Alnus

Over Alnus

Els, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Alnus.html

Uit C. Loddiges.

Het is een vochtminnende bladverliezende loofboom die bloeit voordat de bladeren verschijnen. De els is eenhuizig en heeft dus zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, katjes genoemd. De vrouwelijke bloemen zijn maar klein, wat roodachtig en staan en ontwikkelen zich in houtige kegels, de gele manlijke hangen en zijn in het voorjaar duidelijk zichtbaar. Na de bevruchting groeien deze laatsten uit tot groene ribbelige kegeltjes, en rijpen in de herfst tot de zogenoemde elzenproppen (kegels zonder zaad), die nog wel een jaar aan de boom kunnen blijven zitten.

Bladen staan afwisselend en zijn kort gesteeld, meestal gezaagd of getand.

De familie bestaat uit ongeveer 30 soorten die op het noordelijk halfrond, 3 in Midden-Europa, en in Amerika (tot Peru) voor komen.

Elzen leven in symbiose met bacteriën die zorgen voor de binding van stikstof uit de lucht. Die bevinden zich in knolletjes aan de wortels.

Naar hun overeenstemmende kenmerken kunnen ze in 3 hoofdgroepen gerangschikt worden.

Subgenus Alnus. Bomen met duidelijke gesteelde bladknoppen en 2-3 schubben. Vrouwelijke katjes zijn al in de herfst ontwikkeld, maar blijven gesloten in de winter en bestuiven in late winter of voorjaar. Een 15-30 soorten.

Subgenus Clethropsis verschilt van de vorige doordat de katjes al in de herfst bestoven worden. 3 soorten. Alnus formosana, Alnus maritima en Alnus nitida.

Subgenus Alnobetula. Struiken. Bladknoppen zijn ongesteeld met 2-6 schutblaadjes. Vrouwelijke katjes komen niet in het najaar, maar in het voorjaar als Alnus viridis met zijn 4 subspecies.

Betulaceae, berkenfamilie.

1. =Alnus viridis, DC. (groen) (Alnus alnobetula) (elsberk)

Dit is in groeivorm en bladvorm een geheel afwijkende soort. De soort is zeer vormen rijk en vertoont verschillen in groeiwijze beharing van twijgen en bladeren en in bladvorm.

De alpenels krijgt kleine en breed eivormige bladeren die van boven donkergroen en van onder lichtgroen zijn met haarbundels in de oksels van de nerven, 3-8cm lang en 3-5cm breed, de bladrand is meestal dubbel gezaagd.

Mannelijke bloemen met licht rode schutblaadjes en gele meeldraden staan rechtop en gaan later hangen.

Jonge twijgen zijn wat kantig en rood/bruin met veel lenticellen, de top is net als het jonge blad kleverig.

Knoppen zijn ongesteeld, zittend en kort behaard, purperrood, glanzend en lang toegespitst.

Dit is een tot anderhalve meter hoog wordende en meestal een kleine en meerstammige struik tot 10m die 110 jaar oud worden kan.

De alpenels die uit Europese middengebergte en Alpen komt en daar wel tot 2000m en hoger. 4 subspecies die soms als aparte soorten gezien worden.

Naam, etymologie.

Alpenels, groene els, Engelse European green - of mountain alder, Duitse Grun-Erle, Alpen-Erle of Laublatsche.

2. Uit Curtis botanical magazine,

=Alnus viridis DC. subspecie crispa Turrill. (gedraaid) (Alnus mitchelliana, Curt.) (Amerikaanse botanist en doctor John Mitchell, 1711-1768) , wordt een struik van een 3m hoog.

Heldergroen blad dat zeer aromatisch is bij het ontvouwen. Ook geeft de struik een mooie voorjaarstooi door de lange katjes.

Groeit in de bergen van N.O. Amerika.

Naam, etymologie.

Amerikaanse groene els, Engelse American green alder, mountain alder.

6. uit stuartxchange.com

Alnus japonica, Steud. (uit Japan) Het blad wijkt af van onze els en is lang lancetvormig en scherp gezaagd, de top is lang toegespitst, van boven glanzend donker groen en aan de onderkant iets lichter.

Jonge scheuten en bladeren zijn kleverig.

Takken zijn grijs/bruin met grote lenticellen.

De Japanse els is de grootste en mogelijk de mooiste soort van alle elzen, het blad blijft er ook lang aan. Deze els wordt 20m maar hier meestal veel minder groot en piramidevormig.

Deze soort houdt van een wat beschutte standplaats.

Is afkomstig uit Korea en Japan en bereikte Nederland in 1886.

Japanse els, Japanese elder.

Uit davisla.wordpress.com

Alnus x spaethii, ‘Spaeth’. (Duitse botanist Franz Ludwig Spath, 1838-1913) en is in de handel gebracht door F. Spath te Berlijn. Het is een kruising tussen Alnus japonica x Alnus subcordata. Wijkt af van de Japanse vanwege de grotere bladeren die meer ei/lancetvormig zijn. Zijn voorjaarslot is min of meer bruin en bij de Japanse is dit meer groen.

Bladeren zijn scherp gezaagd, de top soms kort toegespitst, van boven zwak glanzend donkergroen en aan de onderkant licht groen Het blad is bij het uitlopen purperrood en in de herfst paarsrood.

De grote katjes verschijnen zeer vroeg.

Een snelgroeiende boom met een flinke hoogte van 20m.

Het lijkt veel op de vorige soort maar is beter tegen ons klimaat bestand.

Spaeth els.

Uit www.gecomuseum.com

Alnus subcordata, C. A. Mey (bijna hartvormig) Bladeren variëren, aan krachtig groeiende exemplaren zijn ze tot 14cm lang en 10cm breed. De bovenzijde is donkergroen, van onderen lichtgroen en langs de nerven behaard, breed/elliptisch tot rond/ovaal meestal met een korte toegespitste top.

Vrouwelijke katjes zijn 1.5-2 cm lang en ongeveer 1 cm breed.

Jonge twijgen zijn rood/bruin die eerst wat kantig zijn en later olijf/bruin en rond worden met kleine, grijze lenticellen.

Een boom van 10-15m hoog.

Komt uit de Kaukasus en Oriënt. ‘Oberon’, is slank kegelvormig, geschikt voor een kleine straat.

Kaukasische els, Caucasian alder.

7. uit Curtis botanical magazine.

Alnus cordata, Duby. (Latijn cor: hart, hartvormig) (Alnus cordifolia) Zijn glanzende bladeren zijn hart- of peervormig en 6-10cm lang en 5-8cm breed. Door dit blad lijkt deze els in de verte wel wat op een kleine, smalle peren- of lindeboom. De onderkant is lichtgroen met gele nerven en in de oksels haarbundels, bladrand is onregelmatig gezaagd of getand. Hij loopt vroeg uit en houdt het blad zeer lang. Tegen november verkleurt het blad oranjegeel.

Jonge twijgen en bladeren zijn kaal en wat kleverig, in de zomer wat oranje, de twijgen aan de top zijn wat kantig en met veel lenticellen bezet. Knoppen zijn eivormig.

De hartbladige els heeft de grootste elzenprop van alle elzen. De elzenpropjes zijn opstaand en staan meestal met 3 bijeen.

Een boom van 10-15m, zelfs meer dan 25m hoog met eivormige, zeer dichte kroon.

Komt uit Kaukasus, Corsica en Z. Italië en kwam in 1815 in Frankrijk in cultuur.

Ter opsiering van lanen, straten en parken wordt de hartbladige of Italiaanse els gebruikt die op vrijwel alle gronden groeit. De Italiaanse els is ook goed bestand tegen wind en verontreinigde lucht en stelt weinig eisen aan de bodem. Hij groeit zelfs op zeer droge gronden. Groeit in 20 jaar een 15m hoog.

Naam, etymologie.

De boom kent de volgende namen: Italiaanse els, hartbladige els, Engelse Italian alder, Franse aulne d’italie, Aulne de Corse en aulne a feuille en coeur: hartbladig, Duitse Napolitanisch Erle en Italienische Erle.

8. Uit C. Lindman.

Alnus incana, Wildd. (grijs) grauwe of witte els is zo genoemd naar de kleur van de bast. Ook de eironde bladeren zijn aan de onderzijde grijs behaard evenals de wat rode knoppen. De jonge twijgen zijn grijs viltig behaard en niet kleverig.

Het iets grijsgroene blad is eirond tot langwerpig eirond, heeft een dubbel gezaagde bladrand en een spitse top.

De vrouwelijke katjes hebben een afgeknotte top en zijn zeer kort gesteeld. De geel gekleurde, mannelijke katjes hangen, terwijl de kleine, roodgekleurde, vrouwelijke katjes rechtopstaand.

Vormt grote struiken tot kleine bomen van 15m., maar vormt veel wortelopslag. De boom lijkt verder veel op de zwarte els. Het vormt een piramidaal tot eivormige kroon en halfopen kroon.

Groeit ook op vochtige gronden en vooral van de Alpen, maar op meer verschillende plaatsen en zelfs op zeer droge gronden in Europa en Kaukasus. Komt in het noorden tot 70 graden N. B. vele var.

‘Aurea’, goudels, is een matig groeiende en 6m hoge boom met lichtgele blad, geelachtige twijgen en in winter prachtig oranje gele katjes. Deze gouden boom is 1829 in Duitsland gewonnen, het is de Golderle.

‘Pendula’, komt zeer zelden voor en vormt een ronde kroon met in kleine bogen overhangende takken.

Naam, etymologie.

De volgende namen zijn aan de els gegeven: grijze, grauwe of witte els, Franse aulne gris of aulne blanc, Engelse black, speckled of grey alder en Duitse Grauerle of Weisserle.

Vormen.

Een kruising tussen de zwarte en de grauwe els leverde de Alnus x pubescens, Tausch. (zachtharig) op, die de overgangen vormt tussen beide ouders.

Vormen.

De soort Alnus x cordinca is het resultaat van de kruising tussen cordata en incana. Is sterk groeiend met een breed piramidale kroon. De tamelijk grote en matglanzende bladeren hebben een hartvormige basis. De cv. ‘Sipkes’, is in 1965 gevonden tussen zaailingen door C. Sipkes uit Rockanje.

11. uit www.scientific-web.com

Alnus incana (L.) Moench subsp. rugosa (Du Roi) Clausen (gerimpeld) (Alnus rugosa, Spreng). Bladeren zijn 4-8cm groot en 3-5cm breed, van boven frisgroen en van onder blauw/groen en langs de nerven dicht behaard, breed/elliptisch tot eivormig, ongelijk gezaagd en aan de top wat spits toelopend.

Het is een boom of struik van 5-8m hoog met purperrode en kantige jonge twijgen die dicht bezet zijn met lenticellen en wat viltig behaarde top.

Witte of grauwe els, smooth elder, hazel alder, tag alder komt uit O. N. Amerika.

10. uit www.canadianwoodworking.com

Alnus rubra, Bong. (rood) Bladeren zijn van boven donkergroen en aan de onderkant grijs/groen en alleen langs de rood gekleurde nerven wat behaard, eivormig of lang eivormig.

Jonge twijgen en bladeren zijn wat kleverig en de eerste is min of meer rood getint.

Vrouwelijke katjes zijn tot 2.5cm groot en staan meestal met 2-5 bij elkaar, purperrood.

Het is een betrekkelijk snelgroeiende boom met recht door schietende stam en sterk afstaande takken, 30m.

De rode els komt uit Alaska tot Californië en wordt een 15-20m hoog.

Red alder, rode els.

12. Uit O. Thome.

Alnus glutinosa, Vill. (Latijn gluten: kleverig) de bladeren zijn omgekeerd eirond met afgeknotte top en grof gezaagde rand. Ze worden 4 tot 11 cm lang en hebben 5 6 nervenparen. De onderzijde is kaal met uitzondering van de nervenoksels. De jonge delen zijn kleverig.

In de winter zijn de gesteelde blauwe knoppen en de donkergrijze schors kenmerkend.

De zwarte els is in de winter met knoppen en katjes geladen.

Het is een kleurige boom in de winter. Vervolgens vormt het in de zomer een duistere boom met somber blad dat nog verduisterd wordt door zijn zwarte proppen.

Groeit op met een eivormige en wat open kroon tot 25m.

Wortelt vrij diep en sterk, niet ver. Groeit vrijwel overal, mits het maar wat vochtig is in Europa tot aan Midden-Rusland, noordelijk tot 65 graden N. B.

4 subspecies. Alnus glutinosa subsp. glutinosa. Europa. Alnus glutinosa subspecie barbata. (gebaard) N. Anatolië (Rize, Trabzon, Artvin) Alnus glutinosa subspecie antitaurica. (tegen het Taurus gebergte) Z. Anatolië, zeldzaam. Alnus glutinosa subspecie betuloides. (berkachtig) O. Anatolië.

Lyrisch.

De els komt voor bij water en vormt daar donkere groepen die zich weerspiegelen in de zilveren vloed van de stroom, dan weer vormt het een krachtige piramide die zich tot aanzienlijke hoogte boven het water verheft. De els is in de winter een van onze mooiste loofhoutbomen.

De els is niet fel getint maar vol fijne nuances met gesteelde blauwachtige knoppen die samen met de katjes en twijgen de mooie fijne kleur aan de els geven. De katjes lopen al vroeg uit en geven de boom daardoor een levendige indruk. Het behangsel van de elzen is eerst pimpelpaars grauw en onaanzienlijk maar komt tot een breed hangende en bronzen gloedvolle tooi. De stamperkatjes veranderen door het houtachtig worden van de schubben in ronde, op dennenappels gelijkende kegels. In de winter wijken de schubben dan uit en kunnen de vruchtjes er uitvallen. Aan een els kunnen verschillende soorten katjes zitten. De oude vrouwelijke katjes gapen vol verbazing naar de nieuwkomers die alweer opgevolgd worden door fijne puntjes, hun opvolgers in het volgende jaar. Die vrucht werd wel jodentabak of soldatenprumkes genoemd. De zaden voeden in de winter de zaad etende vogels. De zaadvorm is aangepast aan zijn vochtige omstandigheden; ze drijven op het water.

Vermoedelijk is de els een vrouwelijke boom, de naam Els, de katjes maar ook het omgekeerde hartvormige blad spreken duidelijke taal. De els hangt met massa’s jong blad over gouden bedden van dotterbloemen. Later in het jaar vormt het de achtergrond voor bedden met madeliefjes of de opgaande trossen van kattenstaart.

Het blad van de els is vrijwel altijd aangevreten door een kevertje (Agelastica alni L. De larven van de blauwe elzenkever rieken naar amandelen en zijn, volgens sommige, een uitmuntend middel tegen tandpijn). Dit kan bij sommige bomen zo erg kan zijn dat er geen gaaf blad meer aan de boom zit. Van sommige bladen is al het bladmoes verdwenen zodat alleen het bladskelet nog over is. Normaal is het blad donkergroen en wordt naar de winter toe alleen maar donkerder. Dan is het een tegenhanger van het zonnige zomerlicht. Terwijl de berk licht elegant van vorm is, is de els stijf, zwaar en dicht bekleed met donkergroene bladeren. Dat steekt donker af tegen haar zilverachtige begeleider, de wilg.

Onder elzenbomen is er altijd een weelderige plantengroei, vooral van stikstof minnende planten, dit omdat de els het vermogen bezit om stikstofknolletjes te vormen door middel van bacteriën, (Frankia alni)

De spil is tot in de top toe te volgen. Als struikvorm gebruikt, bereikt het een hoogte van ongeveer 4m. Met 80‑100 jaar op een goede grond bereikt de els een volhoutige stam van 60‑90 cm. doorsnede. De els komt in het landschap in het algemeen voor als een meerstammige en slanke boom van ongeveer 25m. hoog.

Vormen.

‘Imperialis’, heeft kleine, maar diep ingesneden bladeren en groeit langzamer dan het type. Groeit piramidaal met een wat open kroon. De bladeren zijn diep ingesneden, met lijnvormige lobben en gaafrandig. Heeft fijne twijgen die wat afhangen. Wordt een 10m hoog, is meer een struik met ranke stammen dan een boom. Gecultiveerd wordt deze boom sinds 1859 in België.

Uit hetzelfde land kwam in 1859 ‘Aurea’, een meer struikachtige vorm van 8m met lichtgeel blad in het voorjaar en vroeg zomer. De grote gele katjes hebben een mooie donkerrode tint, jonge schors is oranje.

‘Laciniata’, heeft grotere en diep ingesneden bladeren met minder lobben. De boom wordt aanmerkelijk groter, 15m. en groeit sneller. Breed piramidaal met een halfopen kroon. Is in 1755 in Frankrijk ontstaan.

Var barbata wijkt af door het langere blad waarvan de top spits toeloopt en de onderzijde duidelijk behaard is. Kan ook door zaad vermeerderd worden.

‘Rubrinerva,’ heeft donkergroene bladeren waarvan de nerven en bladstelen min of meer roodgekleurd zijn

‘Sorbifolia’, of de lijsterbesbladige els heeft lang eivormige bladeren die diep gespleten zijn en op Sorbus intermedia lijken.

‘Incisa’, is een langzame groeier en heeft bladeren die op die van de gewone meidoorn doen denken, ze zijn ingesneden.

‘Laciniata’, heeft zeer diep ingesneden bladeren, kleine struik met kleine balderen.

‘Quercifolia’, heeft bladeren die op die van de eik lijken, vandaar eikbladige els. Kan een vrij grote hoogte bereiken.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In het Grieks heet het Clethra en in het Latijn Alnus of, zo Petrus Crescentius hem noemt, Amedanus.’

Alnus stamt mogelijk van het Latijnse quod alatur amne:. ik word door de stroom verzorgd’, een minnaar van waterplaatsen. Ook Vitruvius II.9 ‘Alnus autem quae proxima fluminum ripis procreaturՠe’, Isidorus 7.42 ‘Alnus, quod alatur amne. Proxima enim aquae nascitur, nec facile extra undat vivit’, maken melding van een soortgelijke betekenis.

Een andere mogelijkheid is dat Alnus is afgeleid van een oud woord voor water, het Keltische alis.

Dodonaeus (b) ‘Deze boom wordt hier te lande elsen en elsenboom genoemd, in Hoogduitsland Erlenbaum en Ellernbaum, in Frankrijk aulne, in Italië alno en in Bohemen wolsse. In Engeland heet ze alder en elder, in Spanje aliso, in Hongarije egor fa, in Griekenland tegenwoordig schlitro, de landlieden van Oostenrijk noemen het ook Schwarts Erln, dat is zwarte els, in het Latijn Alnus nigra, hoewel dat Frangula gewoonlijk Alnus nigra genoemd wordt, al is het dat het geen soort van elzen is, dan de voor vermelde inwoners van Oostenrijk noemen onze gewone els al dus tot verschil van een medesoort van die els die witte schorsen heeft of immers niet zo bruin of ros als die van de gewone en daarom noemen ze die Weisz Erln, dat is witte els, in het Latijn Alnus alba.’

Zwarte els, Engels black alder, Frans aulne noir, Duits Schwarzerle. Het ‘zwarte’ element in al deze namen is te herleiden naar de donkere bast en katjes van de els.

De els is in de volksmythologie in Germaans woongebied belangrijk. De naam van de els delen de Germanen met Kelten, Slaven, Balten, Grieken, Italianen en andere volkeren. De naam els ՠkomt in midden-Nederlands voor als els, 1265-70, en else, ook eller en elsboom komen voor. Duitse Erle stamt uit het oudere Elira, Elder, Urle, Else, Irl, Zwitsers Eierle, Erdle, midden-Noord Duits Alre of Elre, Arla is het bij Hildegard, Eller en Erle bij Bock, ouder Engels heeft aar of aul, Angelsaksisch ellyrtre (Deens elletraoe) alor, aler en aelr voor, Franse aune, aulne, onai of aunai. Het Gotische alisa en het Spaanse aliso verenigen zich in het Germaanse aliso en het Indo-Germaanse alisnos. Tot de Indo-Germaanse wortel el en ol in boomnamen behoort ook de olm. Mogelijk is er overeenkomst met oud-Hoogduits Elo en Elawer: roodachtig/geel, oud-Hoogduits Alusa; roodbruin hout. Gelijkvormige benamingen zijn de Aalkirsche (Frangula) onze aalbes en de Engels ale, het roodbruine bier. Het is zeer goed mogelijk dat het begrip ‘rood’ aan allen ten grondslag ligt.

Aalst heette in 1306 Alst en is genoemd naar de plaats waar elzen staan. Zo kan ook Aalsmeer een afleiding zijn van els en meer plaatsen. Verder komen voor in duidelijker vorm: Elshof, Elshout, Elsloo, Elst, Elzen, Elzet en in Engeland Allerford, Allerwash en Aldershot.

Ellerburne in Yorkshire heeft er zijn naam van en ook Ellerbeck. De Alderkars van hun voorvaderen waren plaatsen waar de alder groeide, car: bos in een vochtige grond.

De naam Elre komt terug in de mythe van de Erlenkoning en zijn dochters die met hun grillige afwisselende vormen de oude grijze elzenstammen omzweven. De naam heeft weinig verschil met elfen of elsen, de heksen. Hierbij maakten Johann Wolfgang von Goethe en niet minder Franz Schubert de fout door de muziek die hij daarbij componeerde. Erlkonig betekent elzenkoning en geen elfenkoning. Goethe schreef het gedicht Der Erlkonig (Elzenkoning), waarin een doodziek kind in de armen van zijn vader jammert : ‘mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort, Erlknigs Tchter am dstern Ort?’. De naam Erlkonig is echter ontstaan door een foutieve vertaling vanuit de Deense tekst van Johann Gottfried Herder: de oorspronkelijke tekst ging over een elfenkoning.

Duitse Holschenboom (houtschoenboom of klompenboom) omdat uit het hout wel schoenen gemaakt werden.

Uit Bock.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Tegenwoordig worden deze schorsen gebruikt om slechte lakens, leer, vellen en vilten hoeden en andere diergelijke dingen er zwart mee te verven.

Het hout van deze elzenboom dient zeer goed om er stijlen en palen van te maken die men zeer diep onder de aarde stampt of heit waarop kerken en huizen en allerhande zwaar gebouw en vooral in weke of waterige grond getimmerd wordt want het elzenhout is van zo’n aard dat het onder de aarde en vooral als het in het water is nimmermeer verrot of vergaat, hoewel dat het buiten de aarde als het in de lucht blijft niet lang goed blijven kan.

Onder het hol van de voeten gelegd trekken de bladeren de vermoeidheid uit van diegene die moe zijn van te veel gaan.

Die elzenbladeren zeer nat en vol dauw ‘s morgens in de zomer in een kamer gestrooid laten de vlooien sterven, zeggen sommige die ook verzekeren dat die bladeren en vooral diegene die meest kleven of taai in het tasten zijn en klam al of ze met honig bestreken waren kracht hebben om jicht te genezen of immers wat te verzoeten, op de huid gewreven totdat die rood wordt of dat er blaartjes aan komen.

De schors dient niet alleen om het leer zwart te verven, maar dient in plaats van galnoten om inkt te maken en heeft een tezamen trekkende kracht en is nuttig tegen vele gezwellen.

Het elzenhout dient ook om leren, persen, stelen van werktuig, hooikribben en andere diergelijke dingen te maken, maar voor alles dient het om goten, riolen en waterbuizen van te maken.’

Verse bladeren die op de naakte voetzool gelegd worden verfrissen de afgematte reiziger op ongekende wijze. Dit lijkt op de verhalen van Plinius waar de soldaten waarschijnlijk de bladeren van bijvoet gebruikte om fit te blijven.(zie Artemisia)

De bast bevat looizuur en een koorts drijvend vermogen en zou net zo goed zijn als de kinaboom, mits tweemaal de hoeveelheid genomen. Een aftreksel is een prima gorgelwater tegen een zere keel. Een aftreksel van het blad zou goed zijn tegen verbrandingen.

Als volksmiddel wordt de gedroogde en gesneden bast in vorm van afkooksels, 100 gram op een liter water, als tezamen trekkend middel bij bloedingen gebruikt.

Als de boom doorboord wordt geeft het een water, dat voor verschillende doeleinden toe te passen was. Het hout bloedt. Na verwonding is het hout eerst geelrood en later helder roestrood. Het is zacht en licht splijtbaar en meestal mooi gevlamd. Het werd gebruikt voor klompen en bodems van ander schoeisel, voor kinderledikanten, sigarenstiften en pijpenkoppen. Doordat het hout onder water ijzerhard wordt is het zeer geschikt voor waterbouwkundige werken. Zo zou de hele stad Venetië, in ieder geval de beroemde brug, de Rialto, de stad Ravenna, de grote Munsterkerk te Straatsburg en de 13659 palen (het getal der dagen van het jaar met een 1 ervoor en 9 erachter) waarop het Paleis op de Dam rust, van dit hout gemaakt zijn. De els is het symbool van stevigheid, vastheid en soliditeit, aangezien reeds in de oudheid het elzenhout om zijn kwaliteit gebruikt werd, onder andere voor het leggen van fundamenten en mede door zijn roep van nooit te vergaan. Vergilius zegt dat de eerste boot ervan gemaakt was, dan leerden de rivieren voor het eerst de holle els kennen. Vitruvius kende het als fundamenthout, Plinius kende dit gebruik ook maar noemde ook het gebruik voor waterleidingen.

Els is ook populair voor het maken van elektrische gitaarbodies en wordt door vele gitaar makers gebruikt als de Fender Guitar Company die het voor hun beste instrumenten gebruiken zoals de Stratocaster en Jaguar. Als geeft een heldere toon dan ander hout en geeft een resonant, well-rounded tone met excellent sustain.

Oude afgestompte bomen hebben mooi gedraaide nerven met de kleur van mahonie. Dit staat in Ierland bekend als Irish mahogan. Onder moeraswater worden ze hard, maar ook zo zwart als ebbenhout, het oude ebbenhout kwam zo vaak van deze boom en niet uit India

Megenberg; ԁlnus heet een els. Die boom groeit graag aan vochtige plaatsen en is zijn hout rood en de bast zwart. Wanneer men dat hout brandt daar wordt wittere as uit dan uit geen soort ander hout dat ons bekend is. Dat hout heeft die aard de tijd het groen is zo laat het zich niet zo graag splijten zoals het dennenhout; echter wanneer het gedroogd is dan laat het zich beter splijten. De boom zijn bladeren hebben die aard wanneer ze als eerste voortgaan dan hebben ze een vet taai vocht, net zoals de populier bladeren. Toch zijn de elzenbladeren sap niet zo schoon ruikend zoals de populier bladeren sap. De elzenbladeren hebben die aard wanneer men ze strooi in een kamer daar doden ze de vlooien en dat is waar van de bladeren die net uitgeschoten zijn, want daar moeten de vlooien aan hangen. Dat elzenhout alzo groen in water gelegd vervuild erg lange jaren nimmer en daarom slaat man pijlers in de mossige plaatsen uit dat soort hout en bouwt daarop torens, muren en andere werk.

In de open lucht is het hout echter zo verteerd. Volgens Linnaeus werden er melkvaten van gemaakt die zeer aanbevolen werden omdat door dit gebruik de boterafscheiding bevorderd zou worden. Het hout bevat geen hars en levert een goede houtskool dat geschikt was voor buskruit.

De korte, ovale katjes werden wel door vissers gebruikt, in plaats van kurk, om boven water te drijven.

Elzen staan vaak in verbinding met het grondwater. Dit is de reden dat ze veelvuldig door de bliksem getroffen worden.

De els is een kleurrijke boom. In augustus werd het jonge groene hout met blad en al van de bomen gehaald en door pannenbakkers gebruikt om er blauwe dakpannen mee te bakken. De meeste van die verven waren echter niet zo best, behalve die van de binnenbast die door de Laplanders gebruikt werd om leer rood te verven. Hiertoe kauwden ze op die binnenbast die samen met het speeksel op het leer werd gestreken. Bij dit gebruik verkleurde hun mond ook rood.

Griekse elzen.

De els heet in het Spaans aliso, (zie ook lijsterbes) en draagt de naam van de voor-Helleense riviergod Halys of Alys of Elis, de koningin van de Elysische eilanden, waar Phoroneus, Kronos en Orpheus na hun dood heengingen.

In de Griekse mythologie wordt Phoroneus beschreven als de geest van de elzenboom. Hij heerste over de vierde maand gedurende hetwelk het feest rond het lentevuur gevierd werd. Elzen waren gewijd aan Phoroneus, de orakelende held en uitvinder van het vuur. Phoroneus ontdekking en gebruik van het vuur kunnen verklaard worden door de voorkeur van smeden en pottenbakkers voor houtskool van de els, die meer hitte gaf dan enig andere boom.

De Griekse elzencultus werd al vroeg afgeschaft, maar niettemin vinden we er in de klassieke ouderdom sporen van terug. Elzen omsluiten het dodeneiland van de heksgodin Kirke (Circe, Homerus Odyssee 5.64 en 239)

Bij de oude Grieken was de boom gewijd aan de Erinyen, wraakgodinnen met een afschrikwekkend uiterlijk, bloedrode muilen en slangenhaar, gehuld in zwarte gewaden.

Het zingende hoofd van Orpheus doet denken aan dat van de onthoofde elzengod Bran, dat volgens de Mabinogion prachtig zong op de rots in Harlech in noord Wales. Misschien is dit een verwijzing naar de fabel van begrafenisfluiten die uit de bast van de els werden gemaakt.

Folklore.

Oorspronkelijk waren de els en de wilg twee vissers die weigerden hun tijd te besteden aan hun god Pales waarop die hen veranderde in twee bomen. Tot op deze dag bewaken ze de wateren en leunen er overheen alsof ze naar de vis uitkijken, de wilg zet zijn lijnen uit in het water.

De els stond algemeen ongunstig bekend. De els gaat in de sacrale boomreeks aan de wilg vooraf. De els geldt vaak als ongure en boze boom omdat de boom vaak in verdorven oorden en duistere moerassen groeit op drassige en onbetrouwbare zwarte gronden, duivelse plaatsen. Een els groeit altijd aan donkere waters. Donkere waters worden gekleurd door de veengronden, een plaats waar de els goed gedijt.

Het is een boom van de duivel. In volkssages wordt het boze met elzen in verband gebracht. In Siberië denkt men dat de boom bewoond wordt door Kauna, een soort duivel die de zielen van ongedoopte kinderen als dwaallichtjes door de takken laat gaan.

Ook in onze streken geloofde men dat het elzenvuur hellevuur was. Rood was een ongunstig teken en duidde op heksenwerk. Er is een gezegde dat hieraan refereert: ‘Rood haar en elzenhout groeien niet op goede grond’. H. Bock; ‘Dat hout is echter luchtig en is de bast gans murw, laat zich niet zoals andere waterhout zoals Salix caprea en wilgen buigen of draaien, vandaar is een spreekwoord gegroeid; rood haar en elzen buigen doet je goed, men zal je loven. En is ook dat elzenhout zo gauw het van zijn bast beroofd zelf rood.’

Nog kan men huiveren bij een elzenboom. Bij het omhakken van een els wordt het hout na enige tijd bloedrood. Het gaat bloeden en ‘s nachts dansen er rode vlammen op en om de stronken. In werkelijkheid ontstaan de vlammen door een schimmel die op de wortels en onderstam woekert, die bindt stikstof en zet die om in salpeterzure verbindingen.

In de onderwereld leefde een vrouwmens, vrouw Holle. Zij is de moeder of grootmoeder van de boze. Eens op een avond sleepte de boze haar naar het moeras en ranselde met zijn knuppel op haar los. Hij sloeg zo hard dat het moeras zich rood kleurde van het bloed. De elzen in het moeras zogen het bloed op tot in hun hout om er beter van te worden. Door dit bloed houden ze het teken van de boze in zich.

In Tirol is een verbreide sage die beweert dat heksenribben van elzenhout zijn: ‘een jongen zit op een boom en ontwaart een hoop heksen. De heksen rijten n van hen aan stukken en werpen spelend de brokken in de hoogte. Het lukt de jongen om een rib te vangen en hij houdt deze bij zich. Voor de heksen vertrekken zoeken zij de stukken bij elkaar en steken het stuk gereten lichaam weer in elkaar. Ze vinden de door de jongen opgevangen rib niet. Zo kiezen ze er een van elzenhout en maken de dode weer levend.’

De bezemachtige takken zijn het werktuig van heksen. Hiermee kunnen zij het vee betoveren, het weer bepalen of de duivel oproepen. Niet verwonderlijk was dat men dacht dat dit het hout was waaraan Christus moest sterven.

Het hout kon worden gebruikt als tegengif tegen liefdesdranken als het in wijn was gekookt. De zich op de bladeren bevindende honigdauw was een geliefd tovermiddel om iemand onvruchtbaar te maken. Toch meldt Culpeper dat de boom onder Venus behoort met een of ander waterig teken, mogelijk van Pisces. Daarom is het water een uitstekend middel tegen brandwonden.

Bij de maien werd de els voor de ramen van jonge meisjes gestoken. Het was dan wel een slecht teken: het teken voor oneerbare of zondig levende meisjes.

Als rookhout werd het elzenhout gebruikt om kwade geesten te weren. Hiertoe werden de takken van de boom gesneden. Eerst moest er echter een buiging gemaakt worden voor de boom om toestemming te vragen aan de boomgeest. Uit elzenhagen die op goede vrijdag voor zonsopgang gebroken werden vlocht men kransen die elke vlam verstikt. Deze kransen moesten onder zekere bezweringen gesneden worden. Het huis waarin die kransen hingen zou dan veilig zijn voor vuurgevaar. Die kransen zouden een bijzondere toverkracht bezitten. Men zou er alle heksen mee afweren en de duivel ermee kunnen verdrijven. Het huis en vee zouden in de eerste mei nacht beschut worden door ze op te hangen in huis en haard.

Een bijzondere rol speelt de els in het landelijke geloof. Bij het zaaien legt men op Goede Vrijdag een gebroken stukje twijg in de mond of doet het tussen de zaden. Zo worden de mussen van het veld gehouden. Muizen en mollen houdt men weg door op vier plaatsen van het veld elzentakken in de grond te steken. Mogelijk naar dit gebruik is het te verklaren dat de laatste oogstwagen met een elzentak versierd werd.

Als sympathiemedicijn werd koorts op de els overgedragen evenals tandpijn en wratten.

De els speelt een rol in het vruchtbaarheidsbijgeloof (wegens de vroeg verschijnende katjes?) dat het vee veel jongen krijgt als men ze elzenknoppen geeft.

Een dorre elzenboom wordt groen en bloeit.

Te Asse, Brabant, woonde een arm vrouwke die veel schulden had. Op de wijk Cauvertaverent verbleven veel Joodse woekeraars. Ze ging ernaartoe om geld te lenen. Ze beloofden haar alle schulden te betalen en nog een grote som toe, indien zij, op Paasdag de haar gegeven hostie wilde bewaren en die aan hen overhandigen. Ze deed alzo. Maar onderweg kreeg ze berouw en verborg de hostie in de holte van een verdroogde elzenboom. Die begon terstond te groenen en te bloeien en verloor haar blad niet meer en behield, zelfs ‘s winters, zijn frisse lover. Honderden vogeltjes huisden er winter en zomer en zongen er liefelijk. Iedereen kwam om die wonderbare boom te zien, zieken werden er genezen. Maar de boom stond midden in het veld en de toestromende menigte richtte veel schade aan, daarom besloot de eigenaar van het land de els te vellen. Toen men die omhakte vielen de spaanders kruisgewijze over elkaar en waren met bloed bevlekt. Het kruis dat van die spaanders gemaakt werd, wordt nog in de kerk van Asse bewaard.

Van heinde en ver kwamen nu de pelgrims naar Asse. Op zekere dag kwam een groep bedevaartganger bij een boer en vroegen of het nog ver was van de kerk met het bijzondere kruis. De ongelovige boer had zijn twijfels over het wonder en, wijzende op een notenboom, zei hij: ‘van dat kruis geloof ik net zoveel als van een kruis dat in mijn notenboom zou staan.’ Toen de pelgrims opkeken zagen ze inderdaad een houten Christusbeeld tussen de takken van de boom. Sindsdien wordt dit tweede kruis ook in de kerk van Asse vereerd.

In Niederaltaich stond het beeld van de Heilige Hirmon op een elzenstomp in een bos. Het keerde daar weer terug nadat men probeerde om het beeld in een kerk over te brengen. Uiteindelijk bouwde men daar een bedevaartstempel in het jaar 1340.

Planten.

Ze zijn windbestendig en weinig gevoelig voor strooizout en luchtverontreiniging. Snoei en afzetten wordt goed verdragen.

Meestal worden zaden genomen, week het zaad een dag in water en zaai in maart april op open grond, niet bedekken. Dit geld voor Alnus glutinosa en Alnus incana.

Ook zomerstek is mogelijk, dit vooral van Alnus glutinosa ‘Laciniata’. Neem in juli 10cm lang topstek van zachthout, het mag een beetje houtig zijn. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 2% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.

De var . worden vermeerderd door afleggen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl