Biet
Over Biet
Biet. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.
Biet is nu een tweejarige plant. Het eerste jaar ontstaat een bundel grote bladeren van een groen-witte kleur. In het tweede jaar verschijnt een meter hoge geribbelde stengel.
Bloemen groeien in grote lange bossen die op het eind hun hoofd buigen.
De rode biet staat onder Saturnus en de witte onder Jupiter. Vandaar dat ze verschillende krachten hebben.
Chenopodiaceae, ganzenvoetfamilie.
=Beta vulgaris. (vulgair of gewoon)
Een kruidachtige tweejarig of zelden meerjarig met bladige stengels die 1-2m hoog groeit.
De bladeren zijn hartvormig, 5-20cm lang aan wilde en aan gekweekte vaak veel groter.
Bloemen komen in dichte trossen, elke bloem is klein, 3-5mm in doorsnede, groen of wat rood aangelopen, worden door de wind bestoven.
Լb>MacGregorճ Favouriteռ/b> heeft smalle bladeren van een dieprode kleur waar een metaalglans over schittert.
Een eenjarige bladplant die gebruikt kan worden bij carpet-bedding, als kleurplant.
Wordt een 25-35cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ԉn het Nederduits heet dit gewas beete, in het Engels betis, in het Frans de la poree en bette, in het Italiaans beza en bierola, in het Spaans aselgas, in het Latijn Beta en in het Grieks Seutlon en Teutlon en soms ook wel Teutlion. Daar is een kruid van Atheneus vermaand met naam Seutlis, dan dat verschilt veel van het geslacht van bietծ
Beta kan zo genoemd zijn naar de letter Bta, een verwijzing naar de vorm van het blad, dat overal de B in dubbelheid behoudt of naar de pootstok die in de oudheid de vorm van B zou hebben.
Het is een woord dat geleend is uit de Germaanse landen. Het Keltische bett betekent rood, naar de wortelkleur, mogelijk ook uit Grieks en Latijn meta, de spindelvormige knol, die in dit geval raap betekent.
Of het komt van Keltisch bwyd of biadh: voedsel of voeding. In oud-Engels komt bete voor, een naam die verloren is gegaan vanwege de weinige cultivatie, maar weer ingevoerd werd in de 14de eeuw vanuit onze streken. De Latijnse naam Beta is een naam die al in de 8ste eeuw ingeburgerd was. In het oud-Hoogduits komt Bieza voor en in midden-Hoogduits is het Bieze, in 1741 Beete en nu Bete. Ook de naam Runkelrube komt voor waarbij runkel een versterkende betekenis zou hebben. Het Italiaans heeft bieta en de Fransen betterave en bette waaruit het Engelse beet en onze biet ontstond. Frans heeft ook rave-male en poiree (zie Brassica)
Dodonaeus (b) 'De tweede soort noemen we eerste rode biet of gewone rode biet, in het Latijn Beta rubra. Biet met donker groene bladeren is de witte van gedaante gelijk, dan de bladeren zijn bruingroen en daarom wordt het ook van sommige zwarte biet genoemd. De gewone rode biet wordt ook soms in het Latijn Beta nigra genoemd, in het Hoogduits Roter Mangolt, in het Frans bette rouge en van Lobel Beta rubra vulgatior. De Italianen noemen het bietola negra. Wil ge rode biet hebben besproei het met rode wijndroesem of plant het daar het hete zon heeft.'
Die wordt niet meer geteeld.
Dodonaeus 'De derde soort wordt van de Hoogduitsers Rote Ruben, dat is rode raap genoemd, als Fuchsius betuigt. Het is nochtans geen geslacht van rapen, maar een soort van biet en is daarom van sommige Roomse biet of Roomse rode biet en in het Latijn Romana Beta genoemd geweest. De derde soort van biet of Roomse rode biet heet ook Beta nigra Romana, in het Engels redde betis en deze heet in het Italiaans bietola rossa.'
Var. rubra (rood) is diep purperachtig en met purperachtig rood sap en met diep groene of rode bladeren, het is de Speiserube Waarschijnlijk is het ingevoerd vanuit Itali en vandaar Romesche Kol in midden-Hoogduits, Engels Sicilian beet. Die worden Kroten genoemd in Schlesi, Runks, Runkel, Range, Ramschel, Rummels, Rummelsch in Oostenrijk Burgunder, Ranruabn, Roners, Zwitsers Randich, Ronde en Runggle, Rane in Beieren, Rodebeet of Robeet in Holstein, rote Ruben en bij ons rode biet of kroten, Engels red beet. De naam kroot (voor de rode biet) stamt uit karoot, dit woord komt al voor in 1569, en stamt uit Frans carote in 1393 en dit beet weer uit Latijnse carota wat weer stamt uit het Griekse karoton: peen.
Dodonaeus (d) 'De eerste soort wordt hier te lande witte biet of gewone biet genoemd, in het Latijn Beta candida. Theophrastus zegt dat de witte biet Sicelice, dat is Sicula, toegenoemd wordt en daarvan schijnt de naam Sicla gekomen te zijn waarmee de biet van de Barbaren en van de apothekers in veel landen genoemd plag te worden. Biet is hier te lande met de naam warmmoes genoeg bekend. De witte en meest gewone soort heet in het Hoogduits Weisser Mangolt, in het Frans bette blanche of jotte blanche (want de gewone Waalse en Franse naam is du jote, jote, poeree of bete) in het Latijn Beta alba, in het Italiaans bietola bianca, in het Spaans ook wel bledas en in het Engels wite bethis. Sommige noemen het Cicla, maar niet Sicla in de apothekenծ
Uit O. Thome, www.BioLib.de
De mangelwortel is een zetmeel houdende en zeer groot wordende biet, =Beta vulgaris subsp. vulgaris var. crassa.( var. cicla) Deze vorm werd vroeger als veevoer en saladeknol gecultiveerd, een snijbiet. De grote voer- en suiker raap die wit tot donker groene bladeren heeft met wit sap noemt Gessner Bairische Rubbe of Rubenmangolt, verder komen Rungelruben, Runkelkrube en Beisrube in Oostenrijk voor, Bock noemt die Rungelsen, ook Dickwirti, Zwickel, Dickwurz, Knolle, Beisskohl, Bieskohl, Zwitsers Chrut, en Sou-Chrut. In Duits nu Mangold, oud-Hoogduits Managold en in midden-Hoogduits Mangolt. De plantennaam kan er een zijn met een mannennaam. Het stamt uit Magan: kracht, of van Man: man, en gold of hold: houden of heil, een geneesplant die vooral door mannen als reismiddel gebruikt werd. In het Engels mangel of mangold. Duits verder Rbstil en Stielmus, Engels chard, Zwitsers chard of mangel, Frans bette, blette of poire; Italiaans bietola (da coste).
Lobel: 'Witte biet. In Grieks τευτλον en Σευτλον. In Latijn Beta alba. In Hoogduits Weissen Mangolt. In Frans Bete, Jotte blance. In Italiaans Bietas. In Spaans Bledas. In Engels Withe Betis. Ook meent men dat ze σευτλον geheten is omdat de steel en bladeren hoog en zeer wijdt in het ronde opgroeien uit de wortel en vooral die van de witte biet die de grootste, profijtelijkste en meest gebruikte is en die in de apotheken Cicla genoemd wordt welke naam getrokken is van Sicula of van het eiland Sicilië vanwaar zij eerst de naam gekregen heeft.
Snijbiet. Er zijn twee vormen van, Beta vulgaris subspecie vulgaris var. vulgaris convar. flavescens, (geelachtig) die in Zwitserland Krautstiel genoemd wordt tekent zich door sterke witte of rode middenribben op de bladeren. Die worden verzameld met de lange stelen, vandaar de naam Stielmangold, als aspergeachtige groente gegeten. De verachtelijke betekenis Spargel des armen Mannes is onterecht omdat het een goede zomer en herfstgroente is.
(e) Snij of bladbiet, Duits Schnitt- of Blatt-Mangold, Beikohl of Rmischer Kohl, Beissrube in Oostenrijk, heidnisch Mangold en Gartenmangold bij Bock, Engelse leaf beet. Beta vulgaris subspecie vulgaris var. vulgaris convar. vulgaris) geeft na snijden weer nieuwe bladeren die weer geoogst kunnen worden. Is winterhard en loopt in het voorjaar weer uit en kan direct geoogst worden. Bladmangold met rapen als var. alba, maar zeer kleine, wel grote en eetbare bladeren die donker groen zijn met witachtige, goud/gele of purperkleurige bladstelen.
(f) Suikerbiet is subspecie vulgaris var. altissima, Duitse Zuckerrube.
(g) Rode biet is Beta vulgaris subspecie vulgaris var. rubra.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) Men eet het gewoonlijk gekookt en dan zinkt het sneller naar beneden en verwekt de buik tot het uitlaten en afdrijven van de overvloedigheden en vooral als ze met het sap daar het in gekookt is geweest genomen wordt, als men het zonder sap eet veegt het minder af en maakt de buik niet zo week doordat dat het zijn salpeterachtigheid in het water afgelegd heeft.
De wortel van Roomse rode biet in de winterse maanden met azijn en zout bewaart of ook vers gekookt en als ander salade met olie en azijn en soms ook met peper of anders zoals de gewone rode peen op tafel gebracht is een goede en smakelijke spijs. Dan de wortel van rode Roomse biet wordt meest in spijs gebruikt, te weten eerst gekookt of onder de hete as of in de oven gebraden en daarna in dunne schijfjes gesneden en met azijn, olie en zout en peper of gember gegeten. Men kookt het ook wel eerst en daarna snijdt men ze in stukken en met legt ze te weken met zout in sterke azijn om daarna met het gebraad te eten om de appetijt te verwekken. Ze wordt gehouden voor een zeer goede salade voor diegene die niersteenachtig zijn, dan ze laat sommige te sterk plassen
De witte, met haar vochtigheid, laxeert het lichaam of laat naar toilet gaan, daarom is het goed voor de verstopte als je het in vlees kookt.
Tegen roos op het hoofd, tegen neten of luizen, was het hoofd met het kooksel waar de bietwortel en averone in gekookt zijn.
Gekookte biet is goed tegen dorst.
Als je het sap van bieten lauw in de oren doet is dat goed tegen pijn in de oren.
En als het gestreken wordt op een litteken, donkere bleekheid of zwartheid van kwetsingen, geneest het die, volgens Pandecta.
De wortel wordt in hete as gebraden en gegeten om de stank van de adem en mond en de kwade reuk van het look dat men gegeten heeft weg te nemen en daartoe wordt ze ճ winters in azijn, olie en zout bewaart.
Het sap met honig vermengt en met de neusgaten opgetrokken verzoet de pijn van het hoofd en in de oren gedaan verzoet het de pijn er van en laat het tuiten vergaan en aan de tanden gehouden stilt de tandpijn. Die rouw gekauwd en dat sap op het kaal hoofd gestreken laat het haar weer groeien. Witte biet gekookt en met rouw look gegeten is goed tegen alle soorten van wormen, ze laat water maken en geneest de buikloop en de geelzucht, zegt Plinius.ռ/span>
Bete wordt wel smids kost genoemd omdat de smids die veel plachten te eten vanwege de slechte kamergang die ze van steeds bij het vuur te zijn krijgen daar door te verdrijven.
Het klinkt vreemd, maar een beetje zout toevoegen in het gebak bevordert de zoetheid van suiker. Dit moet je proberen met 2 oplossingen, de ene met wat zout en de ander zonder. Je zal opmerken dat het gebak met zout zoeter smaakt. Door huisvrouwen wordt dit gegeven in de keuken steeds gebruikt bij gebak.
Het blad werd wel gegeten met wijn en peper. De peen wordt wel gekookt met azijn, zout en wat olie of gefruit en geroosterd in olie of boter, samen met meel.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Historie.
Alle vormen van de biet, Beta vulgaris subsp. vulgaris, L (gewoon) zijn waarschijnlijk afkomstig van de zeebiet of strandbiet. Beta vulgaris subspecie maritima, L. (van de zee)
Die groeit aan de kusten van M. Zee, N. Afrika, Z. Europa en oostwaarts tot de Kaspische zee en Perzië.
Soms groeit het ook hier aan de kust als een meerjarige en veel vertakte plant met een grote dikke wortel, die echter droog en wat houtachtig is, wel met een zoete geur.
De stengel is opgaand, soms eerst kruipend, vertakt en gehoekt, succulent en 60-80cm lang
Bladen zijn eivormig en versmallend tot een bladsteel, diep groen in de zomer en in de herfst tot de mooiste tinten van rood en purper. Bladen zijn dik en succulent, glanzend en wuivend, de lagere aan stelen en de bovenste om de bloemstengel.
Bloemaren zijn lang en smal, bladig en staan in trossen van 1-4 bij elkaar in juni tot september en vallen niet op.
Wortel is twee- of meerjarig.
Door zorgvuldig kweken is de wortel zoet en zacht geworden.
De zeebiet is onaantrekkelijk, maar de stichter van een grote familie. Dit door meer dan 2000 jaar cultivatie, selectie en kruisingen door de wind tussen de wilde en de tamme. Dit heeft geresulteerd in nuttige vormen die we nu eten of als veevoer of voor suiker kweken.
Ofschoon resten van biet ontdekt zijn in de derde dynastie te Sakkar in Egypte en vruchten ervan gevonden zijn in een Neolithisch gebied te Aartswoud is het moeilijk om te onderzoeken of dit wilde of gekweekte planten waren. Zohary en Hopf dat ze wel goed vermeld zijn en de eerste geschreven vermeldingen van de biet uit de achtste eeuw v. Chr. komen uit Mesopotami, de Griek Peripatetic Theophrastus schrijft later dat de biet vrijwel gelijk is aan radijs. Romeinse en Joodse bronnen wijzen er op dat ze al in de 1ste eeuw gecultiveerd werd in het M. Zeegebied als blad en waarschijnlijk ook als wortel. Alles wijst erop dat de cultivatie van de biet een paar eeuwen voor de christelijke tijd begon. Perzische tuinders begonnen al in historische dagen de biet te cultiveren vanwege de bladeren en speciaal om de lange stevige wortels die verankerd waren in het zand. Op het eiland Wight werd het nog lang als spinazie gegeten.
Beta aristophanes is als groente al vermeld door Plinius, Cicero en Galenus. Ze vonden het wel ongezond en alleen geschikt voor de magen van armen. Karel de Grote beval de teelt aan in tuinen en kloosters.
Een paar eeuwen geleden kwam de rode biet in cultuur, mogelijk vanuit Frankrijk, die wel gekookt werd en daarna gebraden, waarna het in dunne schijfjes werd gesneden en met azijn, zout, peper of gember gegeten. In Itali werden de rode en witte biet heet van de oven op de straat verkocht en gegeten met brood, boter en zout.
Gerard vermeldt dat hij de rode biet had gekregen van master Lete en dat hij vol was van een perfect purperen sap dat naar rood kleurt. Hij voegt toe dat de ҧreat red Bette or Romaine BeeteӠexcellent was met olie, azijn en peper.
Om snel azijn te verkrijgen werd wel gestampte rode biet drie uur lang in wijn geweekt, waarna de biet eruit werd gezeefd. Het zou dan, volgens de schrijver, weer wijn worden door er een koolwortel in te leggen.
Historie suiker.
Naar Plinius en Dioscorides was suiker al in de oudheid bekend. Het speelde geen belangrijke rol en werd meer gebruikt voor de artsenij. Door de Arabieren werd suiker verspreid. Suiker behoorde tot de 15de eeuw nog tot de apothekerswaren, ook al werd het al lang voor bakwerk en als genotmiddel gebruikt.
Een omkering bracht in 1747 de ontdekking van de Berlijner apotheker Andreas Sigismund Marggraf dat verscheidene inheemse planten suiker bevatte die gelijk was aan rietsuiker. Hij haalde suiker uit de zogenaamde suikerwortel, Sium sisarum, en uit de rode en witte mangoldwortel. Eerst 50 jaar later, in 1796, probeerde Achard die ontdekking in het groot te gebruiken. Met steun van de Pruisische regering zette hij de eerste suikerfabriek op. Het lukte hem in 1786 mangelwortels met een hoog suikergehalte te kweken. Dit eerste suikerbietenras werd gekweekt uit een Silezische witte mangelwortel en dit werd de stamvorm van de latere suikerbietenrassen. De eerste fabriek voor suikerwinning kwam met regeringssteun in 1802 te Kunern, Silezi, in werking en kwam tot winning van 2‑3% suiker, later werd het 7‑8% en nu 18%.
De jonge industrie had met veel moeilijkheden te kampen, maar kreeg echter onverwacht een geweldige steun door het continenttalstelsel van Napoleon, waardoor de invoer van suikerriet onmogelijk werd en de suikerprijzen tot fabelachtige hoogten stegen. Er werden in Nederland enige suikerfabriekjes opgericht. Na de val van Napoleon en de heraanvoer van suiker uit suikerriet kwam de bietencultuur volledig op de achtergrond en verdween in de meeste landen zo goed als geheel. Alleen in Frankrijk bleef ze met de steun van de overheid bestaan. In Nederland kwam de suikerbietenteelt omstreeks 1860-1870 door wijziging in de accijnspolitiek en het uitvallen van intensieve cultures als koolzaad en meekrap. De eerste suikerfabriek na de Napoleontische tijd werd in 1858 in Zevenbergen opgericht. Na aanvankelijke aarzeling breidde de bietenteelt zich in Nederland snel uit, terwijl de opbrengst in kg/ha steeg van 21.600 omstreeks 1865 tot 37.500 omstreeks 1950. Na de invoerstop van suikerriet in 1884 werd het een belangrijke cultuurplant. In verband met de deviezenpositie werd de bietencultuur na de tweede wereldoorlog door de regering aangemoedigd en bedroeg de beteelde oppervlakte in 1954 78.500ha. De suikerbietencultuur heeft zich over een groot gedeelte van de gematigde luchtstreek uitgebreid, maar is merkwaardigerwijs vrijwel alleen tot het noordelijke halfrond beperkt. Blijkbaar is het klimaat in de overeenkomstige gematigde luchtstreek op het zuidelijke halfrond niet geschikt door een minder goede regen- en warmteverdeling.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl