken in alle nood tegen dat zware euvel groot’. Hij bedoelt hier jicht.
(i) ‘De dubbele Engelse sleutelbloemen heten in het Latijn Primula hortensis Anglica omnium maxima & serotina, floribus plenis’.
(j) Duitse Eieraugli, Eierblume, Fastenblume, Mollkraut.
Gebruik.
(164, 311, 309) Tegen beroerdheid, lamheid, jicht en bederven of ontsteking van het bloed: Kook dit kruid in schoon water en laat hiervan drinken, of geef een ons van het sap in. Gesnerus, Dodonaeus, Lobel.
Tegen steen in de nieren en blaas: Neem de wortels van dit kruid, kook ze op in wijn en als het door gezeefd is laat hiervan een roemertje vol gelijk innemen. Dodonaeus.
Tegen tandpijn: Neem de wortels van sleutelbloemen, week ze in azijn en haal hiervan wat in de neusgaten op. Joh. Schroderus. Men prijst de sleutelbloemen zeer om de smart van de leden en gebreken der zenuwen te genezen.
Het sap van de bladeren van sleutelbloemen wordt zeer nuttig gegeven diegene die van binnen of van buiten enig lid gescheurd, gebroken of verstuikt hebben. Fuchsius.
Het water daar de wortels van sleutelbloemen in gekookt zijn met salie en marjolein is goed in alle koude gebreken van de hersens en van de zenuwen en daarom geeft men dat zeer nuttig te drinken aan diegene die bevende leden hebben of verward en geslagen zijn en daarvan komt de Latijnse naam Herba Paralysis.
Als deze kruiden in bloei staan plag men daar van een water te distilleren, wel verstaande nemen daartoe het hele gewas, (zowel wortels als bloemen) wat zeer goed is tegen de slapheid van het hart en van het ganse lichaam, want het versterkt en verkloekt wonderlijk zeer de krachten van het hart.
Als iemand pijn in het hoofd heeft zal zijn voorhoofd met het gedistilleerd water van dit kruid baden en nat maken en zal daar grote baat in vinden.
Behalve dat deze kruiden in warme moes taartjes en eierkoekjes en salade geen kwade smaak hebben, als voor gezegd is, zo wordt dit kruid zeer goed gehouden voor het hoofd, zenuwen en het rotten van de vuile humeuren die uit de verzamelingen spruiten of ontstekingen van het bloed en wordt daarom gehouden voor een wondkruid.
De vrouwen van Italië plegen de bloemen van dit kruid in witte wijn te weken te stellen met de wortelen van Fraxinella en daarna distilleren ze daar een water van waarmee ze hun aanzicht ’s morgens en ’s avonds wassen om de huid van het aanzicht net en blinkend te maken en rimpelen of fronsels weg te nemen.
(411) Men gebruikt de afgetrokken, gedroogde bloemen voor een thee, 2 gram op een achtste liter water die als volksmiddel vanwege zijn zweetdrijvende werking tegen verkoudheid, borst en onderlijfproblemen, tegen duizeligheid en migraine gebruikt werd. Een afkooksel van de wortelstok, 10 gram op een kwart liter water, werd als slijmlozend middel bij borstziektes gebruikt, jicht, reuma en verlammingen. Kneipp beveelt de thee aan tegen gewrichtsreuma en migraine’.
De bloem werd vroeger gebruikt in de artsenij en als huismiddel. Sinds de oudheid werd het gebruikt tegen verlammingen, het zou stotteren tegen gaan, werkt kalmerend en helpt tegen slapeloosheid. Er werd een rustgevende thee van gemaakt die slijmoplossend werkt en goed is bij verkoudheid. Een destillatie van de bloem voegt schoonheid toe of herstelt wanneer die verloren is, verwijdert alle vlekken, rimpels en andere blaam. De bloem bevat veel honig, een favoriet van bijen. De wortel bevat een niesmiddel en werd verder gebruikt tegen kneuzingen en reuma.
Uit hortus eystettensis.
Historie.
(411) Op plantengeografisch gronden is het dat de echte sleutelbloem in oude schriften niet vermeld worden. De plant komt in Griekenland niet en Italië alleen in het noordelijke deel voor. Ook de in Italië en Griekenland groeiende geelbloeiende soorten als Primula acaulis en Primula suaveolens schijnen in de schriften van de ouden niet aangegeven te zijn. Dat de plant Dodecatheon of twaalfgodenbloem bij Plinius onze sleutelbloem is twijfelachtig of niet. Dat kruid zou naar Plinius in water gedronken alle ziektes helen. De beschrijving dat het zeven sla-achtige bladeren heeft die uit een wortel ontspringen past zeer weinig op onze plant. Ook de 16deeeuwse kruidzoekers hebben te vergeefs bij de ouden naar een sleutelbloem gezocht. Brunfels heeft willen aangeven dat sommigen het zochten als synoniem voor de herba paralysus of paralytica, wat een middeleeuwse naam was voor de sleutelbloem die verlammingen en slagen (vandaar ook Schlagkraut genoemd) helen zou. De H. Hildegard voerde het onder de echte Duitse naam Hymelslozel op, maar het ontbreekt bij A. Magnus. Konrad von Megenberg noemt de bloem die de landsmensen himmelsluzzel noemen, wat duidelijk lijkt, maar de andere namen die hij de plant geeft als oculus porci of zwijnogen en veltpluom passen niet goed op de bloem. Ook dat de wortel door ‘lustige’ mensen en zwijnen gegeten wordt laten vermoeden dat het niet om onze plant gaat. Overigens worden de jonge bladeren die in het voorjaar uitschieten als salade gegeten. In de Gart der Gesuntheit te Mainz 1485 dat de slysselbloemen, de afbeelding laat zien dat het om onze plant gaat, ‘diss krut bruchet man zu keyne artzney mee wan zu dem gegicht an dem lybe wie das syn mag’ staat er in de tekst. Onder gegicht is hier wel de jicht te verstaan en vooral dat de oude artsen het paralysis noemden, Gichtkraut. De kruidboeken van de 16de eeuw geven het onder verschillende namen weer als herba paralysis bij Brunfels, verbasculum odoratum bij Fuchs, primula veris bij Matthiolus, arthritica bij Gessner; jichtkruid, en Betonica alba (waarvan de namen als Batenge, Bakenge, Makenge en Badonikli stammen e.d.) als een naam die nog vaak voorkomt. De naam arthrica slaat op het gebruik van de bloemen in het volksgebruik tegen jicht. Zeer geliefd zou de sleutelbloemwijn geweest zijn waarvan Tabernaemontanus van schrijft die het tegen jicht en verstopte zenuwen aanbeveelt, het was wel een drank voor hoog gestelde personen, hoewel we in Engeland zien dat er toch door de landslieden een soort bier van genaakt werd.
Bock schrijft dat de trotse vrouwen de bloemen destilleren, het met wijn mengen en daarmee wassen ze hun gezicht waarmee ze hopen alle ongeregeldheid van de huid weg te wassen. Het is hetzelfde gebruik als andere voorjaarsgebruiken, maarts water en mei dauw.
Het gebruik tegen geelzucht komt vanwege de gele bloemen. Hetzelfde doen jonge primulabloempjes door ze in te slikken laten ze de koorts vergaan, zijn goed tegen hals blaren, tandpijn etc. als een meisje in de goede week een sleutelbloem vindt trouwt ze hetzelfde jaar en krijgt hem die ze lief heeft. Voorjaarsbloemen hebben een demonen werende kracht, ze worden voor zonsopgang geplukt, aan het vee gegeven etc.
Linnaeus zette P. vera en elatior tezamen.
Folklore.
(187A) Een lieflijke voorjaarsgroet. De Grieken betaalden hoge prijzen voor invoer uit het noorden. Daarmee hangt het geloof aan anti diabolische krachten van deze plant samen. Bij de Grieken mochten alleen de priesters en geneeskundigen deze plant plukken. Bij de noordelijke volkeren bezaten alleen de druïden dit recht.
Bij de oude Galliërs stond de plant in hoge aanzien.
Helende priesters brouwden er een wonderdrank van voor vermindering van het lijden. Om de planten te krijgen gingen ze met ontblote voeten de velden op en verzamelden ze deze planten onder het prevelen van bezweringsformules in. Men schreef ze wonderbare werkingen toe maar pas dan als de priester ze onder zijn kleed geplukt had zonder dat zijn ogen erop gerust hadden. Baldur, de Germaanse levensgod, bestrafte diegene die ze uit de spruitende aarde haalde. Huis en dieren van deze boosaard werden voor immer met ziekte en onheil bestraft.
De naam hemelsleutel slaat daarop de plant als hemel openend voorjaarskruid gold. In het volksgeloof gold ze als een schut en vruchtbaarheidsmiddel. In de Noorse mythologie behoorde het tot de planten die door elven en nixen geliefd was. Ook worden er van sages verhaald waar de sleuteljonkvrouw een grote gouden sleutel op haar kroon draagt en de plant de gave gaf verborgen schatten te vinden.
Een schaapherder zag eens op een ongewone tijd een sleutelbloem, niet ver van een ruïne. Hij stak de bloem in zijn hoed en bemerkte tot zijn niet geringe verbazing dat het in een gouden sleutel veranderd was. Plotseling verscheen hem een hemels wezen die hem aanriep de geheime deur van een nabijgelegen berg open te maken en van de rijkdom daar weg te nemen, maar het “beste” niet te vergeten. Hij volgde de raad op, maar liet echter bij het verlaten de bloem liggen. Zo had hij het “beste” laten liggen en sindsdien was de berg voor hem gesloten.
De legende vertelt hoe Bertha een kind lokte door met een primula de deur van een betoverd kasteel te openen. Het kind kwam in een kamer die met primula’s bedekt was, waar goud en juwelen waren opgestapeld. Als die weggenomen waren moest de primula teruggebracht worden, anders zou de persoon gevolgd worden door een zwarte hond.
Shakespeare.
Zijn bedauwde hoofd hangt in de weilanden.
Het was een plant die in de liefdesdranken van de middeleeuwen voorkwam. Het is een bruidsbloem die gedragen werd in bruidsboeketten. Ook komt het plantje voor in de dichterlijke poëziealbums. Bij jonge meisjes werd het op de boezem gedragen als een trouwe liefde om de trouw of valsheid van een lover te ontdekken.
A Midsummer Night’s Dream:
“And in the wood where often you and I
Upon faint primroses-beds were wont to lie”.
Het heerlijke woud waarin wij op de primula’s lagen.
De primrose is een lieflijke bloem vol speelsheid “The primrose path of dalliance”: het pad van dartelheid, Hamlet I, ii 50. De sleutelbloem, in Duitsland is het de Heirathschlussel, in Ierland de samhaircin: de meibloem, de voorjaarsbrenger.
“The violets, cowslips, and the primroses
Bear to my closet”.
Er is altijd blijdschap bij het zien van de eerste lichte gele primula’s na een lange winter. In The Two Noble Kinsmen:
“Primrose, first born child of Ver,
Merry spring-time’s harbinger”. Ver van Frans vert: groen, de harbinger is een boodschapper
Meestal klingelt er een mist van zorgen door in dit liefdessymbool. Als liefdesteken is het gewas bepareld met de dauw en wordt aangeboden aan vriendin. Er zit een gelijkenis in. Biddende zie je haar in tranen, met een lichte kleur en slappe stengel, haar liefdesconditie. ‘Pale primrose’, zegt de lieflijke Perdita, “pale primrose that die unmarried ere they can behold bright Phoebus in his strenght”. Lichte primula’s bloempjes sterven ongetrouwd voordat ze de heldere Phoebus in al zijn kracht kunnen omarmen. Phoebus is de zon. Voor de bloemen is hij als de bruidegom. Zij wachten op zijn komst. Het is een embleem niet alleen van jonge liefde maar van verwelkte, vergane liefde. Als jonge maagden, die in hun tienertijd opbloeien, opzien naar een geliefde en dan sterven. Een bloem die tranen voortbrengt. Gebruikt als grafplant om de doden te bedekken en op te graven te strooien. Zo verwijst Shakespeare in Cymbeline iv, ii, 220 naar die ontroerende passage waar Arviragus Fidele in een trance ziet en denkt dat ze dood is en dat hij haar droeve graf met lieflijke bloemen, de lichte primrose, zal bedekken;
“ll sweeten thy sad grave; thou shalt not lack.
The flower that’s like thy face, pale primrose”.
vergelijk Milton in Lycidas “the rathe (vroege) primrose that forsaken dies.” “cowslips wan that hang the pensive head”.
Ze komen in maart, Hamlet” they come not single spies. But in battalions”.
Hij koos deze fijne kleine bloem om het omlaaggaande pad van kwaad levenden te beschrijven, zelfs tweemaal doet hij dat, eerst in Hamlet en weer in Macbeth waar de oude portier bij de kasteelpoort zegt:
“I had thought to have let in some...
that go the primrose way to the everlasting bon-fire”.
Mogelijk een temperend tapijt voor de weg naar the everlasting bonfire. Net als Phoebus worden ze geroosterd en branden weg.
Beets zingt ervan:
“ Waar ‘t sleutelbloempje zich vertoont
Daar, heet het, ligt een ding van waarde
Diep, diep verborgen onder de aarde
Ik zocht het, maar werd niet beloond
Ik vond er niets, en werd verstoord
Op die de zottepraat verdicht had
Al wat ik gravende uitgericht had
Was dit: een lieve bloem vermoord”.
Symbool van jonge liefde maar ook van verwelkte, vergane liefde.
Primrose day.
De nederige primrose is een heraldische bloem die de naam gaf aan een nobel Schots huis op wiens schild het motto staat; “Premiere jeunesse est charmante”, ofwel “vroege jeugd is lieflijk”. Het was ook de favoriet bloem van lord Beaconsfield. De bloem werd niet alleen bij zijn vereerders aangenomen als een embleem van politiek, maar het werd ook de naam van een festival, bekend onder de titel Primrose Day.
Symbolen.
Primula auricula: Symbool van schilderkunst. Komt nogal eens voor op schilderijen.
De rode aurikel is een symbool van gierigheid.
Primula, symbool van gebrek aan (zelf)vertrouwen.
,, groen gerande, symbool van val me niet lastig.
Primula veris, symbool van winnende sierlijkheid.
Primula veris, een rode var. symbool van, het mysterie van het hart.
Potprimula: Symbool van blijvende liefde.
97.
Primula veris subsp .canescens, Opiz.(grijs behaard) groep xi.
Lijkt in groei en bloeiwijze veel op veris maar verschilt er van door de grijsachtig viltige beharing aan de achterkant van de bladeren waarvan de voet in de steel uitloopt, donkergele bloemen zijn 1/5-2cm in doorsnede, kelk 16-20 mm lang in april/mei.
Uit O. en Midden Europa wordt 15-25cm hoog.
97.
Primula veris L. subsp. suaveolens (Bertol.) (zoet geurend) Gutermann & Ehren. (Primula columnae, Ten. (Fabio Colonna, Latijn Columna, 1571-1640, Italiaanse botanicus) groep xi.
Lijkt wat op veris.
Eivormige bladeren met hartvormige voet, de achterkant grijs viltig behaard.
Goud/gele bloemen van 14-20mm in doorsnede met klokvormige kelk van 16-20mm lang in april/mei.
Uit de Pyreneeën, W. Alpen, Apennijnen en Balkan wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1824.
Diverse subspecies; Primula veris subsp. columnae (Ten.) Lüdi (subg. Primula sect. Primula)
97.
Primula veris L. subsp. macrocalyx (Bunge) Lüdi . (grote bloembodem) (Primula macrocalyx) Bunge groep xi.
Lijkt veel op veris maar groeit forser met grotere bladeren waarvan de voet in de steel uitloopt, kelk van 15-20mm lang, grotere goud/gele bloemen van 18-28cm in doorsnede in april/mei.
Uit Turkestan, N. Perzië, Oeral en Kaukasus wordt 20-25cm hoog.
98. subgenus Primula sectie Primula.
Primula elatior subsp. carpathica, Fuss. (uit de Karpaten) groep xi.
Lijkt wat op elatior maar met meer opgeblazen kelk tijdens de bloei.
Bladeren zijn breed eivormig tot langwerpig en koter gesteeld, zeer rimpelig en fijn gekarteld, lichtgele bloemen in maar/mei.
Wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1882.
98.
Primula elatior subsp. intricata, G. & G. groep xi.(ingewikkeld, duister)
Verschilt van elatior door de minder forse groeiwijze en dichtere, kortere beharing, bladeren zijn smaller en eivormig/elliptisch, de randen sterk omgebogen met de voet in de steel uitlopend, achterkant groen.
Bloemstengel is ongeveer even lang als de bladeren.
Zwavelgele bloemen met buisvormige kelk en driehoekige, spitse slippen in maart/mei.
Uit de Pyreneeën en Z. Alpen, Balkan wordt 10-20cm hoog.
98. Uit J. Kops.
Primula elatior, Hill. (hoger, slank verheven) groep xi.
Eivormig/langwerpige bladeren zijn tijdens de bloei 4-8cm lang en 3-5cm breed, later veel groter, dun en gerimpeld, stomp, gekarteld tot getand, helder groen, de voet in een breed gevleugelde steel uitlopend, achterkant blauw/groen en behaard.
Bloemstengels zijn langer dan de bladeren en behaard met eenzijdige en 8-12bloemige trossen.
Geurloze bloemen zijn zwavel/geel met groenachtig/gele tot oranje/gele ring in het midden, 1.5-2.5cm in doorsnede, bloembladeren vlak uitstaand en lancetvormige kelkslippen die spits en veel korter zijn dan de bloembuis in maart/mei.
Groeit in Europa tot Siberië, wordt 10-25cm hoog,
Uit C. Loddiges.
Primula eliator subsp. pallasii, Pax.is gevonden door de botanicus Peter Simon Pallas, 1741-1811, in de Oeral in 1769-1770 en in de Kaukasus. Men noemde het eerst Primula pallasii, nu is het een ondersoort. groep xi.
Langwerpige tot elliptische bladeren zijn weinig of niet gerimpeld en zwak behaard.
Buisvormige kelk met zeer smalle en aan de top omgebogen slippen, licht geel in maart/mei.
Wordt 10-25cm hoog. Is beschreven in 1823.
99. Primula elatior subsp pseudoelatior, Kusn. (onechte elatior) groep xi.
Lijkt veel op elatior.
Eivormige bladeren zijn gerimpeld en gekarteld, de voet kort in de steel aflopend en groene achterkant die behaard is.
Helder gele bloemen met bloemstengel die even lang is als de bladeren, bloemsteeltjes en kelk zijn klierachtig behaard, kelkslippen zijn ongeveer even lang als de bloembuis, breed lancetvormig met omgebogen top in maart/mei.
Uit de Kaukasus, wordt 10-25cm hoog.
100. uit www.flickr.com
Primula elatior (L.) Hill subsp. leucophylla (Pax) Hesl.-Harr. (Primula leucophylla, Pax. (witte bladeren) (Primula ruprechtii, Kusn. (Franz Josef Iwanowitsch Ruprecht, Duits Russische botanicus, 1814-1870) groep xi.
Lijkt veel op leucophylla, verschilt er van door de kleinere en eivormige tot langwerpige, zwak gezaagde tot bijna gaafrandige bladeren waarvan de voet in een korte steel uitloopt, helde gele bloemen van 2cm groot in maart/mei.
Uit de Karpaten wordt 120-20cm hoog.
Uit www.flickr.com
Primula x digenea Kerner. (twee genen, de jongen lijken niet op de ouders) = kruising van vulgaris x elatior, staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in, groep xi.
Dunne bladeren zijn omgekeerd eivormig en fijn getand, de voet in de steel uitlopend.
Bloemstengels zijn ongeveer even lang als de bladeren met 5-12bloemige trossen.
Gele bloemen van 20-26mm in doorsnede in maart/mei.
Wordt 10-15cm hoog.
Ontwikkeling.
Werd gekruist met Primula juliae, Primula veris, Primula amoena, Primula anglica, Primula media, digenea en Primula vulgaris. Dit kruisen is vooral in Amerika gedaan en in Japan.
Ze worden 20-30cm hoog, groep ix.
Bladeren zijn vrij groot die na de bloei uitgroeien, eivormig/langwerpig, rimpelig en vaak gegolfd, gekarteld tot bijna gaafrandig, de voet uitlopend in de gevleugelde steel, achterkant behaard. Bloemstengels zijn meestal langer dan de bladeren en min of meer behaard. Flinke trossen van talrijke 3-4.5cm grote bloemen die variëren in alle tinten van wit tot geel, rood, violet of blauw met groter of kleiner geel oog, sommige gevlekt en andere goud/geel gerand, bloembladeren 2lobbig tot bijna gaaf of fijn getand. Kelk groenachtig tot roodachtig getint en wat behaard, ongeveer even lang als de bloembuis in maart/mei.
Elk zaaisel brengt andere afwijkingen, er zijn vrijwel geen twee planten gelijk. Deze vormen hebben vele fantasienamen gekregen
Bekend is bijvoorbeeld de Pacific Giant, waar ze hier verder gekweekt en vermeerderd werden.
De Elatior hybriden, die bekend zijn als tuinprimula’s verschijnen in een zeer groot kleurenscala.
Dit zodevormende plantje wordt een 25cm hoog. Het blad heeft opvallend rimpelig oppervlakte. Gele bloemen met naar 1 zijde gerichte schermen. Bloeit in maart. Is geschikt voor verwildering en houdt van een vochtige standplaats.
Naam.
Dodonaeus (a) ‘De sleutelbloemen zonder reuk heten in het Latijn Primula pratensis inodora, luteopallida, in het Engels ore-lippe’. Duits Barenohrli.
Engelse bardfield, true oxlip of great cowslip, Noors kusymre: koe-anemoon, Engelse oxlip, van oud-Engels oxanslyppe: ossenmest, om deze grover groeiende soort te onderscheiden van de meer delicate cuslyppe, de cowslip. Primula elatior is helder geel en groter en stoerder dan de andere twee. Vergelijk. Shakespeare alsof hij zich van het verschil bewust was in Perdita’s verhaal, The Winter’s tale, IV, “bold oxlips”. Van een vorm zijn de bloemen gedraaid en verkronkeld op een zeer vreemde manier en daardoor kreeg die van de vrouwen de naam Jack-an-apes.
(b) Tuinprimula of petunnekes, Fries ranke peaskeblom, Engelse garden polyanthus, Franse primevere de jardins, Duitse Gartenprimel.
© In Duits Batenge, Batenke, Badenechtli, Makenge, Platenigen, Zwitsers Badoniski, (zie P. veris)
(d) Medisch, Gichtkraut, Fundwundenblume
(e) Bloetijd, Osterblome, Fastenblume bij Bock, Zetterlose of Zitterlosa,
Hohe Schlüsselblume, Wald-Schlüsselblume, Himmelschlussel, Karkenslatel, Kirchenschlussel, weisse Schlusselblume bij Fuchs, Burgerschlussl, Pannkoksblome, Keilhacke, Primel, Bettlerschlusseli, Feldblum bij Megenberg, Auswartsbleaml, Gansbleaml, Radlbleaml, Zwitsers Handschuehbluemli, Teeblueme, Tubechropfli.
101. uit Curtis botanical magazine.
Primula amoena, Bieb. (bekoorlijk) groep xi.
Omgekeerd eivormige bladeren zijn 4-10cm lang en 2-4cm breed, fijn getand en wat gerimpeld, de voet in de lange steel aflopend, achterkant is grijs viltig.
Bloemstengels met eenzijdige en veelbloemige trossen.
Knikkende bloemen van 2-3cm groot zijn purper tot lila en roze/rood met lancetvormige schutblaadjes die toegespitst zijn.
Behaarde bloemsteeltjes in maart/mei.
Uit Armenië en Kaukasus wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1823.
102. uit J. Kops.
Primula vulgaris, Huds. (gewoon of vulgair) (Primula acaulis Hill. (zonder stengels) groep xi.
Omgekeerd eivormige bladeren tot langwerpig zijn 3-6cm lang en 3-4cm breed, zittend, stomp en getand, helder groen, langs de randen en aan de achterkant bij de nerven behaard.
Geen bloemstengel, wel zeer lange en behaarde bloemsteeltjes die ongeveer even lang zijn als de bladeren.
Bloemen variëren van zwavel tot donker geel en zijn ruim 2cm in doorsnede, bloembuis is wat langer dan de kelk in maart/mei.
Uit midden en Z. Europa, Kaukasus en Klein Azië wordt 8-12cm hoog.
Var. alba heeft witte bloemen met geelachtige keel.
Er zijn 3 subspecies; Primula vulgaris subspecies vulgaris. West en zuid Europa, gele bloemen.
Primula vulgaris subsp. balearica (Willk.) W.W.Sm. & Forrest. (uit de Balearische eilanden) witte bloemen. Primula subsp. sibthorpii (Hoffmanns.) (John Sibthorp, Engelse botanicus, 1758-1796) W.W. Sm. & Forrest. Balkan, zuidwest Azië, roze tot purperen bloemen.
groep xi.
Lijkt op vulgaris maar met zacht purper/roze tot donker purperen bloemen die iets eerder komen, februari/maart. De eerste gekleurde primrose.
Uit de Kaukasus, Krim en Thessalië, wordt 8-12cm hoog.
Naam, etymologie.
Deze soort kenmerkt zich door kleinere en donker gele bloemen die veel sterke geuren dan de anderen, de volksnamen zijn gelijk. Nieuwe soorten geven meer verschil tussen elatior en acaulis, ook veris met donker gele bloemen die sterk geuren vallen dan op. In de tuin is acaulis met zijn kleinere bloemen minder aanwezig dan de anderen al komen veel kleurveranderingen voor.
Stengelloze sleutelbloem, Engelse common primroze, Duitse Stängellose Schlüsselblume, Garten-Primel, Kissenprimeln.
In Duits Batinggut, Platenigen, zie voorgaande, Marzblume, Zitterrosli, een tijdeloze, Hangeln, Wiesenschlusselblume.
Engels baziers, bear’s ear, boar’s ear, common auricula, dusty miller, French cowslip, mountain cowslip of tanner’s apron.
Primula x praecox (vroeg) = kruising tussen vulgaris x sibthorpii, staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in, maar groeit forser, terwijl de bloemen variëren van wit tot geel en rood, purper, lila en blauw, wordt 8-12cm hoog.
Var pleniflora heeft dubbele bloemen in alle genoemde tinten.
‘Alba’ met witte bloemen.
‘Cloth of Gold’ met helder gele bloemen.
‘Sulphurea’ met zwavel/gele bloemen.
‘Mad. Pompadour’ met fluweelachtige donker karmijn/rode bloemen.
‘Croussei’ met violet/purperen bloemen. Gewonnen door F. Crousse, kweker te Nancy, Frankrijk.
‘Downshill Bluebird’ met lavendel/violetkleurige bloemen.
‘Downshill Plum’ met grote mauve kleurige bloemen. Deze laatste 2 zijn gewonnen door P. Murray Thomson, kweker te Downshill, Hereford, Engeland.
De primrose.
104. subgenus Primula sectie Primula.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula juliae, Kusn. (Julia M. Mlokosewitsch te Logadech in de Kaukasus, Russische plantenverzamelaarster, begin 20ste eeuw) groep xi.
Zodenvormende plant die uitlopers vormt.
Kleine eironde/niervormige bladeren zijn lang gesteeld en grof gekarteld, donker groen met wat hartvormige voet.
Geen bloemstengel.
Lang gesteelde bloemen zijn 2-2.5cm groot en helder violet/roze, steken boven de bladeren uit, bloembuis is ongeveer twee maal langer dan de buisvormige en kantig kelk met lancetvormige en toegespitste slippen in maart/juni.
Geschikt voor vochtige borders.
Uit de Kaukasus kwam in 1900 in cultuur, wordt 8-12cm hoog.
Juliana primrose.
Primula x pruhonicensis Zem. (Pruhonice bij Praag waar Fr. Zeman deze kruising heeft gewonnen) = kruising van praecox x juliae en staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in, 5-10cm hoog, groep xi.
Bloeit zeer rijk met grote bloemen in alle tinten van licht lila tot donker purper en zelfs wit, met kleinere of grotere geel oog.
Alle bloemen zijn wortelstandig, geen bloemstengel. Talrijke tuinvormen met vaak weinig verschillen.
‘Wanda’ met grote donker lila/purperen bloemen met goud/geel oog.
‘Bunty’ in violet/blauw met klein bleek/geel oog. Deze 2 zijn gewonnen door Messrs Baker, kwekers te Codsall, Engeland.
‘Gloria’ met 3-4cm grote warm purperen bloemen met helder geel oogje. Gewonnen door P. Rosenheim Esq liefhebber te East Molesy, Engeland.
‘Lisbeth’ met violetkleurige bloemen met helder geel, stervormig oogje. Gewonnen door Nonne & Hoeker, kwekers te Ahrensburg, Duitsland.
‘Vulva’ met fluwelige bloed/rode bloemen. Gewonnen door Clarence Elliot, kweker te Stevenage, Engeland.
‘Rubin’ met roodachtig/violette bloemen met geel oog. Gewonnen door K. Verboom, kweker uit Boskoop.
‘Lize Green’ met purper/violette bloemen met klein geel oog. Gewonnen door J. Groen, kweker te St. Pancras bij Santpoort.
‘Jewel’ met grote donker purperen bloemen met goudgeel oogje. Gewonnen door B.D Webster Esq liefhebber te Newton Abbot, Engeland.
‘Purpurkissen’ met mooie purperen bloemen.
‘Blauwkissen’ met helder violet/blauwe bloemen.
‘Schneekissen’ met zuiver witte bloemen. Gewonnen door G. Arends, kweker te Ronsdorf, Duitsland.
Duitse Teppichprimel.
109. subgenus Aleuritia sectie Muscarioides.
Primula pinnatifida, Franch. (geveerd) groep viii.
Gesteelde bladeren zijn langwerpig tot eivormig en 4cm lang, 1-2cm breed met wigvormige voet en gedeeltelijk geveerd ingesneden, aan de achterkant langs de nerven wit behaard.
Bloemtros is wat bepoederd, hangende, geurende en donker indigo/blauwe bloemen van 8cm groot met eivormige en wat stompe kelk en aan de top meestal getande slippen in mei/juli.
Uit Yunnan wordt 10-20cm hoog.
115 subgenus Aleuritia sectie Denticulata.
Groep VI.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula denticulata var. erosa Wall. ex Duby (getand) (Primula erosa, Wall.) (uitgebeten of afgeknaagd) groep vi.
Omgekeerd eivormige tot spatelvormige bladeren zijn 5-12cm lang en 2.5-4cm breed en sterk onregelmatig getand.
Groene bladstelen.
Veelbloemige tros van kort gesteelde, 12-15mm grote, kort gesteelde purperen bloempjes met twee maal zo lange bloembuis als de kelk, kelkslippen zijn lancetvormig en spits, driehoekige schutblaadjes zijn bepoederd in april/mei.
Uit Himalaya, wordt 20-35cm hoog.
116. subgenus Aleuritia sectie Denticulata.
Uit L. Van Houtte.
Primula denticula, Smith. (getand) groep vi.
Ei/lancetvormige bladeren zijn stomp en zwak getand tot bijna gaafrandig.
Stengels met eindstandige bloemhoofdjes.
Bijna zittende bloempjes zijn lila en 1.5cm groot, bloembuis is twee maal zo lang als de kelk, smal lancetvormige kelkslippen zijn spits, lancetvormige schutblaadjes in april/mei.
Het blad verschijnt meestal na of gelijk met de bloei en staan in een rozet en zijn getand, dentata. Uit de Himalaya stamt deze vorm waar het gewasje groeit op 2100 tot bijna 4000m hoogte, is daar een van de gewoonste planten en zeer variabel, verder in Tibet en Yunnan. In 1842 is het beschreven, wordt 10-20cm hoog.
Drumstick of Himalayan primrose. Kugelprimel.
116. uit picasaweb.google.com
Primula denticulata ‘Cachemiriana’ (Primula x cachimiriana Munro. (uit Kasjmir) = waarschijnlijk een kruising van denticulata x glomerata.
Groep vi.
Lijkt in groeiwijze op denticulata maar wordt forser.
Bladeren zijn 10-25cm lang en 5cm breed, aan de achterkant licht geel bepoederd.
Bloemstengels is licht geel bepoederd.
Bloeit iets eerder, april/mei, dan denticulata met grote bloemhoofdjes die variëren van violet tot donker lila en violet/rood. Die schakeringen zijn onder aparte namen in de handel gebracht.
Wordt 20-35cm hoog.
Var. albiflora heeft witte bloemen.
Naam.
Bol- of kogelprimula. De Duitse Ballprimel.
Primula erythrocarpa, Craib. (rode vruchten), groep vi.
Langwerpig/spatelvormige bladeren van 5-12cm lang en 2-4cm breed met gewimperde en getande randen, achterkant wat bepoederd en langs de nerven wat behaard.
Purper/rode stengels zijn spaarzaam wit bepoederd.
Hoofdjes van talrijke violet/rode bloempjes met langere bloembuis dan de kelk, bloemblaadjes met ronde top, lancetvormige kelkslippen zijn stomp en behaard, wat wit bepoederd, lancetvormige schutblaadjes zijn wat bepoeder in april, roodachtige vruchtjes.
Uit Bhutan wordt 25-35cm hoog.
Uit piran.wordpress.com
Primula glomerata, Pax. (in kluwens) groep vi.
Gesteelde bladeren zijn langwerpig tot spatelvormig en wat vliezig, 5-8cm lang en 1.5-3cm breed, stomp en onregelmatig getand, bladstelen zijn gevleugeld en rood, 4cm lang.
Dichte hoofdjes van kort gesteelde en 12-15mm lange purper/blauwe bloempjes met oranje oogje, bloembuis is ongeveer even lang als de kelk, lancetvormige kelkslippen zijn spits, schutblaadjes zijn lancetvormig en toegespitst, bloemsteeltjes, kelk en de buitenkant van de bloemblaadjes zijn geelachtig bepoederd in april/mei.
Uit Sikkim, Tibet en Nepal wordt 15-25cm hoog.
119. subgenus Aleuritia sectie Capitatae.
Groep IV.
Uit L. Van Houtte.
Primula capitata, Hooh. (hoofdvormig) groep iv.
Langwerpig/lancetvormige bladeren zijn 10-30cm lang en 1.5-2cm breed, meestal stomp en fijn getand, de bovenkant vaak wat bepoederd, de achterkant sneeuwwit bepoederd.
Dichte bloemhoofdjes van knikkende, zittende en purper/blauwe, ca 1cm grote bloempjes met lancetvormige, spitse schutblaadjes in juni/juli.
Uit O. Himalaya wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1904.
Var grandiflora heeft zeer kort gesteelde en 1.5cm grote bloempjes.
122. subgenus Aleuritia sectie Muscarioides.
Groep VIII.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula muscarioides, Hemsl. (Muscari-achtig) groep viii.
Smal langwerpige bladeren zijn 5-10cm lang en 2cm breed, stomp tot spits en gelobd/gekarteld, de voet aflopend in een korte gevleugelde steel, achterkant eerst wat behaard en later kaal
Stengel met korte cilindrische trossen.
Hangende bloempjes, zittend en tot 8mm in doorsnede zijn licht blauw met eivormige kelkslippen die spits en fijn getand zijn en gewimperd in mei/juli.
Uit Midden-China wordt 20-30cm hoog. Is beschreven in 1884.
125. subgenus Aleuritia sectie Muscarioides.
Primula watsonii, Dunn. (Charles Marson Watson te Annan, Engeland die deze plant heeft gevonden) groep viii.
Bladeren staan in een rozet, zittend en omgekeerd lancetvormig, 7-15cm lang, stomp en gelobd/gekarteld met aflopende voet, langs de nerven wat behaard.
Stengels zijn bovenaan donker geel bepoederd.
Eivormige bloemtros is geel bepoederd, hangen en niet gesteelde bloemen van 8-12mm lang, donker purper met een bloembuis die even lang is als de kelk, kelkslippen breed eivormig en stomp, gewimperd in mei/juli.
Uit Szechuan wordt 10-30cm hoog.
126, subgenus Aleuritia sectie Muscarioides.
uit Curtis botanical magazine.
Primula vialii, Franch. (werd ontdekt door Pere Delavay die het noemde naar zijn confrater Pere Vial) ) (Primula littonia, Forr (Litton, Engelse consul te Tengyeh in Yunnan, Z. China) groep viii.
Meestal tweejarige plant die in bloeiwijze van alle anderen af wijkt.
Bladeren staan in en rozet en zijn breed lancetvormig tot eivormig/langwerpig, 10-20cm lang en 2-3cm breed, de voet aflopend in een smal gevleugelde steel, stomp en getand, licht groen en behaard.
Stengel steekt ver boven de bladeren uit en is bovenaan bepoederd, eindigt in een 8-15cm lange aarvormige veelbloemige tros.
Hangende, zittende bloemen zijn 8-10mm in doorsnede, lila/purper, bloemknoppen purper/rood eivormige kelkslippen zijn scharlakenrood in mei/juli.
Heel aparte bloeiwijze heeft deze vorm, muscari-achtig of blauwe druifjes -achtig.
Tijdens de groei vraagt de plant veel vocht maar in de winter moet het zo droog mogelijk gehouden worden en wat bedekken.
Het is een rotsplant die in 1906 uit China naar Engeland werd gestuurd, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1909.
Var. robusta is in alles forser maar minder mooi, bloemen zijn meer lavendelkleurig en staan in 30cm lange trossen.
Wayside pagoda, poker of orchid primrose.
Groep VII.
128. subgenus Aleuritia sectie Aleuritia.
Uit alemming.narod.ru
Primula algida, Adam. (koud, in koude streken voorkomend) Groep vii.
Kort gesteelde bladeren zijn niet bepoederd en omgekeerd eivormig tot spatelvormig en 3-5cm lang, 1-2cm breed, stomp en niet behaard, fijn getand.
Bloemstengel is langer dan de bladeren met veelbloemige trossen.
Zeer kort gesteelde tot zittende bloemen zijn violet en 8-10mm in doorsnede, bloembuis is ongeveer even lang als de kelk, schutblaadjes zijn lancetvormig en lang toegespitst met wat zakvormige voet, kelk met groene, lancetvormige slippen in mei.
Uit Kaukasus, Turkestan en Altai wordt 10-20cm hoog.
Var. albiflora heeft witte bloemen.
Var. armena (uit Armenië) verschilt doordat de achterkant van de bladeren geelachtig bepoederd is.
Var. colorata (gekleurd) verschilt door de donker violetkleurige kelk en iets donkerder gekleurde bloemen.
Subgenus Aleuritia sectie Armerina.
Primula involucrata Wall. ex Duby subsp. yargongensis (Petitm.) W. W. Sm. & Forrest (Yargong, plaats in O. Tibet waar deze plant het eerst werd gevonden) (Primula yargongensis, Petitm.) groep vii.*
Kort gesteelde bladeren zijn eivormig tot elliptisch en 1-5cm lang, 7.5-15mm breed, stomp, gaafrandig tot zwak getand en donker groen.
Tros van 4-10 geurende en 2-2.5cm grote bloemen die variëren van licht mauve tot roze en purper met meestal een wit oog, lijn/lancetvormige schutblaadjes met aanhangsel in mei/juni.
Wordt 20-30cm hoog.
131. subgenus Aleuritia sectie Armerina.
Uit C. Lemaire
Primula involucrata, Wall. (met omwindsel) groep vii.
Eivormige bladeren zijn 1.5-3cm lang en 1-2cm breed, stijf en stomp, wat blauwachtig/groen
Tros met 3-6 lang gesteelde en geurende bloemen, 2cm in doorsnede, wit met geelachtige keel, bloembuis is twee maal zo lang als de kelk, kelkslippen zijn smal driehoekig, lijnvormige schutblaadjes met een lang aanhangsel in mei/juni.
Uit de Himalaya wordt 10-30cm hoog. Is beschreven in 1845.
132. Uit Curtis botanical magazine.
Primula sibirica, Jacq. (uit Siberië) groep vii.
Lang gesteelde bladeren zijn dun en elliptisch/rond tot eivormig en 1,5-2cm lang, 1-1.5cm breed, stomp en gaafrandig tot zwak getand, bleek groen.
Losse, veelbloemige tros van lang gesteelde 1-1.5cm grote lila/roze bloemen met bloembuis die ongeveer even lang is als de kelk en zeer korte kelkslippen, langwerpige schutblaadjes zijn stomp met aan de voet een zakachtig aanhangsel in mei.
Uit Siberië en N. China, W. Tibet wordt 6-18cm hoog. Is beschreven in 1798.
136. subgenus Aleuritia sectie Aleuritia.
Uit tomclothier.hort.net
Primula frondosa, Janka. (bebladerd) groep vii.
Kort gesteelde bladeren zijn dun en omgekeerd eivormig tot wigvormig, ruim 2.5cm lang en 1.5cm breed, wat gegolfd en scherp getand, de voet in de steel uitlopend, achterkant meestal wit bepoederd.
Los gevormde en veel bloemige tros van lang gesteelde en 1.5cm grote lila/roze bloemen, bloembuis is langer dan de kelk en driehoekige kelkslippen zijn spits, lijn/lancetvormige schutblaadjes met geen zakvormige voet in april/mei.
Uit de Balkan wordt 8-15cm hoog.
138. uit www.auriculaandprimula.org.uk
Primula darialica, Rupr. (Darial, plaats in de N.O. Kaukasus) groep vii.
Kort gesteelde bladeren zijn omgekeerd eivormig tot spatelvormig en 2-6cm lang, 1-4cm breed, stomp en getand, de achterkant meestal wat geelachtig bepoederd.
Bloemstengels zijn langer dan de bladeren.
Lang gesteelde bloemen zijn roze en 10-14mm in doorsnede, bloembuis is langer dan de kelk, kelkblaadjes zijn lijnvormig met wat zakvormige voet in mei.
Wordt 15cm hoog.
140. uit www.aspaker.no
Primula luteola, Rupr. (geelachtig) groep vii.
Dunne bladeren van 10-20cm lang en 2-4cm breed zijn lancetvormig/elliptisch en stomp, getand, de voet in de steel uitlopend.
Bloemstengel is langer dan de bladeren met veelbloemige tros.
Kort gesteelde bloemen zijn zwavel/geel en 1.5cm in doorsnede, bloembuis is twee maal zo lang als de kelk, lancetvormige kelkslippen zijn spits, lancetvormige schutblaadjes zijn spits met zakvormige voet in april/mei
Uit Kaukasus wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1867.
141. subgenus Aleuritia sectie Oreophlomis.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula rosea, Royle. (roze) groep vii
Bladeren komen hoofdzakelijk na de bloei en zijn ei/lancetvormig en 5-8cm lang, 1-2cm breed, stomp tot spits, gekarteld en getand, helder groen
Stengels van 5-10cm hoog met veel bloemige tros.
Kort gesteelde bloemen zijn 2cm groot en karmijn/roze met langere bloembuis dan de kelk en lancetvormige, toegespitste schutblaadjes met zakvormige voet, driehoekige kelkslippen zijn spits in maart/april.
Uit W. Himalaya wordt 1-20cm hoog. Is beschreven in 1879.
Var. grandiflora verschilt door de grotere bloemen die variëren van licht karmijn/roze tot intens donker karmijn/roze. Gewonnen door Max Leichtlin, kweker te Baden-Baden, Duitsland.
Bekende soorten zijn ‘Gigas’, ‘Grandiflora’ und ‘Mica Vissmer de Geer’.
In Duitsland wordt het plantje “moerassleutelbloem” of “rozensleutelbloem” genoemd. Himalayan meadow primrose. Sumpf-Primel oder Rosen-Primel.
143. subgenus Aleuritia sectie Aleuritia.
Uit C. Lindman.
Primula farinosa, L (met meel bestoven), groep vii.
Omgekeerd eivormige tot spatelvormige bladeren van 2-5cm lang en 1-2cm breed zijn stomp en getand, de voet in de steel uitlopend, achterkant wit bepoederd.
Bloemstengels zijn veel langer dan de bladeren.
Trosjes van lang gesteeld en 1-1.5cm grote lila/roze bloempjes met omgekeerd hartvormige en diep uitgerande bloemblaadjes, bloembuis is ongeveer even lang als de kelk, eivormige kelkslippen zijn driehoekig en meestal stomp, lancetvormige schutblaadjes zijn lang toegespitst met wat zakvormige voet in mei/juni.
Uit Alpen, Engeland en midden en N. Europa, Karpaten Siberië en N. Amerika wordt 10-20cm hoog.
Var. albiflora heeft witte bloemen.
Var. hornemanniana (Deense botanist Jens Wilken Hornemann, 1770-1841) heeft eivormige/langwerpige en fijn gekartelde/getande bladeren met niet bepoederde achterkant.
Naam.
(Dodonaeus) ‘Clusius houdt ze voor hetzelfde gewas dat in Duitsland Keiserlin genoemd plag te wezen, in het Latijn Caesar inter herbas of Regulus. Bij Wenen worden de bloemen Kreutzblumen genoemd of ook Klein rot Schlusselblumen, de boeren van Engeland noemen het birdeein, dat is vogeloog, met welke naam ze ook een ander kruid noemen wat Cardamina pratensis in het Latijn plag te heten’.
Melige sleutelbloem, Engelse birds eye primrose, Duitse Mehlprimel, Fraunauglein in Tirol, Lerchenblumle bij Gessner, Schulerblom in Oostenrijk, Kreuzbleaml, Moosbluemli, Hennenaugli, Muhleradli, Stieraugli.
144. uit J. Sowerby.
Primula scotica Hook (Schots) niet getande bladeren zijn het breedst in het midden.
Violette bloemen met een geel oog en een korte steel, 5-8mm doorsnee in mei en juni.
Groeit in Noord-Schotland voor op weiden en in duinen, langs de noordkust, Caithness en Orkney, Scottish primrose, Schotse sleutelbloem.
Subgenus Aleuritia sectie Soldanelloides.
Uit Curtis botanical magazine.
=Primula flaccida N. P. Balakr. (slap of los) (Primula nutans Delavay (knikkend) heeft vlezige bladeren.
Heeft grotere bloemen dan P. stricta, 10-20 mm in juni tot augustus.
Groeit in het noorden van Scandinavië.
Uit exviking.net
Primula scandinavica Bruun (uit Scandinavië) lijkt op Primula scotica en Primula farinosa, wordt hoger met meer en kleinere bloemen in juni-augustus.
Groeit alleen op kalkhoudende bodem van de bergen in het noorden van Scandinavië.
Uit G. Oeder.
Primula stricta Hornem. (stijf, strak) heeft kleine violet tot lila bloemen van 4-9 millimeter in juni-augustus.
Groeit in Scandinavië en IJsland.
Scandinavische sleutelbloem, Scandinavian primrose.
151. uit J. Seboth.
Primula longiflora, All. (lange bloemen) groep vii.
Omgekeerd eivormige bladeren zijn 2-7cm lang en 0.5-3cm breed, meestal stomp, getand tot bijna gaafrandig, de voet aflopend in de zeer korte en brede steel.
Veelbloemige trossen van lang gesteelde en 2cm grote violetkleurige bloemen met geel hartje, bloembuis is 2-3cm lang en veel langer dan de kelk, lang toegespitste schutblaadjes zijn getand met wat zakvormige voet, kelk met lancetvormige, spitse tot stompe slippen in mei/juni.
Uit de O. Alpen, Karpaten en Balkan wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1825.
Longflowered primrose.
Groep III.
162. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Primula serratifolia, Franch. (fijn gezaagde bladeren) groep iii.
Omgekeerd eivormige tot langwerpige bladeren zijn 10-15cm lang en 5-6cm breed, scherp getand en groen, de voet in de steel aflopend.
Stengels met vele kransen van zacht gele bloemen met oranje vlekken in het midden, kelk is van binnen bepoederd in juni/juli .
Uit Yunnan wordt 30-40cm hoog.
163. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit www.123rf.com
Primula bulleyana, G. Forr. (Werd door mr. Forrest in 1908 voor het eerst in Engeland ingevoerd in opdracht van .A.K. Bulley, eigenaar van kwekerij Bees Ltd. te Ness bij Liverpool) groep iii.
Ei/lancetvormige bladeren zijn 5-10cm lang, meestal stomp, de voet kort uitlopend in een breed gevleugelde steel, achterkant wat behaard.
Stengels zijn boven aan wat bepoederd, met 5-7 kransen van 10-18 bloemen.
Bloemen van 1.5-2cm in doorsnede zijn intens geel en aan de buitenkant oranje/bruin, kelk met driehoekige, van binnen bepoederde slippen in juni/juli.
Uit Yunnan wordt 40-80cm hoog. Is beschreven in 1909.
Candelabra primrose.
Uit www.biolib.de
=Primula x bullesiana Bees, = woordkruising en kruising van bullyanana met beesiana, staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in. Wordt 40-75cm hoog.
Bloeit in alle tinten van geel tot oranje, abrikooskleurig, lila, roze en scharlaken/rood. Ze lijken veel op P. sival-taroucana maar deze hebben een warmere en zachte kleur in juni/juli.
Etagen-Primeln.
164. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula prolifera Wall. (voor voortteling geschikte organen vormend) (Primula helodoxa, Balf.) groep ii.
Breed lancetvormige tot eivormige bladeren zijn 15-35cm lang en 3-7cm breed, stomp en fijn getand, rimpelig en helder groen, de randen omgekruld, de voet een brede en gevleugelde steel uitlopend.
Stengel met 6-8 kransen van 18mm grote, goud/gele bloemen, bloemtros en kelk zijn goud/geel bepoederd in juni/juli.
Uit Yunnan wordt 60-80cm hoog.
165. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit Curtis botanical magazine.
=Primula cockburniana, Hemsl. (H. Cockburn, Engelse consul in China en G. Cockburn, Engelse zendeling in China, die beide de vinder van deze plant behulpzaam waren) groep iii.
Tweejarige plant.
Omgekeerd eivormige tot langwerpige bladeren van 5-15cm lang, stomp en zwak gelobd, fijn getand en zacht groen, eerst wat behaard en later kaal, de voet in ene korte gevleugelde steel uitlopend.
Bepoederde stengels met 2-4 kransen van 3-7 oranje/scharlaken en 18-20mm grote bloemen, kelk met bepoederde slippen in mei/juli.
Uit Szechuan wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1905.
167. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit jardinsmichelcorbeil.com
Primula pulverulenta, Duthie. (bestoven of bepoederd), groep iii.
Zeer grote bladeren zijn omgekeerd eivormig tot omgekeerd lancetvormig en stomp, getand en gerimpeld, de voet in de gevleugelde steel uitlopend.
Stengel met vele kransen van 2.5cm grote donker purper/roze bloempjes met oranje/bruinoog, stengel, bloemsteeltjes en kelk zijn wit bestoven, kelkslippen zijn lancetvormig toegespitst in
mei/juli.
Uit Szechuan wordt 60-80cm hoog.
168. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit E. Step.
Primula japonica, Gray. (uit Japan) groep iii.
Omgekeerd eivormige tot langwerpige bladeren zijn 10-30cm lang en 4-8cm breed, stomp en getand, de voet uitlopend en een gevleugelde steel.
Stengel met 4-7 kransen van 2.5-3cm grote bloemen die variëren van rood tot roze en wit met geel of rood oogje, kelk is van binnen meestal bepoederd in mei/juli.
Deze primula houdt van vocht en schaduw.
Is al sinds eeuwen in Japan in cultuur waar er talrijke rassen zijn. Door de reiziger Fortune werd ze te Yeddo ontdekt. In 1861 kwam de plant aan in Engeland, beschreven in 1871, wordt 30-70cm hoog,
Japanese primrose of Japanese cowslip.
169. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Primula bulleyana Forrest subsp. beesiana (Forrest) A. J. Richards (Primula beesiana, Forr. (A. K. Bulley, handelaar en eigenaar van kwekerij Bees Ltd in Ness bij Liverpool, Engeland) groep iii.
Niet behaarde plant met houtige wortelstok.
Lang gesteelde bladeren zijn tamelijk stijf en lancetvormig, gekarteld tot getand, de voet in de smal gevleugelde steel uitlopend, de achterkant wat geel bepoederd.
Stengels zijn langer dan de bladeren en roodachtig, bovenaan geel bepoederd.
Bloemen staan in een tros en zijn lang gesteeld, goud/geel en ruim 1cm groot, bloemkroon en kelk goud/geel bepoederd, kelk met eivormige/driehoekige en spitspuntige slippen in mei/juni.
Komt uit China en kwam in 1908 in Engeland aan. De plant werd ingevoerd door Forrest die de planten zocht voor Mr. Bulley, de directeur van die kwekerij, hij voerde ook de Primula bulleyana in, wordt 60-80cm hoog,
Door kruisingen van deze planten met bulleyana en burmanica en andere zijn de zogenaamde Ipswich-hybriden ontstaan.
Candelabra primrose.
170. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
uit Curtis botanical magazine.
Primula poissonii, Franch. ( Poisson, Franse botanicus in de tweede helft van de 19de eeuw) groep iii
Langwerpige tot omgekeerd eivormige bladeren zijn 8-12cm lang en 2-4cm breed, getand en blauw/groen.
Stengels meestal met kransen van trechtervormige en ca 3cm grote purper/roze bloemen met goud/gele ring in juni/juli.
Uit Szechuan wordt 30-50cm hoog.
171. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Uit ww.rbge.org.uk
Primula wilsonii, (Ernest H. Wilson, Engelse plantenverzamelaar, 1876-1930) groep iii .
Langwerpig/eivormige bladeren zijn tamelijk stijf en 10-20cm lang, 2-3cm breed, stomp en getand.
Stengel met 3-6 kransen van 1.5-2cm grote violet/purperen bloemen met eivormig/driehoekige kelkslippen en lijnvormige schutblaadjes in juni/juli.
Uit Yunnan wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1902. Etageprimula.
Groep IX.
174. uit Curtis botanical magazine.
Primula parryi, Gray. (Charles Cristopher Parry. Amerikaanse botanicus, 1823-1890) groep ix
Dikke bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig en tot 20cm lang, 3-5cm breed, stomp tot bijna spits, gaafrandig tot fijn getand en donker groen.
Eenzijdige tros van lang gesteelde en geurende, 2.5cm lange purperen bloemen met goud/gele keel en klierachtige kelk met driehoekige, spitse en vaak roodachtige slippen in mei/juni.
Uit Colorado tot New Mexico, Nevada en Arizona wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1865.
Parry’s primrose.
175. uit Curtis botanical magazine.
Primula rusbyi, Greene. (Henry Hurd Rusby, Amerikaanse plantenliefhebber in de tweede helft van de 19de eeuw) groep ix.
Omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 6-8cm lang en 1.5cm breed, min of meer stomp en getand, de voet loopt uit in de lange gevleugelde steel.
Tros met 6-10 wat knikkende bloemen van 2cm grot, helder roze met langer bloembuis dan de kelk en smal lancetvormige kelkslippen die spits zijn in juni/juli.
Uit New Mexico tot Arizona wordt 10-15cm hoog.
Rusby’s primrose.
176. subgenus Aleuritia sectie Proliferae.
Groep X.
uit Curtis botanical magazine.
Primula secundiflora Franch..(tweemaal bloeiend of eenzijdig bloeiend) ( Primula vittata, Burr. & Franch. (breed gestreept) groep x.
Langwerpige bladeren zijn 5-15cm lang en 1-2cm breed, min of meer stomp en fijn getand met kort aflopende voet, gevleugelde bladsteel.
Stengels zijn veel langer dan de bladeren en bovenaan wit bepoederd.
Veelbloemige trossen van trechtervormige, purperen en ca. 1.5cm lange en brede bloemen met groenachtig/purperen kelk met wijd, wit bepoederde strepen en driehoekige, min of meer spitse slippen, schutblaadjes en bloemsteeltjes zijn wit bepoederd in mei/juni.
Uit Szechuan wordt 20-35cm hoog. Is beschreven in 1905.
181. subgenus Aleuritia sectie Sikkimensis.
uit Curtis botanical magazine.
Primula sikkimensis, Hook. (uit Sikkim) groep x
Gesteelde bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig/spatelvormig en 10-15cm lang, 3-5cm breed, spits en dubbel gezaagd, rimpelig met de voet aflopend in de steel.
Veel bloemige tros van lang gesteelde, trechtervormige en wat knikkende 2-2.5cm grote, geurende, zacht gele bloemen waarvan de bloembuis ongeveer even lang is als de bloemkroon en bepoederde kelk met driehoekige, spitse slippen in mei/juni.
Uit Sikkim en Szechuan wordt 40-70cm hoog. Is beschreven in 1850.
Himalayan cowslip.
183. subgenus Aleuritia sectie Sikkimensis.
Uit www.northemarknursery.co.uk
Primula alpicola, Stapf. (bewoner van de Alpen), groep x.
Lang gesteelde bladeren zijn elliptisch met wat hartvormige voet, 7-16cm lang en 3-8cm breed, stomp en gerimpeld, meestal niet behaard.
Bloemstengels zijn bovenaan bepoederd, veelbloemige trossen.
Bloemen van 2-2.5cm groot zijn zacht geel met oranje oog van binnen geelachtig bepoederd, kelk is licht bepoederd met driehoekige tot lancetvormige, spitse slippen in juni/juli, variabel.
Uit Tibet wordt 25-40cm hoog.
Primula alpicola (W. W. Sm.) Stapf var. violacea (Stapf) W. W. Sm. & H. R. Fletcher verschilt doordat de bloemen variëren van purper tot violet.
Primula alpicola (W. W. Sm.) Stapf var. alpicola. Moonlight primrose. Is verzameld in 1926 door Frank Kingdon-Ward. Kingdon-Ward gaf het de naam “Joseph’s Sikkimensis” naar Joseph’s jas van vele kleuren.
Primula firmipes subsp. flexilipes (IB Balfour & Forrest) WW Smith & Forrest; (stevige voeten en flexibele voeten) (Primula flexilipes, Balf. & Forr.) groep x
Lang gesteelde bladeren zijn eivormig/langwerpig en 4-8cm lang, 2-3cm breed met hartvormige voet, gekarteld, behaard en geel bepoederd.
Stengel is bovenaan geel bepoederd met 4-8bloemige tros.
Hangende bloemen zijn trechtervormig en geurend, geel en 2cm lang, aan de buitenkant bepoederd, kelk bepoederd en is veel korter dan de bloembuis, tot op de helft ingesneden met lancetvormige, spitse en omgebogen slippen in mei juni.
Uit Z. O. Tibet wordt 25-40cm hoog.
Subgenus Aleuritia sectie Sikkimensis.
Primula florindae, Ward. (Florinda, echtgenoot van de auteur, F. Kindom Ward in 1924) groep x
Zeer lang gesteelde bladeren zijn breed eivormig tot elliptisch en 15-20cm lang, 6-156cm breed met hartvormige voet, stomp en getand.
Stengel met grote, 30-40bloemige wit bepoederde tros.
Hangende en lang gesteelde bloemen zijn trechtervormig en geurend, zwavel/geel en 2-2.5cm lang, 1-1.5cm in doorsnede, witachtig bepoederd, bloembuis is veel langer dan de bloemkroon, kelk met wijd afstaande en driehoekige, spitse slippen in juni/juli.
Uit Z.O. Tibet wordt 60-120cm hoog.
Reuzensleutelbloem Giant of Tibetan cowslip.
Uit www.flickr.com
Primula waltonii, Walt. (Walton’s) groep x.
Langwerpige bladeren zijn 15-25cm lang en tot 7cm breed, spits en gerimpeld, bochtig getand met aflopende voet en geel bepoederde achterkant.
Stengel is wat geel bepoederd met een grote tros van lang gesteelde, hangende en tot 14mm lange purper/lila bloemen met een bloembuis die langer is dan de dicht geel bepoederde kelk, kelkslippen zijn langwerpig driehoekig en spits met omgebogen top in mei/juni.
Uit Tibet wordt 40-70cm hoog.
Subgenus Aleuritia sectie Sikkimensis.
Primula reticulata, Wall. (netvormig geaderd) groep x.
Zeer lang gesteeld bladeren zijn langwerpig/eivormig en 6-10cm lang, 3-4cm breed, stomp en gezaagd, rimpelig met hartvormige voet.
Veelbloemige trossen van lang gesteelde en knikkende geurende licht gele en ca 2cm grote bloemen met cilindervormige bloembuis, bloemsteeltjes, schutblaadjes en kelk zijn bepoederd, lancetvormige kelkslippen zijn toegespitst en omgebogen in mei/juni.
Uit Midden en O. Himalaya wordt 20-35cm hoog.
Groep IX.
188. uit Curtis botanical magazine.
Primula maximowiczii, Rgl. (Carl Iwan Maximowicz, Russische botanicus, 1827-1891) groep ix.
Elliptische, langwerpige bladeren zijn 3-5cm lang en 1.5-3cm breed, getand en spits, de voet aflopend in een gevleugelde steel.
Stengels eindigen in een dichte bloemtros, soms met een krans van bloemen.
Knikkende bloemen zijn donker purper en 1.5cm groot met omgebogen bloembladeren, bloembuis is tweemaal zo lang als de kelk, klokvormige kelk is groen met driehoekige, spitse slippen in april/mei.
Uit N. Midden China wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1910.
190. subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit prairibreak.blogspot.com
Primula nivalis, Pall. (sneeuwwit) groep ix.
Langwerpig/elliptische bladeren zijn 8-12cm lang en 1.5-3cm breed, gekarteld/getand, meestal stomp.
Bloemen staan in een tros, opstaand en kort gesteeld, purper en 0.5-2cm cm groot met groenachtig. purperen kelk, lijnvormige schutblaadjes die lang toegespitst zijn in mei/juni
Uit Altai en N. Mongolië wordt 8-20cm hoog. Is beschreven in 1790.
Var. farinosa is in alle delen kleiner dan het type, bladeren 5-8cm lang en 1.5-3cm breed, gaafrandig tot getand en aan de randen en achterkant bepoederd, bloemen zijn meer in een krans geplaatst en lila/purper.
Snowy primrose.
193 subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit Curtis botanical magazine.
Primula chionantha Balf. f. & Forrest subsp. sinopurpurea (Balf. f.) A. J. Richards (in de sneeuw bloeiend en Chinees purper) (Primula sinopurpurea, Balf.) groep ix.
Eivormig/langwerpige bladeren zijn tot 28cm lang en 4cm breed, stomp tot spits en zwak gekarteld tot bijna gaafrandig met aflopende voet, de achterkant geel bepoederd.
Stengel is bovenaan geel bepoederd met meestal 2 kransen van lavendelkleurige/roze bloemen met purper/bruine kelk die korter is dan de bloembuis en van binnen geel bepoederd, lancetvormige schutblaadjes zijn lang toegespitst in mei/juni.
Uit Yunnan, wordt 30-50cm hoog.
Uit Curtis botanical magazine.
=Primula chionantha, Balf. (in de sneeuw bloeiend of sneeuwwitte bloemen) groep ix.
Tweejarige plant.
Breed lancetvormige tot langwerpige bladeren zijn dik en 15-25cm lang, 3-5cm breed, spits tot stomp en meestal gaafrandig, donker groen, de voet in een wat gevleugelde steel uitlopend, aan de achterkant wat geel bepoederd.
Stengels zijn ook wat geel bepoederd met 2-3 kransen van knikkende, geurende en sneeuwwitte bloemen van 2.5-3cm groot, kelk is donker groen tot purper en geel bepoederd in juli/augustus
Kan in de winter slecht tegen vocht.
Uit Yunnan wordt 30-40cm hoog.
195. subgenus Aleuritia sectie Pulchella.
Uit www.alpinegardensociety.net
Primula pulchella, Franch. (fraai, aardig) groep ix.
Smal lancetvormige bladeren zijn 5-11cm lang en 1-1.5cm breed, spits tot stomp en fijn getand, de voet in de steel uitlopend met geel bepoederde achterkant.
Veelbloemige trossen van opstaande en 2cm grote violet/blauwe bloemen met geel oogje, bloembuis is twee maal zo lang als de kelk, lancetvormige kelkslippen zijn spits en geel bepoederd in juni/juli.
Uit Yunnan, wordt 20-30cm hoog.
Subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit theflowerphotosite.com
Primula agleniana, Balf. & Forr. (Aglenian’s) groep ix.
Lancetvormige bladeren met aflopende voet, spits en 15-20cm lang, 2-3cm breed, gekarteld/getand en melkwit bepoederde achterkant.
Bloemstengels is wat bepoederd met 3-9 bloemen.
Lang gesteelde bloemen zijn eerst hangend en later opstaand, geurende en licht geel met oranje oogje, 3-4cm in doorsnede, de buitenkant wat bepoederd, lichtgroen kelk is bepoederd in juni/juli.
Als tweejarige telen.
Uit Z. O. Tibet wordt 50-70cm hoog.
Primula bayernii, Rupre. (uit Beieren ?) (Aleurita bayernii)
Lijkt wat op nivalis maar groeit forser.
Langwerpig/elliptische tot lancetvormig bladeren zijn 12-14cm lang en 3-4cm breed, gekarteld/getand en bepoederd.
Lang gesteelde bloemen zijn wit met meestal een groene kelk in mei/juni.
Uit de Kaukasus wordt 15-20cm hoog.
Subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit www.flickr.com
Primula calliantha, Franch. (fraaie bloemen) groep ix.
Gehele plant is wat grijs bepoederd.
Langwerpig/eivormige bladeren zijn 4-8cm lang en ongeveer 1.5cm breed, stomp, gekartelde/getand, de achterkant geel bepoederd.
Stengels zijn bovenaan bepoederd met 5-10 bloemige tros.
Bloemen van 2.5cm groot zijn violet/rood, bloembuis is twee maal zo lang als de rood/bruine kelk die aan de buitenkant bepoederd is in juni/juli.
Uit Z.O. Tibet wordt 15-20cm hoog.
Var. albiflos heeft witte bloemen.
Subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit J. Royle.
Primula macrophylla D. Don var. moorcroftiana (Wall. ex Klatt) Pax (grote bladeren, W. Moorcroft, Engelse veearts en plantenverzamelaar, 1765-1825)) (Primula moorcroftiana, Wall.) groep ix.
Lijkt veel op nivalis maar is in alle delen kleiner.
Langwerpig/elliptische bladeren zijn 8-10cm lang .
en 1/-1.5cm breed. Weinig of niet bepoederd.
Kort gesteelde purperen bloemen in mei/juni.
Uit Himalaya wordt 8-12cm hoog.
Large leaf primrose.
Subgenus Aleuritia sectie Crystallophlomis.
Uit www.alpinegardensociety.net
Primula boreiocalliantha Hand. Mzt. (Primula muliensis )(uit Mu-li gebergte in Z.W. Szechuan) (Primula boreiocalliantha Balf.f & Forrest), Hand. Mzt. (Noordelijke Calliantha) groep ix.
Lancetvormige tot omgekeerd lancetvormige, 20-40cm lange en 4-8cm brede bladeren zijn stomp en zwak getand, de voet uitlopend in de korte steel, achterkant zilverachtig bepoederd.
Stengel is bovenaan bepoederd met 2-3 bloemkransen.
Lang gesteelde bloemen hangen en zijn 4cm lang en breed, geurend en lavendelkleurig roze tot purper/roze, aan de buitenkant bepoederd, kelk met langwerpige, spitse en bepoederde slippen in juni.
Wordt 35-50cm hoog.
Primula heterochroma, Stapf. (verschillend goud/geel) groep xi.
Lijkt in groei en bloeiwijze op vulgaris en praecox.
Langwerpige tot eivormige/langwerpige bladeren van 3-11cm lang en 3-4.5cm breed zijn stomp en fijn getand, de voet kort tot plotseling in de steel uitlopend, achterkant is spinnenwebachtig grijs behaard.
Bloemstengel is niet aanwezig.
Bloemstelen zijn korter dan de bladeren en behaard, bloemen van 2.5-3.5cm in doorsnede variëren van geel tot wit, purper/roze en blauw, kelk met smalle lancetvormige en spitse slippen in april/mei.
Uit de Kaukasus en Perzië wordt 8-12cm groot.
Primula x margotae C. Schneid. wordt 15-25cm hoog, groep xi, = kruising van juliae x gekweekte planten van elatior. Gewonnen door Fr. Zeman, kweker te Pruhonice, Tsjechië, zal wel naar zijn vrouw genoemd zijn. Uit zaad krijg je een groot aantal vormen.
‘Enchantress’ heeft roodachtig violet/blauwe bloemen.
‘Ideal’ met donker karmijn/rode bloemen.
‘Sensation’ met fluweelachtige, donker karmijn/rode bloemen.
‘Garden Delight’ met brons/rood gekleurde bloemen. Deze 4 zijn gewonnen door H. Carlee, kweker te Haarlem.
Planten.
Vermeerderen door ze na de bloei, mei/juli te scheuren.
Primula alpicola zaaien bij 8 graden.
De rest in januari/maart. Geef het zaad eerst 6 weken –2 en zaai bij 15-20 graden, zaad niet bedekken, licht aandrukken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl